NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
A e 0 rj ra E m E fd T
Prijs per Nummer 10 Cent.
Vrijdag 16 October 1885. N°. 243.
ADVERTENTIES:
Bureel: Sclieepmakerssteeg; 6.
Uitgevers: Gebroeders Muré.
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
DE BOETVAARDIGE.
135.)
Voor Leiden, per 3 maanden1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden
1.60.
Van 6 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, a contant, zonder rabat, per regel 70.10.
199c Jaargang.
stadsnieuws.
Eergisterenavond is door de politie in ar
rest genomen een meidgenaamd A. H.
die den tapper v. T. in diens tapperij, na
vooraf gaande ruzie met deze, met eene ka-
raft gevuld met drank eene verwonding aan
den pols en het hoofd heeft toegebracht.
Te dier zake is tegen haar proces-verbaal
opgemaakt.
Terzake bedelarij is alhier door de politie
proces-verbaal opgemaakt tegen twee alhier
niet te huis behoorende manspersonen, ge
naamd A. B. en G. J. Vervolgens zijn zij
naar de gevangenis te 's Gravenhage over
gebracht. Zij werden op aanwijzing van een
burger door de politie aangehouden.
U V I V K K I T K IT.-
Heden zijn aan de rijks-universiteit alhier
bevorderd: tot doctor in de geneeskunde,
de heer L. V. Hoog, geb. te Beesd, na
verdediging van zijn academisch proefschrift
getiteld: „Bijdrage tot het Ilistologisch
onderzoek van ruggemergssclerore", en tot
doctor in de godgeleerdheid, de heer I. M.
J. Hoog, geb. te Beesd, na verdediging
van zijn academisch proefschrift getiteld:
„De martelaren der hervorming tot 1566".
Blijkens een bij het departement van
marine ontvangen telegram, heeft Zr. Ms.
schroefstoomschip De Ruyler den 14den
dezer Point de Galle verlatenter voort
zetting der reis naar Oost-Indië. Aan boord
was alles wel. St-.Ct
De 24ste lijst van de 7e jaarcollecte
voor de scholen met den bijbel, bereikt met
de vorige opgave een totaal van 104,020.55,
bijeengebracht door 600 locale comité's, waar
onder nagiften van Noordwijk binnen ad
f 11, Nieuwveen 1.40, Oegstgeest f 1.
De heer J. W. W. C. Sieburghconsul-
generaal voor België te Amsterdamis tot
ridder der orde van den Nederlandsclien
Leeuw benoemd.
De West-Indiër bericht, dat proeven
of het product der hierheen gevoerde plan
ten van de Liberia-koffie met goeden uitslag
op Surinaamsehen bodem kan worden ver
kregen, op de Plantage Mon Trésor, van
de Nederl. Handelmaatschappij, met zeer
gunstigen uitslag bekroond zijn. Het blad
besluit hieruit, dat deze cultuur aldaar wel
eene toekomst zal kunnen hebben, en hoopt
dat de weg tot een nieuwe bron van be
staan hierdoor voor deze kolonie geopend,
door velen met goeden uitslag moge betre
den worden.
Aan het strand onder Wassenaar is
gisteren gevonden het lijk van een mans
persoon, blijkbaar uit zee aangedreven en
in vergevorderden staat van ontbinding ver-
keerende.
Door den majoor, garnizoenscomman
dant te Delft is gisteren herbesteed: de
levering van het benoodigde ligstroo ten
behoeve van het nachtleger te Delft van 1
November 18S5 tot 31 October 1886,
minste inschrijver de heer Montague te
Leiden a ƒ24.80 per 1000 kilogr.
Gisterenavond heeft te Botterdam eene
vrouw, wonende in de Paddengang n°. 10
aan het Haagsche veer, ernstige brandwon
den bekomen, doordien hare kleederen door
een omvallend petroleumtoestel in brand
geraakten. Na voorioopige geneeskundige
behandeling, is zij per ziekenwagen naar
het stedelijk ziekenhuis aan den Coolsingel
overgebracht, waar het bleek, dat zij niet
buiten gevaar verkeerde.
De pogingen van het hoofdbestuur der
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen tot
oprichting eener arbeidsbeurs zullen geen
voortga,ig hebben, nu het bestuur der Maat
schappij voor den werkenden stand te Am
sterdam besloten heeft die zaak tot stand
te brengen.
Een diamantslijper in de De Witten-
straat te Amsterdam bemerkte tot zijn schrik,
bij bet nazien van een kleedingstuk in zijn
woning, dat liern een bedrag van 30 aan
muntbiljetten ontvreemd was. Vermoedelijk
heeft de diefstal door insluiping plaats gehad.
Dinsdagavond omstreeks 7 uur werden
de bewoners van het Wijd van de Zaan zeer
verschrikt door angstig geroep om hulp. Het
werkvolk van de fabriek „De Vlijt" en de
vischhandelaar Goedhart van Zaandijk waren
spoedig met hunne vaartuigen ter plaatse
vanwaar het geroep kwam en ontdekten drie
mannen in de mast van een gezonken schuit.
Zij bleken te zijn de schipper met twee knechts
die van Wormerveer op Amsterdam varen.
Alle drie werden uit hun neteligen toestand
verlost, hoewel het eenige moeite kostte den
schipper te bewegen zijn mast te verlaten.
Men is bezig van de lading te lossen wat
men kan.
Van Terschelling schrijft men aan het
Hbl. dd. 12 October: Heden heeft aan onze
kust weder eene gebeurtenis plaats gegrepen,
waarop wij als Nederlanders recht trotsch
zijn. Bij stormachtig weder strandde in de
Gronden, nabij dit eiland, het Zweedscbe
barkschip Olaf, kapitein Olsen, met eene
lading halken van Sundsvall naar Harlingen.
Op de herhaalde noodseinen ging de redding
boot van West-Terschelling in zee, doch zij
kwam te laat, want kapitein Van der Wal,
van den stoomschelpenzuiger De Tijd, had
de equipage, uit 10 man bestaande, reeds
gered met zijn sloep, in vijf achtereenvolgende
reizen. Zulk eene redding bij een N. W. wind
en hoogst ongunstig weer en water, verdient
voorzeker eene bijzondere vermeldingwat
allen zullen toestemmen, die. maar eenigszins
met onze kusten bekend zijn.
De Tesselsche loodskotter no. 12 kreeg
gisterenmorgen huiten liet Westgat van Nieu-
weciiep eene stortzee over, tengevolge waar
van de scheepsboot verloren ging. Een der
opvarenden sloeg overboord en niet dan met
veel moeite mocht men er in slagen de
drenkeling van een wissen dood te redden.
Dinsdagnacht is te Vianen op de
schuit van een draaimolen de kas openge
broken en al het geld, naar men zegt dui
zend gulden, gestolen.
Gisteren werd voor de arr.-rechtbank
te Arnhem ten aanhoore van een talrijk en
uitgelezen publiek eene hoogst zeldzaam
voorkomende zaak behandeld. Het gold de
zaak van het O. M. contra P. v. A.apo
theker te Velp, beklaagd „dat hij denlöden
Juli jl. in zijne apotheek voorhanden had:
a. eene milligram balans, die onnauw
keurig was;
b. jodoform zonder opschrift aanwijzende
naar welk voorschrift het bereid is;
c. eenige ondeugdelijke geneesmiddelen,
terwijl hij bovendien een paar geneesmid
delen niet voorhanden had."
Bij den aanvang der zitting verzocht de
verdediger van den beklaagde mr. P. J. M.
L. Scheepes, voor alle punten, behalve het
onder b genoemde, verwijzing naar den be
voegden kantonrechter.
Na het getuigenverhoor en het requisitoir
van het O. M., strekkende tot toewijzing
van de vordering van den verdediger wat
punt c betrof en tot veroordeeling van den
beklaagde voor wat de twee overige punten
aangaat, tot twee geldboeten, ieder van
f 10 sobs, 3 dagen gevangenisstraf, nam de
verdediger het woord en trachtte aan te
toonen, met een beroep op den regel: „lex
posterior derogat legi priori", dat het onder
a genoemde punt, al ware het wettig en
overtuigend bewezen en strafbaar, wat
pleiter ontkende, het dan niet viel onder
art. 4 al. 1 der wet van 1 Juni 1865,
Staalsbl. 61, regelende de uitoefening der
artsenijbereidkunst, maar onder art 29 n°. 1
juncto art. 11 der wet betreffende de maten
gewichten en weegwerktuigen van den 7den
April 1869, Staalsbl. 57, en dus, eene
politie-overtreding zijnde, behoorde tot de
bevoegdheid van den kantonrechter.
Wat het onder b genoemde feit betrof,
volgens pleiter bleek uit het proces-verbaal
der geneeskundige commissie, dat er op be
doeld tijdstip in bedoelden winkel een fleschje
jodoform voorhanden was zonder etiquet.
Maar dit was een ander feit dan het bij
dagvaarding ten laste gelegde. Plet eerste
was strafbaar, ingevolge art. 6 al. 1, het
laatste was strafbaar ingevolge art. 6 al. 2
der wet, regelende de uitoefening der art-
senijbereidkunde. Het eerste was bewezen
maar niet ten laste gelegdhet tweede ten
laste gelegd, maar niet bewezen.
Maar al was het bij dagvaarding ten laste
gelegde feit bewezen, dan nog viel het niet
onder art. 6 al. 2. PI. stelde der recht
bank voor om bij den eersten apotheker den
besten een inval te doen, en men zoude
bevinden dat alle apothekers in overtreding
waren van art. 6 al. 2, en daarvoor was
volgens pleiter eene gegronde reden. Het
voorschrift waarnaar jodoform bereid werd
was onbekend en een geheim der fabrikanten
en nu meende pl. was niemand tot het on
mogelijke gehouden. Vandaar dan ook dat
van bedoeld geneesmiddel, dat in de Phar-
niaeopaea Neerlandica editio altera niet voor-
FEU1LLETON.
Met Aurora aan zijn arm, haar haast dra
gende, volgde de graaf mevrouw Delorme.
In het salon ontspon zich een levendig
ongezocht, aangenaam gesprek tusschen va
der en dochter, die naast elkander op een
causeuse gezeten waren. De graaf schepte
er behagen in de vragen, die hij tot zijn
dochter richtte, te vermenigvuldigen, en
Aurora antwoordde hem met een bevalligheid,
gemak en opgewektheid van geest, die zijn
bewondering steeds deden stijgen. Hij had
nog niet tot zich zeiven kunnen komen.
Altoos nog onder den indruk zijner groote
ontroeringwischte hij elk oogenblik de tra
nen af, die zijns ondanks zijne oogen ont
rolden. Hij beproefde niet zijne verrukking
te verbergen. De gloed van zijn blik, de
uitdrukking van zijn gelaat vertolkten het
geluk, dat hij smaakte.
„Ja, ja," dacht hij, „'tis een wonder!"
Hij had zijn dochter zooveel to vertellen
dat hij tot dusver niet aan de onderwijzeres
gedacht had. Aurora zelve, hoe ondankbaar!
was zoo vervuld met de blijdschapdie zij
gevoelde over het wederzien van haar vader
dat zij haar vergat, die zij haar „mamaatje"
noemde.
Maar toen hij onwillekeurig het kiudde
arme idioot, die hij een jaar te voren ver
laten had, vergeleek hij het schoone en ver
standige jonge meisje dat hij terug vond,
dacht de graaf aan de jonge vrouw, die dat
wonder gewrocht had, aan die mevrouw Du-
rand, welke hij nog niet kende.
Wat mevrouw Delorme voor hem gedaan
had, kwam in geen vergelijking bij hetgeen
mevrouw Durand voor zijn dochter had ver
richt. Zonder twijfel was hij de eerste dank
baar voor hare toewijding. Maar de andere
de andere? Hoe deze zijn erkentelijkheid
te betoonen? Welke woorden zou hij kunnen
bezigen om haar te danken? Hij vond ze
niet, de woorden, die in staat waren uitte
drukken wat hij gevoelde, in geen der ta
len, welke hij kende. Hij besefte, dat die
vrouw verdiende, dat hij voor haar neder-
kniekle.
„Waar is toch mevrouw Durand?" vroeg
hij eensklaps.
„O, 'tis slecht, 't is heel slecht, „ant
woordde Aurora op bedroefde toon, „dat ik
nog niet over mijn goede meesteres heb ge
sproken."
Mevrouw Delorme antwoordde:
«Zij voelde zich van avond wat vermoeid
en is naar haar kamer gegaan op het oogen
blik dat u aanschelde."
„Ik begrijp het al," sprak de graaf. „Zij
vreesde onbescheiden te zijnToch be
hoort zij tot de familie."
„Een tweede moeder is zij voor mij," zei
Aurora.
„Toen zij mij verliet," hernam mevrouw
Delorme, „heeft zij mij gezegd, dat zijniet
naar bed ging, en dat men het haar maar
moest laten welen, als u verlangde haar te
spreken."
„Ik ga haar halensprak Auroraen ijlde
naar de deur.
De graaf riep haar terug.
„Neen," sprak hij, „stoor van avond je
onderwijzeres niet, beste meid. Zij was ver
moeid. Zij heeft rust noodig. Ik zal haar
morgen spreken."
Het jonge meisje ging weder naast haar
vader zitten.
De Lasserre was zeer verlangend kennis
te maken met mevrouw Durand. Hij besefde
veel te goed wat hij aan de onderwijzeres
verschuldigd was om tot den volgenden dag
het onderhoud te willen uitstellen, dat hij
met haar wenschte te hebbenten einde
haar, voor zoover hij dit zou vermogen, de
gevoelens van erkentelijkheid, waarvan zijn
hart vol was, uit te drukken. Maar plot
seling was een gedachte bij hem opgekomen.
Hij begreep, dat, met het oog op hetgeen
hij tot de onderwijzeres in dat eerste onder
houd wilde zeggen, en ook om tegenover
haar minder belemmerd te wezen, hij haar
niet moest spreken in bijzijn van Aurora en
van mevrouw Delorme.
Men praatte nog een oogenblik. Daarna
stond de graaf op.
„Ik weet, dat je gewoonlijk tegen tien
uur naar bed gaat," sprak hij tot zijn doch
ter, „en straks zal de pendule twaalf slaan.
Je moet ergen slaap hebben.
„Neen, neen, papaatje! ik verzeker u,
dat ik in liet geheel geen slaap heb."
„Het zij zoo. Maar ik wil je niet beroo-
ven van de rust, die op je leeftijd zoo noo
dig is"
„Lieve vader, n weet, dat als ik wil, ik
heel moedig ben."
„Ik geloof, dat mijn lief hartje altoos veel
van haar vader houdt," antwoordde hij lachen
de, „en dat zij om bij hem te blijven, er
er niet aan zou denken om te gaan rusten
of slapen. Wordt vervolgd.)