NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. I>eze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zou- en Feestdagen. ABQIfêiWESfóEWT: Dinsdag 21 Juli 1885. N°. 168. ADVERTENTIE»: Uitgevers: Gebroeders Muré. Kostelooze Vaccinatie. DE BOETVAARDIGE. Leidsche Courant Voor Leiden, per 3 maanden1.25. Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60. Prijs per Nummer 10 ('ent. Van 16 regelsf 0.90. Elke regel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen, it contant, zonder rabat, per regel f 0.10. Bureel: Sclieepmakersstee»; 6. 199e Jaargang. Stads-Bericliten. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der fje- uieenle LEIDEN brengen ter kennis van belang hebbenden dal gelegenheid beslaat lol koste looze vaccinatie en revacclnatle voor onvermogenden. in het lokaal der Slads-Waag op elkeu Woensdag, des namiddags Ie een ""leihen, 6 Februari 1885. Burgemeester en Wethouders voornoemd DE KNNTER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Het is morgen voor Leiden een hoogst gewichtige en ernstige dag. De gemeentewetdie periodieke aftreding en tijdige bezetting van een vacanten zetel beveelt, roept de kiezers voor onzen ge meenteraad ter stembus. Uit de rijen der ingezetenen moeten ter behartiging van onze gemeentebelangen tien mannen gekozen worden. Wie zal men kiezen? Antwoord te geven op die vraag, ware afwijking van het standpunt, waarop wij ons geplaatst hebben. Wij kuunen slechts verwijzen naar de voorlichting en aanbeveling, die elke kiezer van zijn partij-groep ontvangen heeft. Wij kunnen de stemgerechtigde burgers slechts herinneren aan hun plicht zich waardig te toonen het recht, door de wet hun verleend. Van dén stem kan soms veel afhangen. Wanneer alle kiezers dat begrepen en zoodoende doordrongen werden van hun verplichting ter stembus op te gaan, dan zal het aantal stemmende kiezers op den dag van morgen een scherpe tegenstelling vormen met de geringe levendigheid en de groote lusteloosheid, die aan deze gemeente raadsverkiezing voorafging. STADSNIEUWS. Op de begraafplaats aan de Warmon- derbrug had zich hedenmorgen een groote schare belangstellenden vereenigd om getuige te zijn van de teraardebestelling van den zoo vroeg ontslapen M. Goosengodsdienst onderwijzer aan de Christelijke Wijkvereeni- ging alhier. Toen de met een sierlijken krans gedekte lijkkist, gedragen door een twaalital leden van de Jongelingsvereeniging „Obadja", en gevolgd o. a. door de com missie der wijkvereeniging, de groeve was genaderd, werd door een dier leden een kort woord gesproken en vervolgens het lijk aan de aarde toevertrouwd. Na deze ver richting bracht ds. S. H. J. De Wolff eene waardige hulde aan hem, dien hij had leeren hoogachten om zijn onverdroten ijver als medehelper in het behartigen van de be langen der genoemde vereeniging. Over stelpt van droefheid gewaagde spreker van de trouw, waarmede hij hem steeds ter zijde had gestaan, hoewel zijne zwakke krachten hem dikwerf het werk moeilijk maakten. Men mocht echter niet klagen maar veeleer dank baar zijn voor het vele nuttige door hem gesticht. Na met een enkel woord gewezen te hebben op het zwaar verlies ten gevolge van dit afsterven geleden door zijne vrouw en eenig kind verzocht spreker het lied aan te heffen vervat in de woorden van Qez. 130 vs. 6. Ten slotte richtte de lseraar nog een opwekkend woord tot de leden van de ver- schillendfe vereenigingendie den overledene in zijn veelomvattenden werkkring hadden leeren kennen en daarvan de vruchten had den medegedragenook tot de diepbedroefde ouders, die zooveel in dien braven zoon hadden verloren. Na een kort dankgebed verlieten allen diep getroffen den doodenakker. Naar men verneemt zal op Donderdag den 23en Juli e. k. de heer J. L. A. De- sertine den dag herdenken waarop hij voor 25 jaren tot regent van het E. K. Armen- en het Wees- en Oudeliedenhuis werd benoemd. Gisterenavond werd door het gezelschap van het Theatre Tivoli te Amsterdamon der directie van den heer Frits van Haarlem de eerste voorstelling in de Stads-Gehoor- zaal gegeven. Jammer, dat de zaal zoo slecht bezet was. Waarschijnlijk is dit te wijten aan de onbekendheid met de personen waaruit dit gezelschap is samengesteld. Over het algemeen toch maakte de uitvoe ring van dit gezelschap een hoogst gunsti- gen indruk. Aan den coupletzanger, den heer A. De Winter; de gebroeders Artells en mr. Tom Lucette vielen levendige toe juichingen teu deel. De heer Duyser, pachter der Gehoorzaal, heeft ten gerieve van het publiek de voor zaal tot een zeer sierlijke en doelmatige restauratiezaal ingericht. Wij hopen, dat aan den pachter, die noch kosten noch moeite gespaard heeft, ten einde het zijn bezoekers zoo aangenaam mogelijk te maken, een ruim bezoek ten deel zal vallen. Het volksfeest, de kermis is begonnen. Zijn de kramen niet talrijk en zelfs aan zienlijk verminderd bij vroeger jaren, de gelegenheden tot ontspanning zijn menig vuldig en rijk aan verscheidenheid. Men heeft keur en keus. Tn de allereerste plaats noemen wij het Cagliostro-Theater van den alom bekenden Ernst Basch, staande en ge legen op de Douzastraat. Hij geeft afscheids- voorstellingen. Blijkens het strooi- en aan plakbiljet treedt hij namelijk hier voor het laatst op. Dringende plichten als staats burger roepen hem naar zijn vaderland terug. Het gerucht gaat, dat Bismarck hem met eene politieke zending wenscht te belasten. Maar hoe het ook zij, hij komt van het Leidsoh publiek afscheid nemen. En om dat afscheid te verzoetenheeft hij een uitstekend gezelschap, dat in alle groote steden de vurigste bewondering gewekt heeft, samen gesteld. Dat Basch eene goede reputatie heeft, zal wel niemand ontkennen. Zijn tent was dan ook altijd propvol. Wij twij felen dan ook geenszins, of hij zal, is de kermis voorbij, met een tevreden en opge ruimd gelaat de academiestad verlaten. Achter Basch staat Van Lier met zijn schouwburgtent, waarin het Hollandsch too- neelgezelschap van het AmsterdamscheGrand- 'Ihéatre eiken avond gedurende de kermis een buitengewone voorstelling zal geven. Dat dit gezelschap goed is, weten wij niet alleen uit de gunstige recensies der Amster- damsche bladen, maar uit eigen aanschou wen. De heer Bigot, mevrouw Albregt Engelman en mejuffrouw F. Van Biene, allen hoogaangeschreven bij het publiek, maken deel van dit gezelschap uit. Blij kens ontvangen inlichtingen zal „Haar Kor poraal" een blijspel met zang in vijf be drijven gedurende de twee eerste kermisavon den worden opgevoerd. Dit blijspel moet voor kermisstuk bij uitstek geschikt zijn. Een ieder ga, zie en oordeele. Van de Douzastraat maken wij een luchtsprong naar de Beestenmarkt. Daar staat Wery's welbekend groot Apen- theatre en circus, waarin veel aardigs te zien zal zijn. Het zal der moeite waard wezen daar eens een kijkje te nemen. Mor gen en verder iederen dag ten twee ure zal een extra kindervoorstelling worden ge geven. De prijzen der plaatsen zijn er zeer billijk. Wie zich een avond kostelijk amu seeren wil, ga Wery's tent niet voorbij. Wij ontvangen het volgend schrijven: Den landbouw gaat het niet goedde tuin derij gaat het slecht, het Westland klaagt en de zeevisscherij kwijnt. Den landbouw is aangeraden zich wat meer op boomgaarden te gaan toeleggen en langs de bermen van spoorwegen moest men algemeen vrucht- boomen planten. Hiertegen wordt aange voerd dat als de oogst overvloedig is er geen geld, als de oogst schraal is er geen voordeel met zulk een teelt te behalen is. Zulke aanbevelingen laten zich eigenlijk op papier zeer goed uiteenzetten. De tuin derij die zoowel in het vak van bloemisterij als in dat van warmoezier steeds uitgebrei der werd, weet met de bloemen geen raad en kan de groenten niet genoeg aan den man brengen. Daarbij worden de tuinders onderkropen door opkoopers, die alles door elkander slaan en voor een appel en een ei, de waar rondventen. Een kwaad ding voor het Westland dat Engeland zelf den weg heeft gezocht en gevonden om zich van aardappelen te voorzien en alweer getoond heeft het best buiten het Westland te kun nen stellen. Het vervoer toch van denaard appel is haast gedaan, Engeland trok niet, de prijzen bleven derhalve veel te laag en de slotsom is: er moet geld bij: Bijnsburg klaagt nu al over de groote! schade, die met het verbouwen van aardappelen voor de deur staat. Ddar en op zooveel andere plaatsen heeft men beproefd met het teelen van aardbeien voordeel te behalen. De aard bezie is bij overvloed haast geen geld waard en nu komt de groote droogte de slechte rekening nog vermeerderen. Maar nu het najaar- of herfstgewas. Bloemkool en andijvie I moeten gepoot, peen gezaaid worden en de FEUILLETON. #5.) Dus vroeg hij zich af, alsof de stem slechts op zijn aanwezigheid zou hebben gewacht om zich te doen hooren. Lang zaam liep hij op de poort toe. Daar bleef hij andermaal staan en ging wêer luisteren. Altoos hetzelfde stilzwijgen, slechts afge broken door het geritsel der geel geworden bladeren, die op het punt stonden af te rallen, en het eentonige gesjilp van een in het gras verborgen krekel. Hij had als een trilling van ongeduld. u't Is meer dau treurig," mompelde hij s't is akelig." Een oogeublik later hernam hij vfloe is het mogelijk, dat menschelijke wezens binnen die eenzame muren wonen? De aanblik van dat soort van huis doet mij aan de toovertellingen denken, die mij vroeger verteld werd. Zou men haast het niet er voor houden, dat die oude zwarte en gescheurde muren door een too- verstaf werden aangeraakt, en de bewoner van dat huis voor honderd jaren in slaap was gemaakt? Laat ons zien," dus ging hij voort, „waarvoor ben ik hier gekomen? Van waar die vreesdie mij weerhoudt en belet aan deze poort te kloppen? Ik ben niet bang, wel neen, maar het faalt mij aan stoutmoedigheid. Ik ben ongerust, ontroerd. Er is iets in mij, dat mij terug houdt." Hij had de oogen naar den grond ge slagen. „Kijkkijk 1" sprak hij„dat is iets nieuws." Hij liep eenige passen terug en zag aan dachtig in het rond. „Ja, ja," hernam hij „geen twijfel! gis terenavond of van nacht is een licht rijtuig met vier wielen hier gekomen. Het heeft een tijd lang moeten wachten. Het getrappel van het paard, blijkbaar uit den met de hoefijzers gebeukten grond duidt aandat het dier het wachten moede was." Met vernieuwde oplettendheid onderzocht hij het door den wagen gemaakte spoor. „Ik zou wel haast willen weddensprak hij bij zichzelve, „dat een of meer be woners van het huis, misschien wel allen het hebben verlaten. Dat eerste spoor dat wat hier naar toe leidtheeft op den grond slechts een lichte streep ach tergelaten, terwijl deze, die veel zwaarder is, aantoont, dat het rijtuig met zeker ge wicht beladen was. Drommels! ik moet er niet langer verwonderd over zijn, dat ik geen gerucht hoor. La Cordelière is geheel verlaten." Na een oogenblik nagedacht te hebben, ging hij voort „Die muur is hoog. Maar ik zou daar wel over kunnen. Ik zou dan den tuin eens kunnen rondloopen en tot vlak bij het huis komen. Echter daargelaten nog dat zulk een binnendringen in een besloten erf geen zaak van luttel beteekenis is, is het toch dat niet, wat ik wil. Waarom zou ik niet beproeven eenige inlichtingen be treffende La Cordelière en hare bewoners in te winnen? Ongetwijfeld zal ik wel het een of ander te weten komen in het dorp. Dat is een uitnemende inval! Laten we dus maar naar Champigneule gaan." Hij wierp zijn geweer achter op zijn rug en richtte in allerijl zijn schreden naar het dorp. Aan den ingang van die gemeente, die op zijn best vijfhonderd inwoners heeft, zag hij een herberg. Hij trad daar binnen, bestelde een flesch bier en noodigde den kastelein uit met hem een glas te drinken. Deze ging bij den jongen man aan een tafeltje zitten. Spoedig was het gesprek in vollen gang. Eerst over de jachtdaarna over de om streken, die de herbergier op zijn duimpje kende. Want hij had al dertig jaar te Champigneule gewoond, zeide hij. Adrieu was dus aan een goed kantoor gekomen. //Gij kent dus," zoo sprak hij „iedereen in de buurt. Welnudan kan je mij misschien een inlichting geven." „Met het grootste genoegen." „Hoe heet de eigenaar van een groot, zwart huis, dat veel heeft van een gevan genis, en waar ik straks voorbij ben ge gaan. „Mijnheer spreekt van het Duivelshuis;" met die woorden mengde zich juffrouw Bernardin, de kasteleinsvrouw, in het ge sprekterwijl zij naderbij kwam. „Wat? Het duivelshuis?" sprak de jonge man verbaasd. „Ik dacht dat het huis La Cordelière heet!" [Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1885 | | pagina 1