NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Beze Courant verschijnt dagelijks, behalve oj» Zon- en Feestdagen.
AB0!9f»E!»E»T:
ADVERTENTIES:
liiirecl: Schecpmakersstceo; 0.
Donderdag 27 Augustus 1885, N°. 200.
Uitgevers: Gebroeders Muré.
DE BOETVAARDIGE,
Voor Leiden, per 3 maanden1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60.
Prijs per Nummer 10 Cent.
Van 16 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, ik contant, zonder rabat, per regel 0.10.
199c Jaargang.
STADSNIEUWS.
Burg. en weth. stellen aan den ge
meenteraad voor, na gehoord te hebben de
betrokken autoriteiten, een eervol ontslag
op hun verzoek ie verleenen aan de heeren
J, C. Van Waalwijkals 2en onderwijzer
aan de school der 2e klasse voor jongens
en meisjes, en M. Van der Boon uit zijne
betrekking van onderwijzer 3e kl. aan de
openbare school der 3e klasse n°. 1.
De commissie van financien bericht aan
den gemeenteraad, dat de in hare handen
tot onderzoek gestelde verantwoording van
bur", en weth. van de inkomsten en uit
gaven dezer gemeente, tot geene bedenkin
gen beeft geleid. Zij bedraagtontvangsten
(866,207.80 uitgaven 703,711.60slui
tende mitsdien met een batig saldo van
/"102,49(i.l4. Voorts stelt genoemde com
missie voor goed te keuren de rekeningen
ran het R. K. "Wees- en Oudeliedenhuis
ran het R. K. Armbestuur, van het Ned.
Israel. Armbestuur, van het H. G. of Arme
Wees- en Kinderhuis en van Vrouwen Kraam-
moeders, allen over het jaar 1S84.
Met 1° October aanst. zal van de
Kweekschool voor Zeevaart alhier ruim een
100-tal jongens naar elk der opleidings-
schepen Anna Paulowna en Admiraal van
lfauenaer worden overgeplaatst.
BIHNENLANDSCHE BERICHTEN.
Met het stoomschip ZuidhoUand zal
29 Augustus aanstaande 's namiddags ten
1 ure een brievenmaal worden verzonden
ait Rotterdam naar Padang en Batavia.
Aan het D. v. Z.-H. en 's Gr. wordt
medegedeeld, dat, naar aanleiding van het
arrest van den hoogen raad van 10 April
1881, betreffende de toepassing van art. 774
van het Wetboek van Koophandel, met be
trekking tot de belegging van gelden op
prolongatie, bij den minister van justitie
het plan bestaat een wetsvoorstel aanhangig
te maken tot wijziging van bedoeld wets
artikel, in meer onbekrompen zin.
De Afrikaansche koning Massala en
de zijnen zullen naar den Congo terugkeeren
met liet stoomschip Afrikaan, datden29en
dezer uit Rotterdam vertrekt.
Met hetzelfde stoomschip vertrekken o. a.
de onlangs benoemde onder-gouverneur van
den Congo-staatde heer Janssens, alsmede
de directeur-generaal der Nederlandsche han-
delsfactoriën aldaar, de heer De Bloeme.
Men schrijft aan het D. v. Z.-II. en 's Gr.
Door den grooten voorraad van het oude
fabrikaat en weinig vraag, zal reeds deze
en de volgende week een groot aantal steen
fabrieken langs den Rijn en IJsel met het
vormen van steenen ophouden. Een groot
aantal werklieden en kinderen komt daar
door zonder werk.
De gewezen agent van politie v. L.
te Delftshaven, is gisterenochtend door de
rijks-politie aangehouden en overgebracht
naar de cellulaire gevangenis te Rotterdam.
Van L. wordt verdacht, eenen man in de
Pietheinstraat eene wonde op het hoofd te
hebben toegebracht, waaraan deze zou zijn
overleden.
Men meldt uit Schiedam aan de
N. R. U -.
Een viertal werkliedenwaaronder 3 Hage
naars en 1 Amsterdammer, naar deze ge
meente gekomen met het doel hier of in
het naburige Vlaardingen werk te zoeken
bevonden zich eergisterennamiddag aan het
station van den Holl. spoorweg alhier.
Behalve het zoeken naar werk, schenen
zij ook aan Bacchus geofferd te hebben;
één hunner ten minste gaf daarvan het
duidelijk bewijs, door liet voortdurend sarren
en hinderlijk zijn aan den daar aanwezigen
conducteur van een der wagens van den
oinnibusdienst op Vlaardingen. De agent
van politie 2e klasse Meijers vermaande hem
daarom zich bedaard te houden, weikever-
maning echter door scheldwoorden en be-
leedigende uitdrukkingen werd beantwoord,
zoodat de agent hem aangreep, om hem
naar het politiebureau te voeren.
Zoodra zijne kameraden dit zagen, wilden
twee hunner hem ontzetten, waarop eene
worsteling lusschen drie hunner en genoemden
agent ontstondwaarbij deze laatste tegen den
grond werd geworpendeerlijk mishandeld
en hem door één hunner zelfs een gedeelte
van zijn langen baard werd uitgetrokken.
Gelukkig dat eenige beambten van het station
onmiddellijk toeschoten en den agent te
hulp kwamen, anders zou zijn leven zeker
in gevaar zijn geweest. De woestelingen
lieten echter niet af, zoodat de agent tot
zelfverdediging zich genoodzaakt zag van
zijn sabel gebruik te maken en daarmede
één hunner een vrij belangrijke wond aan
het hoofd toebracht, hetgeen ontzag in
boezemde.
Krachtig geholpen door de spoorwegbe
ambten, mocht het den agent vervolgens
gelukken den meest opgewondene van het
edele drietal het allereerst naar het politie
bureau over te brengen waarop ook de beide
anderen en de vierde, die slechts toeschouwer
schijnt gebleven te zijndaarna door de politie
in verhoor zijn genomen. Zoowel de houding
van Meijers, die zich tot het laatste oogen-
blik moedig en flink gedroeg, als de krachtige
steun dien de spoorwegbeambten aan tie
politie verleenden, verdienen een woord
van lof.
Zij zijn gisterennamiddag naar de gevan
genis te Rotterdam overgebracht.
In den Alblasserwaard zat een gezel
schap van vier of vijf boeren, waaronder
één die niet al te snugger was. Er werd
afgesproken, dat men loten zou, wie inliet
water geworpen zoude wordenen daarbij
zou gezorgd worden, dat den onnoozele het
lot te beurt viel. De loting had plaats,
en toen de onnoozele de aangewezen per
soon bleek te zijn, werd hij werkelijk door
een der boeren in het vrij breede en diepe
water geworpen. De lafaards lachten, toen
de drenkeling alle pogingen aanwendde om
aan land te komen, hetgeen hem eindelijk
gelukte, liet gevolg van de „grap" was
echter, dat de man eene hevige bloedspu
wing kreeg en in zeer bedenkelijken toe
stand verkeert.
De manoeuvres om Ilellevoetsluis zijn
begonnen. Z. M. stoomschepen Bvjfel en
Marnix stellen den vijand voor, die het
Goereesche Zeegat wil forceeren en zal
trachten te landen, indien hij daarin door
de grenadiers en de vesting-artillerie niet
wordt verhinderd. De troepen maken een
uitstekenden indruk.
Maandagavond reed te Amsterdam een
heer in een open rijtuig door de Damstraat,
om achterover geleund op zijn gemak het
gejoel eens in oogenschouw te nemen. Een
der woelgeesten, op's mans puntknevels wij
zende, riep: „Kaik jongens, 't is net Na
poleon!" Nauwelijks had hij dit gezegd,
of het rijtuig werd omsingeld en de ver
meende Napoleon werd gedwongen uit te
stappen. Dit ging echter weêr niet zonder
een opstootje gepaard, zoodat de politie
den koetsier gelastte door te rijden. Deze
riep: „ja, maar ik moet eerst mijn men
heer hebben!" „Geen praatjes", heette
het daarop, „rijd door!" De man moest
gehoorzamen, maar hij deed het noode. 't
Was dan ook hard het loon voor den rit
en den drinkpenning op eens te moeten
missen! (W. v. d. D.)
Te Amsterdam kwam eergisteravond
omstreeks half elf de bendedie van den
Dam naar de Jordaan was getrokken, door
de Willemstraat in de richting van de Oranje
straat. Uit verschillende uitdrukkingen
vooral van de zwakkere sekse, kon men ver
nemen, dat men in dat gedeelte van de stad
in het geheel niet is ingenomen met deze
demonstraties van de socialen. Dit gaf reeds
aanleiding tot kleine botsingen.
Onderwijl waren een twaalftal politieagenten
toegesneld, die van de Brouwersgracht af
de deelnemers aan den optocht, waarvan
het hoofd reeds de brug naar de Oranje
straat had bereikt, in de flank vielen. Met
den blanken sabel in den vuist stortten zij
zich op de menigte, die in een onbegrij
pelijk tohu-bohu over elkander rolde, in
dolle angst en naar alle zijden een goed
heenkomen zoekende.
Een aantal bewoners van de Willemstraat,
die in 't geheel niet gesticht zijn door die
nachtelijke demonstraties „de menschen
moeten weer vroeg aan het werk en de
kinderen naar bed", zei ons een vriendelijk,
aanvallig huismoedertje verdreven met
stokken gewapend de vluchtelingen uit de
verschillende „gangen" waarin zij bij tien
tallen hun heil hadden gezocht.
Dank zij het krachtig optreden van poli
tie en bewoners der straatwas deze weldra
tot de rust teruggekeerd. Uit goede bron
weten wij dat de „Willemstraters" deze
dwaze optochten, waarvan liet grootste ge
deelte uit nieuwsgierigen en leegloopers
bestaat, niet meer zullen dulden, en zoodra
een optocht georganiseerd door de verkoopers
van Recht voor Allen zich aldaar met de
FEUILLETON.
97.)
En als ik mijn hart met zoete vreugde
vervuld en volop de liefkozingen van mijn
kind genoten had hervatte ik mijn zwerf
tochten. Ik was gezond, maar het gelukte
mij niet de vergetelheid te vinden, en mijn
vil was nog sterk genoeg om mij van de
sombere gedachten en nare denkbeelden te
bevrijden.
«En die sombere gedachten en nare denk
beelden, hebt je die nog?" vroeg Van Ossen
°P treurigen toon.
«Ja. Maar daartegenover staat het geluk,
bet mij mijn dochter schenkt. Als ik haar
aanschouwals ik naar haar luister, als ik
baar glimlach zie, wordt mijn geest weder
nelder, en schijnt het mij toe, dat ik de
heerschappij over mij zeiven herneem.
«Heb je mij niets te zeggen over de gra
vin De Lasserre?"
i/Waarom wil je dat ik nog over haar
spreek? Wat wensch je te weten?"
»Wat je zelf weet."
Een wolk overtoog De Lasserre's voorhoofd.
„Zooals je ziet Paul!" hernam Van Ossen,
„deel ik hartelijk in je smart en ik beklaag
je uit het diepst van mijn ziel. Je was er
op gesteld mij je onmetelijk ongeluk te
doen kennenveroorloof mij dus wat veel-
eischend te zijn en je te zeggenlk moet
alles weten. Paul! de ongelukkige gravin
De Lasserre verdient ook medelijden. Je
kunt mij het gevoel, dat zij bij mij opwekt,
niet ten kwade duiden. Die arme vrouw boe
zemt mij belang in. Weet je niet wat zij
gedaan heeft, wat er van haar geworden is,
na het hevige tooneel in de villa?"
„Ik weet niet wat er tusschen haar en
haar minnaar is voorgevallen. Maar op den-
zelfden dag, waarschijnlijk tengevolge van
een twisthebben zij gebroken en heeft de
gravin de villa verlaten met het. vaste plan
mij na te zetten en te beproeven Lucie mij
weder af te nemen."
„Ah! dat dacht ik wel," sprak Van Ossen.
Een bittere glimlach trok de lippen van
den graaf samen. Hij hernam
„In de onderstelling, dat ik weder naar
Nice vertrokken was, dacht zij zich terstond
naar die stad te begeven. Maar het toeval
voerde haar in het hotel, waar ik te Mentone
afstapte, en een onbescheiden knecht ver-
I telde haar, dat ik naar Vintimille vertrok
ken was. Zij overnachtte te Mentone in het
hotel en begaf zich den volgenden ochtend
naar Vintimille.
Drie weken later vernam ik dat uit den
mond van den Italiaanschen koetsier, van.
wien ik u reeds gesproken heb, toen ik te
Nice terugkwam om mijn koffers te halen,
die ik aan het station had laten staan.
Daar ik w ilde weten wat de gravin in Italië
gedaan, en welken weg zij ingeslagen had,
liet ik daaromtrent inlichtingen inwinnen.
Te Vintimille gelukte het haar te ont
dekken, dat ik des morgens vroeg veitrok-
ken was naar Genua. Zij dacht ongetwijfeld
dat ik mij in die stad zou ophouden. Want
zonder tijd te verliezen, begaf zij zich op
weg naar Genua, vast geloovendedat zij
mij op het spoor was. Na mij daar vruch
teloos vele dagen lang gezocht te hebben,
begreep zij zeker, dat zij de dwaze hoop van
haar dochter terug te vinden moest opgeven.
Ontmoedigd verliet zij toen Genua. Men
kon mij niet zeggen in welke richting zij
vertrokken was, maar ik heb alle reden te
geloovendat zij naar Fraukrijk terugge
keerd is."
Arme vrouwsprak de Hollander zaclit-
kens,
„De gravin De Lasserre was niets meer
voor mij", dus ging de graaf voort. „Maar
toen ik mij met haar bezig hieid, toen ik
trachtte te weten te komen wat er van haar
worden zougaf ik gehoor aan een gevoel,
dat in mij luider sprak dan de toom.
Zekerlijk had ik haar niet meer lief; ik
kon de onwaardige vrouw niet meer liefheb
ben. Maar het verbaasde mij dat ik geen
haat in mijn hart tegen haar ontdekte. In
tegendeel, ik vond daarin een diep mede
lijden. Daarenboven, zij droeg mijn naam;
zij is de gravin De Lasserre: ik kon en ik
wil nu nog niet vergeten dat zij de moeder
is van mijn dochter. Toen ik vernam dat
zij plotseling haar minnaar verlaten had,
vroeg ik aanstonds: Wat gaat zij doen, de
ongelukkige? Wat zal er van haar worden
De gravin had, gelijk ik je gezegd heb,
het huis verlaten, slechts met eenige honder
den franken, zonder een enkel barer juweelen
mede te nemen. En hoe zuinig zij was, na
de kostendie zij in Italië had moeten ma
ken zou zij spoedig zonder eenige middelen
geweest zijn. lk voelde dat het mijn plicht
was haar een onafhankelijk bestaan te bezor
gen, hetzij door haar een jaarlijksche toelage
te verzekeren, hetzij door haar een kapitaal
te schenken, dat zij zelf kon behecren.
Wordl vervolgd.)