NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Deze Courant verschijnt dagelijks., behalve op Zon- en Feestdagen.
Prijs per Nummer 10 Cent.
ADVEBTEKTIEK:
Bureel: Sclieepmakerssteeg: 6.
Maandag 2 November 1885. N°. 257.
Uitgevers: Gebroeders Muré.
Stads-Berichten.
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
DB BOETVAARDIGE.
AB0^të!Ef8ERJT:
Voor Leiden, per 3 maanden1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60.
Van 16 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, h contant, zonder rabat, per regel 70.10.
199c Jaargang.
De BURGEMEESTER van Leiden;
Gezien art. 21 der Wet van den 4en De
cember 1872 Stblno. 134);
Brengt ter algemeene kennis dat in de nlge-
loopen week binnen deze gemeente 18 ge
tallen van Roodvonk zijn aangegeven en
dat geene lijders aan deze ziekte zijn overleden.
En geschiedt hiervan openbare afkondiging
door plaatsing in de Leiilsclie Courant.
De Burgemeester voornoemd,
DE KANTEIt.
Leiden, 31 October 1885.
De „Tochten door en praatjes over Lei
den in uitheemsch gezelschap'' zullen ditmaal
in plaats van Zaterdag Maandag voortgezet
worden. H.
STADSNIEUWS.
Het getal der in de Stedelijke Werk
inrichting opgenomenen bedroeg gedurende
deze week dagelijks van 40 tot 65 volwas
sen personen en 5 tot 10 kinderen.
Weldra zal een keuze worden gedaan
uit de sollicitanten naar de betrekking van
kapelmeester bij de muziek van het 4e reg.
infanterie te Leiden, ter vervanging van den
heer H. A. Grentzius, die met pensioen den
militairen dienst verlaat.
Naar het Vad. verneemt, heeft de heer
J. G. H. Mann, veel kans als zoodanig te
worden benoemd.
Op de algemeene vergadering der Ver-
eeniging „Uit Liefde", die gisterenavond in
het logement den Burg plaats had, is aldaar
door het bestuur de aanbesteding gehouden
van de levensmiddelen die gedurende het
winterseisoen zullen worden uitgereikt. Daar
voor was het laagste ingeschreven door: Z.
•Van der Mey de 5 hectogr. brood f 0.0 5 90,
T. J. Bots de liter gort f 0.10s°, J. P.
Fontein de 5 hectogr. rijst f 0.Ü550.
In n°. 43 van Eigen Haard treft men
de teekening aan van eene medaille, prij
kende met de wapens van burgemeesteren
van Leidenwaarvan dén in goud berust in
het Koninklijk Kabinet te 's Gravenhage,
voor rekening der stad vervaardigd ter ge
dachtenis der ruime inzameling op last der
staten-generaal in 1686 allerwege gehouden,
om in de behoeften der arme vogelvrijver-
klaarden te voorzien.
Die collecte had te Leiden plaats 5 De
cember 1685 en bracht op f 19789; den
28 Februari 1699 voor de arme Remon-
trantsche vluchtelingen te Leiden f 7276
en in Rijnland f5256 te zamen f 12532 en
den 10 September 1731 nog eens voor de
laatstgenoemden f 10676.
Het eerste concert in dit seizoen, door
de Maatschappij voor Toonkunst gisteren
avond in de Stads-zaal gegevenstelde het
publiek in de gelegenheid om kennis te
maken met een voor de meesten
nieuw orkest, nl. het Utrechtsche Svmphonie-
orkcst onder leiding van den heer C. Coenen.
De „achtste Symphonie" van Von Beet
hoven opende het programmahet „Allegro"
werd het best gespeeldterwijl daarentegen
het „Scherzando" juist het zoo noodige
piquante en fijne in de uitvoering moest
missen en het „Trio" zich eveneens niet in
eene zeer rustige en beschaafde wedergave
mocht verheugen. De houten blaasinstru
menten waren niet bizonder fraai van toon.
De klanksterkte der strijkinstrumenten is in
gunstige verhouding tot het overige gedeelte
van het orkest en over het algemeen is
duidelijk merkbaar dat het geheel goed in
elkaar zit en de bekwame orkestdirecteur
niet te vergeefs zijn krachten aan de leiding
ten beste geeft.
Evenwel gaf het niet altijd wat men kon
verwachten, de begeleiding in het Piano
concert van Chopinvoorgedragen door den
heer Enderle, was meermalen veel te sterk
en te ruw. Jammer dat de heer Enderle
zulk een ongeschikt instrument bespeelde,
het totaal gemis aan klank en gloed in zijn
spel kan ten minste daaraan worden toe
geschreven, slechts enkele passages waren
duidelijk hoorbaar, het grootste gedeelte
overigens kon men slechts zien spelen.
Een ware verkwikking was het bizonder
schoone concert van Handel voor strijkorkest,
dat uitmuntendzoowel door de solisten
de heeren Veerman, Van Adelberg en Bou-
man, als door het orkest werd uitgevoerd,
vooral het laatste gedeelte is een juweeltje
van breedheid van gedachte en instru
mentatie.
De „Einleitung zum Loreley" van Bruch
werd met veel warmte, maar wat haastig
afgespeeldhierop droeg de heer Veerman
het Viool-concert (a moll) van Vieuxtemps
voor. De heer V. kenmerkte zich als een
bekwaam violist met zeer goeden techniek
hoewel zijn spel niet onvoorwaardelijk „fijn"
kan worden genoemd. Het orkest begeleidde
niet zorgvuldig; de heer Coenen mag zich
wel wachten niet al te veel op zijn geheu
gen te gaan bouwen, in de begeleiding
van het Piano-concert zoowel als nuliet
het hem wat al te merkbaar in den steek.
De daarop volgende nummers uit de 2e
Suite van den heer Coenen boden veel be
langrijks bij veel middelmatigs, het „Menuett"
is zeker het beste der vier nummers, alle
hoofdinstrumenten zijn dankbaar door den
componist in deze suite bedeeld.
De heer Enderle voldeed in de door hem
voorgedragen vier kleinere nummers iets
beter dan in het concert, de klank der vleu
gel werd ten minste nu niet verzwolgen door
de geluidmassa van een orkest.
De „Academische Feestouverture" van
Brahms vormde een goed slot, zeer interes
sant is de onophoudelijke doorvoering der
beiue motieven, waarbij zich ten slotte het
„Gaudeamus igitur" aansluit.
Een ding moet ten slotte met alle ernst
worden verzocht, nl. om gedurende de uit
voering van eenig nummer niemand in de
zaal toetelaten; geneeren zich de achterblij
vers niet de aanwezigen en het orkest door
hun onvermijdelijk lawaai te hinderen, dan
moet hen op de meest practische wijze
niet-toelating tot de zaal aan het ver
stand worden gebracht, dat het genot van
het aanwezig publiek niet aan de belangen
van enkelen mag worden opgeofferd.
H.
Naar de N. R. C. verneemt heeft de
heer mr. J. O. H. Ramaer wegens redenen
van gezondheid bedankt als gouvernements
secretaris te Suriname. Daardoor is eene be
langrijke betrekking, aan welke eene bezol
diging van 9000 verbonden is, openge
vallen.
Naar het D. v. Z. en 's Gr. verneemt
is gebleken dat het uit LondeD ontvangen
telegramomtrent de ontdekking van den
ontvluchten veroordeelde Van Rijsselberghe,
van vertrouwbare zijde is ontvangen en dat
de Engelsche regeering verlof tot gevangen
neming heeft verleend, zoodat het te ver
wachten is dat v. R. spoedig hier weder
achter slot en grendel zal zitten.
Een grijsaard wist dezer dagen te
verhalen, dat het in 1816 negen maanden
aanhoudend geregend heeft, zoodat de veld
vruchten verrotten en er zoo weinig aard
appelen waren, dat voor een mud f 20 moest
betaald worden, wat natuurlijk niet velen
naar hun gading was. De meeste volks
klassen moesten zich voeden met meelspijzen.
(Maa
Sinds eenigen tijd loopt te Delftshaven
rond zekere B. de G.volgens zijne opgaaf
wonende te Sliedrecht en van beroep hout
handelaar in 't groot.
Bij den een verzoekt hij geholpen te wor
den aan een getrouwen knecht tegen een
weekloon van 20 gulden. De aanbrenger
van dien knecht zal 100 gulden belooning
ontvangen. Bij een ander vraagt hij land
te huur om hout uit zijne dennenbosschen
in Duitschland na kapping te kunnen opslaan.
Bij onderzoek blijkt dat hij te Rotterdam
nachtverblijf houdt in eene slaapplaats voor
10 cents per nacht, terwijl hij gisteren ge
heel zonder geld was. Hij is in het bezit
van brieven van Duitsche baronnen en groote
Nederlandsche houthandelaren.
Hij spreekt zacht, jammert over eene
zieke vrouw en kinderen, heeft een boersch
uiterlijk, is vrij lang, roodgerande oogen,
boersche kleeding en klompen. Men ver
moedt met een sluwen oplichter te doen te
hebben. (N. R. C.)
Naar men verneemtwas de zelfmoorde
naar in een hotel aan de Boompjes te Rot
terdamwaarvan wij gisteren spraken, een
gep. off. van gezondheid uit Ned.-Indië,
thans te Breda woonachtig en omstreeks 45
jaren oud. Daags na den dag, waarop de
zelfmoord plaats greep, moest hij in het
huwelijk treden. Maasbode
Omtrent den brand, die Woensdagnacht
te Amsterdam woeddekan nog gemeld wor
den dat de lijken der moeder en haar drie-
lal kinderen gevonden werden op de achter-
FEU1LLETON.
148.)
Wij zijn de aanbidders van het gouden
kalf. Alles voor het geld! Vraag maar aan
onze groote mannen of zij alleen voor de eer
werken
Nog eens, maak je scheepje weder vlot.
Geef aan juffrouw Latrade den titel van
markiezin, in ruil voor haar bruidschat.
Als je Aurora niet kunt vergeten, welnu,
blijf aan haar denken voor mijn part.
Afgesproken dus, niet waar? Van avond
nog stel ik je aan mijnheer Latrade voor."
„Maar
„Geen maren. Zul je komen
„Ik zal komen."
XV.
de man met de roode baard.
Het was twee uur. De vicomte stond op
om heen te gaan. Adrien ging met hem
te gelijk uit. Na den Pont-Royal te hebben
overgeloopennamen zij afscheid bij den in
gang van den tuin der Tuileriên.
„Je zult je ouden geldwolf gaan opzoeken
het ga je gezegend!" sprak de vicomte.
Adrien begaf zich onverwijld naar Vai-
donk, die in de rue des Bons-Eufants woonde.
Het was een volbloedige, kaalhoofdige,
oude heer, met voorover gebogen houding,
ingevallen vermiljoenkleurige wangen, glin
sterende doordringende oogen, nog kras voor
zijn leeftijd. Hij ontving den jongen man
als gewoonlijk, met een kruipende beleefd
heid.
Zonder er doekjes om te winnen deelde
Adrien hem het doel van zijn komst mede.
„Het spijt mij erg," antwoordde Vaidonk,
„aan uw verzoek niet te kunnen voldoen."
„Hoe, mijnheer Vaidonk! u weigert mij
die dertig duizend franken? Ik beloof het
u: het is de laatste keer, dat ik bij u zal
aankloppen."
„Ik schiet geen geld meer voormijnheer 1"
De jonge man werd zeer bleek.
„Mijnheer!" dus sprak hijeenigszins wei
felend „heb ik geen voldoende waarborgen
meer aan te bieden?''
«O, dat is de reden niet. Ik ken het
fortuin van mijnheer even goed als hij het
zelf kent."
„Beter, mijnheer Vaidonk."
„Welnu, stel u gerust, mijnheer! de een
of andere bankier kan u nog best een hon
derdduizend frankenzelfs op tweede hypo
theek voorschietenzonder voor zijn geld
bang behoeven te zijn."
„Ik kreeg een schrik, dit beken ik gul;
ik meende dat uw weigering zooveel betee-
kende als dat mijn geheele vermogen op
was."
„U zoudt alles kwijt zijnmijnheer mar
kies, en geen cent overhoudenals u genood
zaakt was over te gaan tot een gedwongen
verkoop of als uw onroerende goederen voor
schuld werden aangeslagen."
De jonge man voelde, dat een rilling hem
overviel.
„Maar aan dit uiterste zijt ge nog niet
toe," voegde de geldschieter er bij.
Tegen wil en dankspijt de herinnering
aan Aurora, dacht Adrien aan den bruidschat
van juffrouw Latrade.
„Mijnheer! ik loog niet," dus sprak hij,
„toen ik zooeven u verzekerdedat 't voor
de laatste maal was, dat ik om geldvragen
kwam. Mijn omstandigheden zullen verbe
teren daar ik eerstdaags ga trouwen."
„Ik wensch u geluk, markies! Ja, ja, u
moet trouwen."
„Zult u mij nu de dertig duizend franken
geven, die ik dringend noodig heb?"
„Ik had reeds de eer u te antwoorden,
dat ik geen geld meer voorschiet. Ik zie,
dat u een opheldering wacht. Welnu dan:
Langen tijd heb ik gearbeid; ik ben oud,
vermoejd, versleten; ik heb gevoelddat het
oogenblik voor mij was gekomen om rust te
nemen. Ik doe de zaken aan kant."
„Onmogelijk."
„Dat is zoo waarmarkiesdat gij niet
meer bij mij in het boek staat."
„Wat bedoelt u?" vroeg Adrien bleek
wordend.
„U weet, mijnheer, wat een handelaar
doet, die uit zijn zaken gaat. Hij zoekt
een opvolger, wien hij zijn heelen boel met
klanten en al overdoet. Welnu, mijnheer!
dat heb ik ook gedaan."
„Dus hebt ge dan mijn schuldbekente
nissen verkocht
„Daartoe had ik het recht. Nu ik rust
wilde gaan nemen en mij van alle beslom
meringen ontslaan kon ik wel niet anders
handelen."
„Maar dan ben ik verloren!" riep de jonge
man verbijsterd,
„Hoe zoo?"
„Omdat mijn nieuwe schuldeischer op
betaling zal aandringen."
Wordt vervolgd.)