NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
ABOfiJHEIBEMT:
Prijs per Nummer 10 lent.
Maandag 10 Augustus 1885. N°. 185.
ADVERTEKTIEE5:
Bureel: Sclieepmakcrssteeg 6.
Uitgevers: Gebroeders Muré.
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
DE BOETVAARDIGE.
Leidsche Courant
Voor Leiden, per 3 maanden1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60.
Van 6 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, a contant, zonder rabat, per regel 0.10.
199e Jaargang.
STADSNIEUWS.
Uit de opgaven betreffende de sterfte en
de geboorten in de maand Juni 11. blijkt,
dat o. a. in de gemeente Leiden waren ge
boren 115 kinderenwaaronder 5 levenloos
aangegeven, overleden 85 personen, en wel:
beneden 1 jaar 24, 15 jaren 10, 514
jaren 8, 1420 jaren 2, 2050 jaren 14,
5065 jaren 11, 6580 jaren 16, boven
80 jaren 5. Als oorzaak van den dood werd
opgegeven: lichaamszwakte, tering 12, klier
ziekte, rhackitis. syphilis, 1, absc. ulo.
gangr. pyaem. liaem. 1kanker 7water
zucht, scheurbuik 1typhus en febris ty-
phoïdea 1aanhoudende koorts 2stuipen
trismus, epilepsie 3, apoplexie 4, hersen
ziekten krankzinnigheid 6keel- en longte
ring, bloedspuwing 12, kinkhoest 3, acute
ziekten der ademhalingsorganen 8, chroni
sche ziekten der ademhalingsorganen 7, organ,
hartgebreken, aneurysma 1diarrhoea dysen
terie 1cholera nostras 1acute ziekten der
spijsverteringswerktuigen 9 chron. ziekten
der spijsverteringswerktuigen 1ziekten der
organa urogenitalia 3, gewelddadige dood 1.
Gedurende de afgeloopen week werd
alhier geen aangifte gedaan van besmette
lijke ziekten en kwamen ook geen sterfge
vallen daaraan voor.
Van een aantal woningen in de Hee-
rensteeg aan het Rapenburg alhier wappert
de Vaderlandsche driekleur als een blijk van
deelneming in het voorrecht geschonken aan
de gebureu P. J. Dorsman en C. Snijder,
die gedachtenis mogen vieren hunner vijftig
jarige echtverbintenis.
De heer J. Hendrikse Pz. te Rotter
dam, is benoemd tot onderwijzer eener bij
zondere school voor u. 1. o. alhier.
Het getal der in de Stedelijke Werk
inrichting opgenomenen bedroeg gedurende
deze week dagelijks van 42 tot 60 volwas
sen personen en 4 tot 8 kinderen.
Deze week werden op „Rhijnzigt"
genomen 589 zwembaden door heeren en
42 door dames. Temperatuur van het water
19° Celsius.
Nu het weer is omgeslagen beginnen
de badgasten reeds lange gezichten te zetten
omdat zij zich in hun Luilekkerland-leventje
gestoord gevoelenwant van zulk een leventje
is het verblijf in een visschersdorp toch wel
het non plus ultra. Maar de baden, of met
een Dnitsch woord het zeebadals plaats en
de zeepieren, het kurliaus en het Huis dit
of dat, met de heerlijke geplaveide duinen
en de kandelabers, de teenen korven, waar
in men zich van zon en wind kan afwen
den, om er in te soezen, de aardige vis-
scherskinderendie zagetandjes en horentjes
vinden en de bewonderenswaardige oude zee
mannen met stoppels om de kin en zuid
westers op, benevens de gezellige vrouwen,
die van vroegere gebeurtenissen op zee kun
nen verhalen, in geval men bij particulieren
huisvesting vond, zijn altijd aantrekkelijke
dingen voor personen, die moeten beproeven
hunne gezondheid van de zee te herkrijgen.
Wat echter de zeedorpen hoe langer hoe
minder aantrekkelijk maakt is het tweeslach
tige karakter dat zij hebben verkregen en
het teekenachtige van duinen en achter
buurten dat zij hebben verloren, met de
particuliere huisvestingen er hij, tengevolge
waarvan de binnenhuisjes in nieuweren trant
worden opgeflikt. De kunstschilders kunnen
zich dan ook in onze zeedorpen niet meer
warm maken en sluiten derhalve spoedig
na een vergeefschen zwerftocht hun schets
boek.
Men meldt onsDe Pernisanen of
Pernissers, zijnde bewoonderen van het dorp
Pernis in Zuidholland, hebben dit jaar won
derbaarlijke dingen beleefd. Onlangs werd
van daar gemeld dat de kippen het eieren
leggen staakten door de droogte, waaruit
werd opgemaakt dat bijgevolg nattigheid be
vorderlijk moet zijn om de kippen tot eieren
leggen te nopen, en thans verkondigt Pernis
dat er 11. Donderdag kleine langwerpige
zwarte beestjes uit de lucht vielen, die liet
mensch en dier lastig maakten en waaruit
oude van dagen de voorspelling deden dat
er regen was te wachten. Nu was liet
11. Donderdag broeiigdonderachtig weer
en bij zulk eene gelegenheid kan men last
krijgen van heele kleine zwarte beestjes, die
in de lucht zweven, door de buitenlui „zwarte
turk" genoemd wordenzich op 's menschen
gelaat, hals en handen neerzetten en erg
kriewelen. Oude van dagenlandbouwers
en schaapherders uit liet Oude Testament,
moeten van deze gewaarwording reeds kennis
hebben gehad, zoo oud is zij, en dan
kwam er onweer en regen.
Met innig leedwezen vernemen wij de treur
mare dat de oud-minister Modderman gisteren
avond te 's Gravenhage is overleden. In de
kracht van zijn leven is hij bezweken en zijn
verscheiden, zoo diep treffend voor zijn naaste
betrekkingen, is niet minder een onher
stelbare slag voor liet gansclie vaderland.
In mr. A. E. J. Modderman toch is aan
Nederland een dier zeldzame mannen ont
vallen die aan diepgaande kennis paren een
krachtige overtuiging een meesterschap over
den vorm, een dier weinigen die door ge
schrift en woord onuitwischbare indrukken
achterlaten en hun stempel drukken op hun
geheele omgeving. En wat het gezag en
den invloed van zijn woord nog verhoogde,
dat was de geestdrift waarmede hij zijn denk
beelden ontvouwde, het piëteitsgevoel dat
liern doortintelde, de oprechte vroomheid
van gemoed die zijn daden bestuurde en uit
zijn woorden sprak.
Die harmonische ontwikkeling van geest
en gemoed openbaarde zich reeds in zijn
jeugd en werd met de meeste zorg aange
kweekt door zijn ouders, tijdens hij de school
en later liet Haagsche gymnasium bezocht,
waar hij steeds onder de eersten behoorde.
Te Leiden ontving hij vervolgens zijn aca
demische vorming. Met bijzondere voorliefde
beoefende hij de rechtswetenschap en vooral
liet strafrecht trok hem reeds toen aan.
Deed de liefde voor de wetenschap hem zijn
studietijd verlengende wetenschap harerzijds
plukte daarvan de schoonste vruchten. De
dissertatie waarmede Modderman den 13en
Juni 1863 promoveerde trok de algemeene
aandacht. „De hervorming onzer strafwet
geving. Kritische beschouwing der wet van
29 Juni 1854 [Stil. n° 102) houdende eenige
veranderingen in de straffen op misdrijven
gesteld" was de titel van dit proefschrift,
waarin de vijf-en-twintigjarige jongeling met
groot talent zijn denkbeelden uiteenzette.
Een jeugdig rechtsgeleerde die zijn letter
arbeid met zulk een degelijk werk aanvangt
kan niet anders dan èn voor de wetenschap
èn voor het vaderland veelbelovend zijn.
Dit bleek al spoedig. Na zijn promotie
vestigde mr. Modderman zich als advocaat
te 's Gravenhage, waar hij enkele malen
in de rechtszaal optrad en zich als bekwaam
pleiter onderscheidde. Doch weldra viel
hem de eervolle onderscheiding te beurt als
hoogleeraar in het strafrecht te worden be
roepen aan het toenmalig Athenaeum te
Amsterdam.
In 1871 verwisselde hij dat hoogleraar
schap voor een professoraat aan de Leidsche
academie om aldaar de plaats te vervullen
van zijn promotor, den lieer De Wal. Als
hoogleeraar werd Modderman door al zijn
leerlingen op de handen gedragen. Zijn
colleges waren altijd druk bezocht. Hij
vormde er een school en wist zijn leerlingen
te doordringen van zijn overtuiging dat de
straf niet alleen dient om het gepleegde
kwaad te herstellen maar ook om den mis
dadiger te verbeteren.
Door zijn machtigen invloed kwam de be
oefening van het strafrecht te Leiden, die
een tijdlang meer op den achtergrond was
geschoven, meer tot haar volle recht; aan
zijn wetenschappelijke voorlichting heeft men
liet te danken dat de onhoudbaarheid van
het verouderde strafstelsel al meer en meer
bleek, en in de staatscommissie tot herzie
ning van het strafwetboek, door den minis
ter Van Lilaar benoemd, behoorde mr.
Modderman natuurlijk lot de ijverigsten.
Dat hij zijn hoogleeraarsambt in 1879
verwisselde voor het ministerschap, hem door
den heer Van Lijnden aangeboden, was dan
ook hoofdzakelijk uit vurige begeerte om
liet door zijn voorganger mr. Smidt inge
diende ontwerp van een nienw strafwetboek,
dat in vele opzichten met zijn denkbeelden
strooktetot stand te brengen en zijn naam
is dan ook aan dat wetboek onvergankelijk
verknocht.
Op parlementair terrein heeft Modderman
vele welverdiende lauweren behaald: alle
partijen ondervonden den betooverenden in
vloed van zijn woord en schaarden zich
gaarne om den uitstekenden jurist, voor
wien liet recht de staatkunde primeerde, of
schoon hij zijn liberale gevoelens niet ver
loochend heeft, indien het waar is dat ware
liberaliteit is af te melen naar de waardee
ring die men voor anderen koestert, dan
heeft Modderman menigmaal blijk gegeven
FEUILLETON.
i
82.)
Men zou dat kunnen begrijpen als wij in
Zwitserland, in de Vogeezeu, of aan den
voet der Pyreneën waren. De Sanzac zei
niets maar ik merkte op dat hij tevreden
scheen. Drie dagen gingen voorbij. Wij
wachtten op je terugkomst, en ik moet het
zeggen, de minst ongeduldige was de vi-
comte. Evenwel scheen hij gisteren een
beetje afgetrokken. Begon je lange afwe
zigheid hem onverklaarbaar te schijnen Dit
heb ik ondersteld, toen hij vertrok, na mij
gezegd te hebbenEven als onze vriend De
Verveine ga ik een uitstapje maken in den
omtrek."
„Waarde Gaston, ik begrijp nog altoos
er niets van," sprak de markies. „Het is
huiten kijf dat De Sanzac heeft geraden, dat
ik niet ver van la Cordeliére was, en hij
kent mij goed genoeg oin overtuigd te zijn,
dat ik ten minste eenige pogingen heb in
het werk gesteld om er binnen te dringen.
Het is ook duidelijk, dat hij zijn schreden
naar la Cordeliére heeft gericht met het plan
om mij op te zoeken. Maar dat alles ver
klaart mij niet waarom liij niet naar Parijs
is teruggekeerd, evenals De Livroü en De
Charmeille; want het kan hem toch geen zier
schelen wat ik uitvoer."
„Nog een mysterie," sprak Gaston lachende.
„Dat boezemt mij minder belang in dan
het andere."
„Het doet er niets toe, ik zou toch wel
eens willen weten, wat De Sanzac in zijn
schild voert."
„Voor het oogenhlik bemoei ik mij niet
met den vicomte De Sanzac beste Gaston
ik heb wel wat beters te doen. Maar als je
er niets tegen hebt, ga ik even naar boven
een ander pak aantrekken, en daarna begeef
ik mij onverwijld weder naar Champigneule."
„Wil je mijn vader niet even goeden dag
zeggen."
„tlij zou mij waarschijnlijk eenige vragen
doen waarop ik niet zou kunnen antwoorden.
Het is beter geloof ik, hem maar mijn komst
niet te vertellen."
„Zooals je wilt. Maar wanneer kom je
terug?"
„Dat weet ik nog niet. Over weinige
dagen, hoop ik."
„Welnu, ga je dan maar kleeden. In
dien tusschentijd zal ik mijn tilbury lateD
inspannen en dan breng ik je naar Champig- i
neule. Vindt je dat niet goed
„Ik zal op die wijze allerlei kleine zaken i
kunnen medenemen die ik noodig heb, als
mijn verblijf te Champigneule soms langer
mocht duren."
Dank zij Gaston's rijtuigwas de markies
om tien minuten overeenen te Champigneule.
De twee vrienden hadden evenwel gedurende
drie kwartier in het kleine dorp Marchienne
stil gehouden, waar zij in een herberg ont
beten hadden.
Om twee uur trad Adrien, zooals hij aan
Aurora beloofd hadden tuin van la Corde
liére binnen.
„Ik ben den gansehen ochtend treurig ge
stemd geweest," zei het jonge meisje.
„Wanneer komt uw vader terug?"
„Ik weet het niet."
Een oogenhlik liepen zij zwijgend voort.
Op eens bleef zij stilstaan.
„Zie eens, Adrien! Zie eens."
En terwijl zij dus sprak, wees zij hem op
eenige bloemen, die de ochtendwind had
doen verwelken en die nu van haar sten
gels naar beneden hingen.
„O," sprak Adrien mijmerend, „de bloe
men duren maar één jaargetij. Even als zij,
gaat alles hier op aarde voorbij."
„De winter zal spoedig komen. Er zullen
dan geen bloemen meer zijn. Alle zullen
op deze gelijken. Mijn vlinders zullen dood
wezen; mijn lieve vogels, door de koude
verdreven, zullen naar het Zuiden trekken.
Adrien, ik heb een hekel aan den winter."
Na een fijnen motregen, die 's morgens
reeds gevallen was tusschen elf en twaalf
uur, had de lucht zich van wolken ontlast.
Het was veel zachter geworden. De avond
was zelfs zoel als in den zomer.
Na verloop van eenige oogenblikken,
bemerkte Auroradat de dienstbode er niet
meer was.
„Waar is Prancesca toch? sprak zij.
Op dat oogenhlik kwam de dienstbode
terug. Hare oogen straalde als gloeiende
kolen, en een grijnslach trok hare lippen
samen. De markies stond op. De stomme
strekte haar armen uit alsof zij hem wilde
gelasten heen te gaan.
„Gaat gij heen?" vroeg bet jonge meisje.
„Ja," antwoordde hij. „Tot morgen!"
De markies was inmiddels bij de poort ge
komen die open stond. Nauwelijks had hij
den drempel oversclieden of een krachtige
hand viel op zijn schouder neder en hij voelde
zich als in een schroef geklemd.
Wordt vervolgd.)