NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Weze ('on r a ii t v e r s e li ij 111 dadelijks, behalve op Zon- e n
Feestdagen.
ABOIKEüEiST:
ADVERTENTIE R
Bureel: Scheepmakerssteeg 0.
Dinsdag 14 Juli 1885. W°. 162.
Uitgevers: Gebroeders Muré.
Stads-Bericliten.
DE BOETVAARDIGE.
Leidsc
ourant
Voor Leiden, per 3 maanden1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60.
i'rijs per Summer 10 l ent.
Van 16 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, ii contant, zonder rabat, per regel/" 0.10.
199e Jaargang.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van Leiden doen te weten, dat door den raad
dier gemeente, in zijne vergadering van den
yen Juli 1885, is vastgesteld de volgende ver
ordening:
VERORDENING
houdende Iteglement voor de hulpkantoren
van de Dank van Leening te Leiden.
De RAAD der gemeente Leiden,
Gezien eene missive van Commissarissen dei-
Bank van Leening, dd. 2 Juli 1885, betref
lende de oprichting van hulpkantoren;
Gelet op art. 23 van liet Reglement voor
de Bank van Leening, van 12 Juli/20 November
1873, goedgekeurd bi) koninklijk besluit van
den 19 Februari 1874, no. 3, gewijzigd bij
de Verordening van den 14 October 1875,
goedgekeurd bij koninklijk besluit van den 10
November 1875, no. 13 (Gem.bl. no. 9 van
1874 en no. 5 van 1875);
Heeft vastgesteld bet navolgend Reglement
Arl. 1. Naast en te gelijk met bet hoofd
kantoor worden voor liet beleenen en lossen
van panden voorloopig en tol daaromtrent na
der mocht worden beslist, opengesteld twee
hulpkantorendoor de letters A. en IJ. van
elkander en van bel hoofdkantoor onderscheidden.
Zij vormen met hel hoofdkantoor een onaf
scheidelijk geheel en zijn voor bet beleenen
en lossen van panden behoudens de hier vol
gende bepalingen, gebonden aan al de regelen
voorkomende in liet Reglement van 12 Juli/
20 November 1873.
Art. 2. De hulpkantoren zijn geopend ge
durende de maanden November, December,
Januari en Februari: het eene van des mor
gens 9 lol 's middags 3 en des avonds van 6
lol 9 uren, bet andere van des morgens 9
lot's middags 12 en des avonds van 3 tot 9
uren, gedurende de overige maanden van het
jaar, het eene van smorgens 8 j tol's middags
3 en des avonds van 6 lot 9 urenbel andere
van 's morgens 8 J- tot 's middags 12 en des
avonds van 3 tot 9 uren. Op den Zaterdag
avond blijven de beide kantoren zoowel des
zomers als des winters opengesteld tot hallelf
of zooveel langer als noodigisom hel publiek,
op bel sluitingsuur aanwezigvan diensl te zijn.
Art. 3. I)e panden, in de hulpkantoren be
leend wordennaar de soort van de in on
derpand gegeven voorwei pen, op de daarvoor
bestemde plaats zorgvuldig bewaard.
Met uil zondering van de panden beleend
legen lien gulden en daarboven, welke daags
na de beleening naar hel hoofdkantoor worden
overgebi aclilblijven de panden zeven dagen
in liet hulpkantoor bewaard. De binnen dien
tijd niet geloste panden worden op den acht
sten dag naar liet hoofdkantoor verzonden, na
vooral op liet legeneinde van den pandbrief, in
volgorde van de op de lijst openslaande pan
den, een banknommer te hebben verkregen,
overeenkomende met dat, bel welk de hiervoor
beslemde kolom van het register aanwijst. In on
derscheiding van de op de lijsten doorgehaalde
weekpanden worden zij bankpanden genoemd.
Art. 4. De panden overeenkomstig het voor
gaande artikel in het hulpkantoor teruggeble
ven, worden zoo lang zij zich daar bevinden
en dus gedurende de eerste zeven dagen na
de beleening uitsluitend bij dat kantoor gelost
en wel dadelijk en op de eerste aanvrage, le
gen overgifte van den pandbrief en kwyting
van de verschuldigde hoofdsom en renle.
Panden voor meer dan tien gulden beleend
of die langer dan zeven dagen onafgehaald
bleven, worden gelost, naar verkiezing van
den daarop rechthebbende, óf dadelijk aan hel
hoofdkantoor óf aan het hulpkantoor waar de
leening plaats had, binnen 24 uren na de
daartoe gedane aanvraag.
De aanvrager ontvangt in hel laatste geval
een bewijs van de overgifte van den pandbrief
en van de betaling der verschuldigde gelden,
dat daags daarna, bij de afhaling van bet pand
moet worden ingetrokken.
Art. 5. Van de panden, in het hulpkan
toor gelost, blijven de ingetrokken bewijzen of
korlebrieven iri dat hulpkantoor bewaard.
De langere deeleu van den briefdie aan
de panden waren gehechtworden eiken dag
bijeengevoegd en met de afzonderlijke nola's,
vermeldende aantal, kapitaal en interestnaar
liet hoofdkantoor verzonden.
De lijsten van beleening en lossing worden
dagelijks, vóór de verzending der pindendoor
den hoofdbeambte onderteekend.
Art. 6. De pandbrieven door de hulpkan
toren aan liet hoofdkantoor ter lossing aange
boden gaan vergezeld van een lijstvermel
dende hel aantal, de op ieder pand voorge
schoten som en den interest.
Art. 7. Commissarissen van de Bank van
Leening bepalen welke registers in het belang
eener goede controle aan de hulpkantoren zul
len worden gehouden, stellen het model van
die registers vast en geven de noodige voor
schriften omtrent hunne geregelde afsluiting.
Art. 8. Ter behoorlijke voorziening in den
diensl zijn aan elk hulpkantoor werkzaam een
hoofdbeambte en een tweede beambte, terwijl
een bediende, meer in het bijzonder met de
loopende werkzaamheden belast, aan de beide
kantoren gezamenlijk verbonden wordt.
Art. 9. De beambten in het vorige artikel
bedoeld, beliooren niel lol de vaste ambtenaren
van de Bank van Leening, maar blijven slechts
zoo lang in baren dienst werkzaam als de Ge
meenteraad de hulpkantoren handhaaft.
Commissarissen zijn nochtans bevoegd den
dienst bij de hulpkanloren op Ie dragen aan
een der vasle beamblen van liet hoofdkantoor
en liern aldaar tijdelijk door een ander te ver
vangen.
Art. 10. De beamblen worden, op aanbe
veling van den controleur, benoemd, geschorst
en ontslagen door Commissarissen.
Art. 11. De eerste en tweede beamblen
stellen, alvorens hunne bediening le aanvaar
den, ten genoege van Commissarissen zakelijken
of persoonlijken borgtocht, en wel de eerste
beambte lol een bedrag van f 6000 en de
tweede van ƒ2000.
Art. 12. Van het administralieloon vervalt
één vierde gedeelte aan de Bank, lerwijl hel
overblijvende drie vierde gcdeelle aan de be
amblen van hel hulpkantoor waar hel is inge
vorderd, ais loon voor hunne diensten ten
goede komt, en wel aan den eersten beambte
55 percent, aan den tweeden 35 percent en
aan den bediende het overschot van hel aan
elk der beide kanturen voor de beamblen be
schikbare deel.
Art. 13. Bet hulpkantoor wordt gehouden
in de woning van den hoofdbeambte, die voor
de keus van die woning en van de daarin
voor kantoor en bergplaats van panden in te
richten lokalen gebonden is aan de goedkeuring
van Commissarissen.
Mochten voor de eerste inrichting van die
lokalen eenige buitengewone werkenj noodig
zijn, dan worden die van wege de Bank uit
gevoerd.
Als huur van het hulpkantoor en van de
bewaarplaats der panden ontvangt de hoofdbe
ambte uil de bankkas 325, en als schade
loosstelling voor liet verwarmenverlichten en
schoonhouden dier lokalen ƒ100 'sjaars.
De koslen van verzekering der panden ko
men ten laste van de Banken van harentwege
wordt aan de hulpkantoren al het materieel
verstrekt, dat zij voor liet voeren van hun
beheer noodig hebben.
Art. 14. Is buitengewone hulp noodig, dan
zijn Commissarissen bevoegd daarin te voor
zien mits zij lot belooning van die hulp en
van alle bijzondere diensten, zonder machti
ging van den Gemeenteraad, over niet meer
gelden beschikken dan, na aflrek der koslen
in art. 13 genoemd, aan de Bank voor baar
aandeel in de aan de hulpkantoren gelieven
administralieloonen toekomen.
Art. 15. Buiten de loonen en vergoe
dingen, in dearlt. 12 en 13 genoemd waarvan
van bun liet bedrag maandelijks door den Con
troleur wordt uitgekeerd, ontvangen de beamb
ten van de hulpkantoren voor hunne gewone
werkzaamheden geen inkomsten uil de bankkas;
daarentegen verantwoorden zij aan deze alle
gelden, die zij van de beleeners ontvangen zoo
wel rente als administralieloon.
Bet is bun evenals aan de vasle ambtenaren
van de Binkop straffe van ontslag verboden
van de beleeners, onder wal naam of voor
wendsel ook, eenige andere gelden of gaven
te beffen of aan te nemen dan die de be
leeners volgens de bestaande reglementen aan
de Bank verschuldigd zijn.
Art. 16. De hoofdbeambte is verantwoor
delijk: voor de goede bewaring en verzorging
van de in bet hulpkantoor voorkomende panden,
voor de gelden hem door het hoofdkantoor
toevertrouwd, voor alle len behoeve van de
Bank ontvangen renten en adminislratieloonen,
en voorts voor alle schade, welke 't zij uit
te Itooge schatting der panden, 't zij uit
verzuim of nalatigheid van welken aard ook
ten laste van liet hulpkanluor kan komen,
alles voor zoover niel duidelijk blijkt, dat de
geleden schade uit onjuiste schattingverzuim
of nalatigheid van den tweeden beambte voort
vloeit en door dezen moet worden vergoed.
Art. 17. De Controleur van de Bank regelt
in overleg met den hoofdbeambte en onder
goedkeuring van Commissarissen de werkzaam
heden aan het hulpkantoor.
11e kas van dal kantoor wordt althans een
maal maands door Item opgenomen, lerwijl
hij zich zoo dikwijls hem dal noodig voorkomt,
door lelling van de panden overtuigt, dai de
paudslaat juist is opgemaakt.
Art- 18. Commissarissen geven de noodige
voorschriften omtrent liet opnemen en storten
van kapitaal bij het hoofdkantoor, omtrent de
verrekening van de bij liet hulpkantoor ont
vangen gelden en omtrent de inrichting van
de wekelijkschemaandelijksche en jaarlijksclie
staten in het belang van die rekening noodig.
Arl. 19. De hulpkanloren en bergplaatsen
van panden maken deel uit van de lokalen
der Stads Bank van Leening en zijn daarom
ten allen tijde toegankelijk voor Commissarissen,
voor den Controleur en op zijn lust voor de
overige ambtenaren van de Bank.
Art. 20. Conmissarissen regelen met in
achtneming van bovenstaande bepalingen, bij
bijzondere instructie, de verplichtingen op de
beambten der hulpkantoren ruslende.
Art. 21. Dit Iteglement treedt in werking
op den tijd door Burgemeester en Wethouders
FEUILLETON.
59.)
„Ik begrijp u mijnheer!" sprak de gra
vin het hoofd buigende, „en ik dank u er
voor.
„God beware me, dat ik ooit den eer
bied uit het hoofd zou verliezen, dien men
aan het ongeluk en aan de vrouw verschul
digd is. Ik zou ook mijn toevlucht heb
ben kunnen nemen tot de nieuwsbladen.
Maar dan zou ik den naam van De Lasserre
hebben moeten in opspraak brengen. Dat
zou de aandacht van de wereld gaande ge
maakt, haar nieuwsgierigheid opgewekt en
haar tot de ontdekking geleid hebben van
onbekende zaken, die in vergetelheid moe
ten blijven. Dat wilde ik niet. Ik bevond
mij tegenover eene groote moeilijkheid.
Maar ik sprak bij mij zelfHet is onmo
gelijk, dat de gravin niet vroeg of laat te
Tarijs komt. Zij kent mijzij weet dat ik
de notaris ben van haar echtgenoot, en in
menige omstandigheid zijn gevolmachtigde.
-A-is zij te Parijs zal zijn, zal zij zeker mij
komen opzoeken om iets te vernemen om
trent haar doohter. Die gedachte troostte
mij over den slechten uitslag mijner naspo
ringen. Hieruit kunt u dus opmakenme
vrouw, hoe verheugd ik op dit oogenblik
ben nu ik u zie."
„Ik begrijp het thansmijnheer Corvisier
U heeft mij namens mijnheer De Lasserre
een mededeeling te doen."
i/Juist, mevrouw! Uw echtgenoot wil niet
dat de vrouw die zijn naam draagt, dat de
moeder zijner dochter aan iets gebrek heeft."
De gravin richtte zich op.
//Ga voort, mijnheer!" verzocht zij met
trillende stem.
z/Als zaakgelastigde van den graaf is mij
opgedragen u een jaarlijkseh inkomen van
vijftig duizend francs uit te betalen, waar
van gij het achterstallige in ontvangst kunt
nemen."
//Ik weet, dat de graaf De Lasserre groot
is," sprak de jonge vrouw met waardigheid.
,/Ja hij is groot, in zijn edelmoedigheid
zooals in alles, en ik erken, gelijk u mij
een oogenblik geleden heeft gezegd, dat hij
levendig belang stelt in mijn toestand. Maar
voordat ik u antwoord op het voorsteldat
gij mij in zijn naam doet, mijnheer Cor
visier! heb ik u een vraag te doen."
//Spreek op, mevrouw!"
„Zal de graaf De Lasserre mij toestaan
mijn dochter te zien?"
Het gelaat van den notaris betrok.
„Mevrouw 1" stamelde hij„ik kan u niet
zeggen...."
„O, ik zie wel, dat gij al de bedoelin
gen en inzichten van den graaf kent. Gij
zijt dus bij machte mij te antwoorden."
„Helaas! mevrouw! ik ben slechts de
uitvoerder van zijn wil: ik kan u niets
beloven."
„Odaar hebt ge hetriep zij met een
diepe bitterheid uit. „Men ziet niet meer
de moeder in mij.... Men wil niet dat ik
van honger sterve.... Men geeft mij een aal
moes om te leven
„Ik zweer u, dat u mistast.,.."
Met kracht antwoordde zij
„Mijnheer Corvisier, u weet wat ik ver
lang: het verlof om mijn kind te zien en
te omhelzenDat is alles. Daar die gunst
mij niet kan worden toegestaanheb ik den
graaf De Lasserre niets meer te vragen.
Ik aanvaard zijn aanbod niet, ik begeer
niets."
„Tot op zekere hoogte, mevrouw! be
grijp ik die opwelling van edele fierheid.
Maar heeft u het recht te weigeren?"
„Of ik het reeht heb, mijnheer! O
ja, ik heb het, en ik heb dat duur genoeg
gekocht."
De notaris schudde het hoofd."
„Mag ik eens openhartig spreken?"
vroeg hij.
„Ja."
„Welnu, mevrouw! de naam dien gij
draagt, legt u jegens uw man, uw dochter
de wereld en u zelve zekere verplichtingen
op. Op dit oogenblik is het de notaris van
den graaf De Lasserre, de toegenegen en
eerbiedigen raadsman en vriendals ik mij
zoo mag noemen, die thans in zijn naam
alleen spreekt. De gravin De Lasserre is
genoodzaakt haar stand op te houden. Zij
mag niet te worstelen hebben met de harde
eischen van het stoffelijk leven."
„Ik raad uw bedoeling, mijnheer" hernam
zij. „Maar wees gerust, en u kan mijnheer
De Lasserre ook op dit punt volkomen ge
rust stellen, ik zal ver, ver van hier gaan
en mij zoo goed verbergen dat ik geen
voedsel geef aan de praatjes, aan de ver
bazing of kwaadwilligheid der wereld."
„O, ik vermoed uw plan: U zegt bij
uzelve, ik zal werken,... Maar is dit moge
lijk, mevrouw?"
Wordt vervolgd.)