NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. eze Courant verschijnt dadelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Donderdag 15 October 1885, N°. 242. ADVERTENTIES: Uitgevers: Gebroeders Muré. DE BOETVAARDIGE. ABONNEMENT: Voor Leiden, per 3 maanden1,25. Franco door het geheele rijk, per 3 maanden n 1.60. Prijs per Nummer 10 tent. Van 16 regels0.90. Elke regel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen, a contant, zonder rabat, per regel ƒ0.10. Rnreel: Scheepmakersstee»; t>. 199e Jaargang. .ii i 9 T A S W I E r W 8. Z. D. H. de bisschop van Haarlem heeft den eerw. heer J. F. G. Ruttenkapelaan der Petruskerk alhier, benoemd tot kape laan te Alkmaar, en tot zijn opvolger be noemd den eerw. heer C. Van Berckel, kapelaan te Ilillegom. Men schrijft ons: De meeste landlie den halen hun vee op stal, want op het liooge weiland is het niet veel beter gesteld dan op het lage. Zij, die daarmede dralen op hoop van droog weer doen zich veel schade, want het vee lijdt geweldig door de nattigheid of het wordt ziek. Op som mige plaatsen loopen de koeien tot de knieën in het water en had de poldermolen geen wind om steeds te kunnen malen, dan stond het weiland onder. Overal wordt het gras vertrapt, dat in den laatsten tijd in het geheel nog niet schraal was. Dat bij sooveel water duizenden veldmuizen ver dronken zijn is voordeel, maar dat is ook het eenige waarop de landman kan roemen. Troeg stallen en niet te ruim den hooiberg gevuld, is voor een winter van half Octo ber tot Mei ongeveer, geenzins bemoedi gend. Kwam er droogte en geraakte de polder uit het overtollige water, dan zou den sommige landlieden kunnen besluiten, een deel van de nu gestalde runderen nog in het weiland te sturen, want tijd gewon nen, is veel gewonnen. BIMENLA.NDSCHE BERICHTEN. De opbrengst van 's rijks middelen over de maand Sept. jl. bedraagt 10.439.493.11, tegen 9.6:26.626.93 in Sept. 1884. In de acht eerste maanden van 1885 werd ontvan gen 76.091.301.57 tegen 75.578.443 gedurende dezelfde maanden van het vo rig jaar. Blijkens een bij het departement van marine ontvangen telegramis Zr. Ms. schroefstoomschip der 1ste kl. De Tiuyter onder bevel van den kapitein ter zee jhr. T. E. De Brauw, den loden dezer te Point de Galle aangekomen. Aan boord was alles wel. St-.Ct Ook Delft werd met een bezoek van den gewaanden doctor vereerd, doch jammer voor hem, liep bij spoedig in de fuik. Na bij twee aldaar wonende doctoren zich te hebben aangemeld, voorgevende zijn por tefeuille te hebben verloren met geldswaarde, verhaalde hij verder naar Amsterdam te moeten reizen, ten einde als oculist, professor Moo- ren van Dusseldorf, behulpzaam te zijn bij eene belangrijke operatie van eene dame die volgens hem woonde aan de Keizersgracht te Amsterdam. De personen tot wie hij zich had gewend, schenen evenwel den seulist niet te vertrou wen, althans men gaf de politie van de zaak kennis, nadat een der doctoren den oplich ter ƒ2.55 voor reisgeld had ter hand gesteld. De directeur der Polyt. school bracht hij een bezoekvoorgevende bibliothecaris te zijn bij de universiteit te Dusseldorf; deze stelde hem eveneens eenig geld ter hand. De agenten van politie werden onmiddellijk met het opgegeven signalement van den „doctor" in kennis gesteld en spoedig ge lukte het, hem in handen te krijgen, juist op het oogenblik dat hij op het balcon van den tram stond, met het doel zich naar 's-Hage te begeven. Voor den commissaris van politie geleid, veranderde de „doctor" weldra in een steen drukker J. Van der V. genaamd, oud 34 jaar, geboren en wonende te Keulen. Hij bekende volkomen zijn schuld, waarom hij, na te zijn gehoord ter beschikking van de justitie naar 's Hage is overgebracht. Men, schrijft uit Monster aan het D. v. Z -II. en 'sGr.Aan de exploitatie der Westlandsche Stoomtramwegmaatschappij zou langzamerhand een vaste rubriek in uw blad te wijden zijn. Dat aan die exploitatie de noodige zorg wordt gewijd, is Zondag 4 October weder schitterend gebleken. Op de tram, die toen te 8.55 uren des avonds van 's-Gravenzande vertrok, grepen half weg tusschen die plaats en Monster ern stige ongeregeldheden plaats, tusschen eenige passagiers 2e kl. Een woordenwisseling sloeg spoedig over in een vuistgevecht, eerst tus schen twee personen doch spoedig tusschen al de zich in den waggon bevindende pas sagiers, zoodat zij eindelijk als een verward kluwen door en over elkander rolden. Door het stukslaan van een groote ruit liet de controleur de tram stilstaan. Toen ging het personeel der tram, bestaande uit een con troleur, twee conducteurs en een machinist op den 's-Gravenzandschen weg staan be raadslagen hetgeen echter tot geen einde scheen te lijden; althans na verloop van een groot kwartier reed men weer door, zonder zich de moeite te hebben gegeven om de vech ters uit de tram te verwijderen die trouwens in dien tijd hun twist hadden uitgemaakt. Te Monster echter begonnen de vechtlustigen opnieuw; doch nu was de politie spoedig bij de hand, om krachtdadig te protesteeren tegen dergelijke verstoring van de rust. Op verzoek van de Trammaatschappij moet van een en ander proces-verbaal zijn opge maakt. Er moet echter overtuigend zijn gebleken, dat de gemelde passagiers bij hun intreden in de tram te 's-Gravenzande reeds beschonken warenzoodat het schandaal ge heel te wijten is aan den conducteur, die öf slechte oogen had, öf goede oogenmaar deze slecht gebruikte. Met wat meer activiteit, wat meer tact, van de zijde van het trampersoneelhad dit ergelijk voorval niet kunnen plaats grijpen. De overige passagiers der tram veroordeelen eenparig de houding van het trampersoneel Aan de politie te Rotterdam is ken nis gegeven dat door iemand, die Duitsch en ook een weinig Hollandseh spreekt, en die voorgeeft de geneeskunde in Duitsch- land te beoefenen, onder voorgevens die bedriegelijk zijn voorgekomen, bij genees kundigen daar ter stede pogingen zijn ge daan om geld te verkrijgen. Het aanhoudende natte weder heeft een courant-opbrenger op de gedachte gebracht een paar met vilt gevoerde ijzeren schoenen voor den dag te halen en te dragen, welke door zijn grootvader, een smidin 1779 ver vaardigd zijn. Zij zijn niet zwaar en bescher men 's mans voeten uitmuntend. Maasb Uit Dordrecht wordt gemeld: Eenige sjouwerlieden moeten Maandagmiddag waar schijnlijk beneveld door den sterken drank door het te druk Maandaghoudeneen ge acht ingezetene te dezer stede op den Groe nendijk aangevallen en mishandeld hebben. De politie is met de zaak in kennis gesteld. Aan de N. li. C. wordt uit Sliedrecht geschreven, dat de mededeeling betreffende de gasquaestie niet geheel juist is. Wij lezen o. a. Twee flinke gasfabrieken hebben er hier nooit bestaan; 10 jaar geleden is de petroleum-gasfabriek moeten opgeruimd wor den omdat zij niet bestaan kon, wat juist geen bewijs van flinkheid is. De steenkolen- gasfabriek is al van ouden datum en nog nooit heeft men hooren beweren dat bet eene flinke gasfabriek is of ooit geweest is; anders ware er zekér geen tweede fabriek bijgekomen. Van sterven zal wel geen sprake zijn, daar onder de aandeelhouders en commissarissen van toezicht de eerste mannen des lands be- hooren. Door concurrentie der petroleum hebben zelfs groote gasfabrieken te lijden, hoeveel meer dan de kleine die het gas duur moeten verkoopen. Dat er meer gas ont snapt dan er verbruikt wordt, is onjuist; verleden jaar heeft het verlies bedragen pl. m. 40 pCt; dat is natuurlijk veel te veel, maar het kan bijna niet anders door het ongelijk zakken van den dijk. In het voormalige gebouw van he- Blindeninstituut te Amsterdam zal thans de heer Wertheim, in vereemging met eenige kunstvriendeneene doorloopende tentoon stelling van hedendaagsche kunst openen. Door de tegenwoordigheid van geest van den machinist werd, naar de A. C. meldt, in de stoomdiamantslijperij van den heer De Vries, in de Focke Simonstraat te Amsterdam, een groot ongeluk voorkomen. De stoomketel was te vol stoomsnel be raden sloeg hij de plaat van de afsluitkraan in stukken, waardoor voorkomen werd, dat ééne minuut later de geheele fabriek in de lucht sprong. G. W. C. te Utrecht, die op naam van mr. Van Persijn een tweetal brieven in het Nieuws van den Dag plaatste, werd gis teren door bet hof te Amsterdam veroordeeld tot 45 dagen celstraf. Zaterdagavond zijn op de Waal, tus schen Milligen en Nijmegen, drie lieden, werkzaam op een baggermolenin bet water geraakt en verdronken. Zij waren allen woonachtig te Nijmegen. Te Lichtenvoorde woonde eene moe der bij hare dochter indie geen van bei den tot de snuggersten behoorden. Eenige dagen geleden werd door een der buren aan het meisje gevraagd, hoe moeder liet toch maakte, daar zij in den laatsten tijd FEUILLETON. 134.) Eu met bezorgdheid vroeg zij zich af, welke reranderingen er in het buis zouden komen na de terugkomst van den vader. Op zekeren avond tusschen negen en tien 'tur, toen mevrouw Delorme, Aurora en de onderwijzeres, in het salon bij elkaar geze- aanstalten maakten om zich ter ruste te begeven, klonk eensklaps de schel der Toordeur. 'Hij is het!" riep mevrouw Delorme van laar stoel opspringende. „Mijn vader! Het is mijn vader!" juichte Aurora. De onderwijzeres werd zeer bleek, en baar hart begon hevig te bonsen. Zij zou zeker oiet hebben kunnen zeggen wat daarvan de leden was. De deur was geopend, en men hoorde bet geluid van voetstappen op de trap. De loetsier die de graaf van bet station bad gereden, droeg de koffer van den reiziger Daar boven. Gedreven door het vurig verlangen om haar vader te omhelzen, vloog Aurora, on danks de pogingen, van mevrouw Delorme om haar terug te houden, uit de kamer. De onderwijzeres was opgestaan. „Mevrouw!" sprak zij met een stem, die een weinig beefde. „Sta mij toe mij te ver wijderen." „Hoe! Wil u niet hier bij mij blijvenom mijnheer Delorme te ontvangen?" „Verschoon mij, ik voel mij een weinig vermoeid." „Ja, ik zie het, u is een beetje bleek." „En daarenboven, na de afwezigheid van een jaar, beeft mijnheer Delorme ongetwij feld veel te vertellen; ik wil u door mijn tegenwoordigheid niet hinderen. „U heeft misschien gelijk. Maar mijn heer Delorme zal u zeker willen zien en met u over Aurora praten. „Welnu! als mijnheer Delorme mij nog van avond wil spreken, zult u mij daaivan verwittigen. Ik zal niet naar bed gaan. Een oogenblikje rust op de canapé zal, hoop ik, voldoende zijn om mij wat op te knappen'" Op die woorden reikte zij mevrouw Delorme de hand, en als had zij gevreesd den rei ziger te zien binnentredenverliet zij ijlings het salon. Aurora was op haar vader toegesneld, toen de graaf den knecht gelastte om hem aan te dienen. Op het gezicht van zijn dochter, die zoo opgewonden hem te gemoet snelde en veel bevalliger en schooner was, dan toen hij haar verliet, wier voorhoofd straalde van geluken wier vriendelijke blik schitterde van teederheid, bleef De Lasserre roerloos staan. Hij zette groote oogen en hield die op Aurora gevestigd alsof hij weifelde haar te herkennen. Hoezeer mevrouw Delorme hem in hare brieven er op had voorbereid, was de graaf niet verdacht op zulk een verandering. En hij staarde zijne dochter met een diepe be wondering aan. „Herkent u mij niet?" vroeg Aurora met een zachte en trillende stem, de armen uit gestrekt, gereed om toe te schieten. „Mijn kind! mijn lief kindriep de graaf. Een snikdie hem in de keel bleef nok ken, smoorde zijn stem. Zijn armen, die zich geopend hadden, sloten zich om het kind heen, dat hij aan zijn borst drukte. Een oogenblik vernam men niets dan het geluid der gewisselde kussen. Daarop deden zich twee snikken hooren. Vader en dochter weenden van vreugde, terwijl zij voortgin gen elkander in de trillende armen te knellen. „O, beste vader!" sprak het jonge meisje met haar liefelijke en frissche stem, „hoe voel ik dat u mij bemint!" Die woorden werden gevolgd door een ver nieuwden vloed van kussen. De graaf bleef sprakeloos. Hij tvas zoo aangedaan, dat hij geen woord kon uiten. Evenwel had mevrouw Delorme eindelijk gemeend het salon te moeten verlaten om haar weldoener te gemoet te gaan. De graaf kuste haar op de beide wangen. Daarna vatte hij een harer handen en drukte die in de zijnen terwijl hij zachtjes dit woord slechts sprak „Dank u!" „U kunt hier niet blijven, vriendsprak mevrouw Delorme. „Daarenboven moet ge wel moede zijn. Uw kamer is in orde. Als gij wilt, zullen we u er heen brengen" „Ik ben volstrekt niet n:oê," antwoordde de graaf, „en ik zou met genoegen den nacht doorbrengen zonder er aan te denken eenige rust te nemen. Wezenlijke rust is het voor mij, bij u te wezen, u te zien, onze doch ter aan te staren, haar te omhelzen, met haar te praten." „Kom dan maar in het salon." {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1885 | | pagina 1