NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Deze Courant verschijnt da gelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
ABOül'EfüEWT:
Prijs per Nummer 10 t ent.
Woensdag 12 Augustus 1885. N°, 187.
AOVERTENTIEN:
Bureel: Schcepmakerssteeg 0.
Uitgevers: Gebroeders Muré.
stadsnieuws.
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
DE BOETVAARDIGE.
Leidsche Courant
Voor Leiden, per 3 maanden1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60.
Van i6 regels0.90.
Elke regel meern 0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, h contant, zonder rabat, per regel f 0.10.
199° Jaargang.
In het café „Zomerlust" vierde giste
renavond de afdeeling Leiden van bet „Me-
talen Kruis" feest. De oud-strijders van 30
hadden zich in de met bloemen en planten,
vlaggen en banieren smaakvol versierde zaal
vereenigd, teneinde de roemrijke dagen van
Augustus feestelijk te herdenken. Velen,
waaronder de leden der zangvereeniging
„Odéon", vertegenwoordigers van „Pugno
Pro Patria", en „Door Vriendschap ver
eenigd" hadden aan de uitnoodiging tot bij
woning en opluistering van het feest gevolg
gegeven. Een talrijk publiek bezette dan ook
de zaal en gedurende een groot deel van den
avond den tuin, waarin de lommerrij ke boomen,
slingersgewijs door lampions verbonden wa
ren. Jammer dat de regenbuien bet natuur
genot, hetwelk velen smaakten, wreed stoor
den. Het gemis van het natuurgenot werd
evenwel ruimschoots vergoed door dat der
kunst. De heeren C. A. BontenS. Prinsen-
berg en J. Noest kweten zich van hun
taak op zeer verdienstelijke wijze. Voor
de door hen uitgevoerde nummers vielen
hun dan ook daverende toejuichingen ten deel.
Toeu de pauze geëindigd en de duisternis
was ingevallen, werd door den geachten
voorzitter, den heer H. A. Van Ingen Schenau
de feestvergadering in de helder verlichte
zaal met een van warme vaderlandsliefde
getuigende rede geopend. Na het gebrui
kelijk welkom allen te hebben toegeroepen,
het bestuurslid den heer Bomli te hebben ge
luk gewenscht met zijn herstel en den heer
Dorsman met zijn vijftigjarig huwelijksfeest,
dankte hij den eereleden der vereeniging
voor het fraaie schild (vervaardigd door den
heer Van Staveren te Gouda) den oude sol
daten geschonken. Dit schild, een „hulde
aan de oud-strijders van 1830 en 1831"
was voor hen een schoone verrassing ge
weest. Zij, de jongeren, bewezen hierdoor
opnieuw, hoe hoog het kruis bij hen in
eere stond. Spreker schetste, hoe voor 54
jaren twee volken, weleer vereenigd, elkaar
te vuur en te zwaard vervolgden. De tijden
waren veranderddie volken zijn thans weer
verzoend. Maar wie zal het laken, dat die
roemvolle dagen herdacht worden. Ging
onze beminde koning zelfs niet voor, toen
hij het onsterfelijk monument, gewijd aan
moed en burgertrouw, in Neerlands hoofd
stad oprichtte. Zoolang nog een Metalen
Kruis zal gedragen wordenzullen die dagen
in dierbare herinnering blijven. Want toen
het langverbeide woord „Voorwaarts" door
de koninklijke lippen was uilgesprokentoen
toonde het Nederlandsche leger, dat van
hun de oud-vaderlandsche moed nog niet
geweken was. Het leger onder aanvoering
van den dapperen Prins van Oranje drong,
na verscheidene steden en dorpen veroverd
en twee legers verslagen te hebben zege
vierend door België. Maar onze verdere
zegetocht werd gestuit door een machtig
Fransch leger onder bevel van den maar
schalk Gerard. Om bloedvergieten te voor
komen werd er wapenstilstand gesloten en
de terugtocht begonnen. Oud-Neerlands
roem was echter gehandhaafd.
Deze met groote belangstelling gevolgde
historische schets werd besloten met een
„Leve de Koning en zijn huis; Heil ons
dierbaar Vaderland".
Dat allen met deze kreet instemden, be
hoeft nauwelijks vermelding.
Hoeveel sympathie deze wakkere strijders
van vele zijden mochten ondervinden, blijkt
uit de medewerking, die zij tot verhooging
der feestvreugde ontvingen. De reeds meer
malen gunstig besproken zangvereeniging der
onderofficieren „Odeon"de heeren De Boer,
en Hoogekamp, gene door de voordracht
van een gedicht „Voorwaarts, deze door het
zingen van een lied Mejuflrouw Gunther en
de heer Weimar door de opvoering vaneen ko
misch stukje en last nol least de heer Luppes
met zijn recitatie van „Het Zoutvat": zij allen
beijveren zich den feestavond tot een zeer ge-
noegelijken te maken. En dat hun dit volkomen
gelukte bewezen de vele toejuichingen en
terugroepingen.
Voordat wij dit verslag eindigen, rekenen
wij het ons tot een plicht het geacht bestuur
dank te zeggen voor de hoogst vriendelijke
ontvangst ons ten deel gevallen.
Jl. Zaterdag zijn door de politie al
hier aangehouden drie jongens, die zich aan
diefstal van peren uit een boomgaard onder
Zocterwoude hadden schuldig gemaakt.
Tevens is het der politie alhier gelukt
de hand te leggen op eene jeugdige dieven
bende, bestaande uit 8 jongens van 11 tot
17 jaar oud, waarvan één jl. Zaterdagavond
door een winkelier op de Aalmarkt op kee
terdaad werd betrapt, welke knapen des
avonds uit verschillende winkels eetbare
artikelen wegnamen en, na den inhoud op
gegeten te hebben, de doozen, bussen en
kistjes vernietigden of wegwierpen. Op die
wijze hadden zij den bestolene reeds een
niet onbelangrijk nadeel berokkend.
Gisterenmorgen werd de horlogemaker
P., aan den Nieuwen Rijn, gewaarschuwd,
dat een der ruiten van zijn winkelraam
waarvoor geen blinden geplaatst waren,
verbroken was. Ofschoon een groot aantal
artikelen daarachter geborgen waren, bleek
het bij 't nazien daarvan evenwel dat slechts
één heeren zilveren en één dames gouden
horlogebenevens een nikkel ketting ver
mist waren. De nummers der horloges zijn
respectievelijk 3771 en 2781.
Naar men verneemt is onze veelge
achte stadgenoot de heer J. Godefroy, or
ganist van de Pieterskerkdoor hevige
koortsen in een toestand van verzwakking,
die voor zijn behoud bekommering wekt.
Op 12 Augustus verjaart de veldslag
bij Leuven en den tiendaagschen veldtocht
van 1831 toen de garnizoensdienst te Lei
den werd vervuld door het corps vrijwil
lige rustbewaarders, waarvan nog in leven
zijn de onderofficieren A. De Mare en P.
Venker.
Het programma der feestelijkheden
voor de viering van het honderdjarig be
staan van het Genootschap Mathesis Seien-
tiarum Genitrix op 17 en 18 September
aanstaande is door de commissie van oud
leerlingen vastgesteld en bestaat uit feeste
lijke optochten van de oud-leerlingen en
tegenwoordige kweekelingen van Zomerzorg
naar de Stads-Gehoorzaal en na de plech
tigheden aldaar naar Musis Sacrumeen
tooneelvoorstelling in den Leidschen schouw
burg door het bestuur van het Genootschap
aangeboden en den volgenden dag een rij
toer, matinée musicale en feestmaaltijd,
ook voor de leden die daaraan wenschen
deel te nemen.
De minister van financiën maakt be
kend dat het saldo van 's rijks schatkist op
8 dezer bedroegbij de Nederlandsche Bank
19,369,342.62 en bij de betaalmeesters
ƒ1,614,429.44. Te zamen 20,983,772.06.
De minister van staat, minister van
binnenl. zaken brengt ter algemeene kennis,
dat de verzamelingendie te zamen het
Rijks-Ethnographisch Museum te Leiden
vormen, voor het publiek geopend zijn als
volgt: de verzameling in het gebouw aan de
Hoogewoerd des Maandags en Vrijdags van
des middags 12 tot des namiddags 4 uren;
de verzameling in het gebouw aan het Ra
penburg des Dinsdags, Donderdags en Za
terdags van des middags 12 tot des namid
dags 4 uren; het terrein gelegen nabij de
Sterrenwacht, alwaar de Óóst- en West-
Indische huizen zijn geplaatst, des Woens
dags van des middags 12 tot des namiddags
4 uren.
De Fransche pakketbooten zullen op
de reis van Marseille naar Indië, tijdelijk
Napels niet meer aandoen. Dientengevolge
zullen de met die booten-over te brengen
brievenmalen voor Nederlandsch-Indië,
Britsch-Indië, China en Japan, tijdelijk te
Marseille moeten worden aan boord genomen
waartoe zij; te beginnen met Vrijdag 14
dezer, zullen verzonden worden des Vrijdags
om de veertien dagen met den trein van
5.20 's avonds uit Amsterdam naar Ant
werpen.
Ten gevolge van het besmet verklaren
der haven van Marseille zullen de stoom
schepen der maatschappij „Nederland" tij
delijk Genua in plaats van Marseille aan
doen. Het tijdstip van verzending uit Ne
derland der door die stoomschepen onder
weg aan boord te nemen brievenmalen voor
Nederlandsch-Indië ondergaat daardoor even
wel geene wijziging.
De Sic. van 11 dezer bevat het ver
slag der commissie van 1884-1885 heiast
met het afnemen van het practisch examen
van apotheker.
De Haagsche correspondent van de
Pr. Gr. C. schrijft: Onze minister van finan
ciën moge ook op het Binnenhof in zijne
replieken tot heden niet schitteren, zijn
antwoord aan de sociaal-democraten ter
audiëntie was daarentegen zeer origineel en
vermakelijk. Het bestuur dezer vereeniging
FEUILLETON.
84.)
„Mijn dochter, mijn kind 1" sprak de grijs
aard buiten zich-zelven. „Keer terug tot
je bewustzijn! Ik ben het, je vader, die
je in ziju armen houdt en tegen zijn horst
knelt!Oik smeek je, mijn lieve engel
open de oogen, luister naar mij, antwoord
je vader! Je hebt niets meer te vreezen;
ik ben thans bij je om je te beschermen,
om je te verdedigen 1 Omijn dochter
hoort mij niet meer;hare oogen blijven
geslotenhaar hart heeft opgehouden
te kloppenzij is stijf als ijs zoo
koud Mijn Godmaar zij is dus dood
dood!...."
Hij sloeg een waanzinnigen blik in het
rond, en ontwaarde den markies.
„Jij nog hier!" riep hij met een verschrik
kelijke stem. „Voort van hier! Is het om
■oijn smart te bespotten, dat je je slacht
offer daar blijft staan beschouwen? Maar ga
dan toch heen! ga heen!"
En daar Adrien onbewegelijk bleef staan,
li hij niets gehoord had, brulde de ramp
zalige vader van toorn, en terstond daarop
richtte hij zich overeind, en sprong op den
jongen man toe.
Maar eensklaps wierp zich een nieuwe
persoon, die tot op dat oogen blik op den
achtergrond gebleven was, in de schaduw
verscholentusschen den markies en Aurora's
vader.
„Hou op!" voegde hij den laatste opeen
toon van gezag toe. „Waartoe zooveel toorn?
Wees kalm. Bemoei je met dien jongen
man niet. Denk alleen aan je dochter,,,
„Hij heeft haar misschien gedood. O, als
zij sterft zal ik haar wreken!"
„In de eerste plaats, zie haar te redden."
Zich daarna tot Adrien wendende, sprak
de onbekende tot hem:
„U is misschien de oorzaak van een on-
herstelbaren ramp, mijnheer! U moet niet
langer blijven in tegenwoordigheid van dien
ongelukkigenverbitterden vader. Verwij
der u."
De jonge man zuchtte
„Ik zweer u, mijnheer! dat ik mij niets
te verwijten heb," antwoordde hij „als ik
schuldig ben: dan is het geheel buiten mijn
weten."
„Ik geloof u, maar gij zult dit den vader
van juffrouw Aurora niet aan het verstand
brengen."
„Ik ga heen, mijnheer! Maar ik wil niet
vertrekkeu zonder u te zeggen wie ik ben."
„'t Is Overbodig. Ik ken u."
„Kent u mij?"
„Ja gij zijt markies Adrien De Verveine."
De jonge man kon een gebaar van ver
rassing niet bedwingen en beproefde de trek
ken van den persoondie met hem sprak
te onderscheiden. Maar in de duisternis
was het hem niet mogelijk diens gelaatdat
daarenboven verborgen was onder den breeden
rand van een vilten hoedte zien.
De onbekende had Adrien stillekens hui
ten den tuin weten te troonen.
„Markies," zeide hij, „wilt ge mij toe
staan u een raad te geven?"
„Ga uw gang, mijnheer!"
„Komt nooit op la Cordeliére terug."
„Nooit?"
„Ja. Want het is geen ijdele bedreiging
die Aurora's vader heeft gedaan. Hij denkt
niet als ieder. Dat heeft zijn redenen, die
ik u niet heb te doen kennen. Maar geloof
mijgij zoudt u aan een groot gevaar bloot
stellen als gij in strijd met zijn plannen of
denkbeelden handeldet."
Alzoo ontzegt gij mij zelfs het recht naar
juffrouw Aurora's gezondheid te komen ver
nemen
„Ik hoop dat hare gezondheid niet ern
stig zal bedreigd zijn. Wat haar vader zoo
sterk heeft verschrikt, is slechts een flauwte
veroorzaakt door een hevige ontroering."
„Ik geloof het ook, mijnheer. Maar zal
het mij dan nooit geoorloofd wezen haar we
der te zien?"
„Daar kan ik u niet op antwoorden. Ik
weet niet wat de toekomst kan aanbrengen."
„Bemint gij haar dan werkelijk?"
O ja ik heb haar lief," riep Adrien uit.
„En zoudt gij haar willen huwen?"
„Ja mijnheer!"
„Dat is toch nog al vreemd."
„Hoe zoo?"
„Omdat gij een aanzienlijken naam draagt;
omdat gij een groot vermogen bezit en dat
gijonbekend met den stand waartoe Aurora's
vader behoort, ook niet weet of dat jonge
meisje den naam dien gij haar wilt schen
ken, waardig is, of er zich niet tusschen
haar en u een groote kloof bevindt."
„Werkelijk ben ik met dat alles onbe
kend, mijnheer! Maar ik verhef mij boven
de vooroordeelen.
Wordt vervolgd.)