NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
ABONNEMENT:
Prijs per Xtimmer 10 Cent.
ADVERTENTIEN:
Bureel: Sclieepmakersstceg 6.
Maandag 6 Juli 1885. N". 155
Uitgevers: Gebroeders Muré.
DE BOETVAARDIGE.
Leidsche
ourant
Voor Leiden, per 3 maanden1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden l.OO.
Van 16 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, k contant, zonder rabatper regel f 0.10.
199c Jaargang.
Stads-Iïericlitcii.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEIDEN brengen hij deze Ier kennis van de
kiesgerechtigdendat ingevolge arl. 8 der wel
v au ^20 Juni 1851 Staatsblad no. 85) de ver
kiezing van een lid van den Raad dezer ge
meelde. Ier vervulling der vacature, onlslaan
door het overlijden van den heer O. WII.-
ilKl.MY DAMSTÉ, die in 18S9 moest af
treden, zal plaats hebben op Dinsdag, den
21 Juli a. s. van des voormiddags negen lot
des namiddags vijf uren.
En geschiedt hiervan openbare kennisgeving
door plaatsing in de Lciilsche Courant.
Burgemeester en Weihouders voornoemd,
DE KANTER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leide», den 20 Juni 1885,
STAOSNIElilf 8.
Het getal der in de Stedelijke Werk
inrichting opgenomenen bedroeg gedurende
deze week dagelijks van 40 tot 62 volwas-
scd personen en 3 tot 12 kinderen.
Heden wordt ons van goede zijde
medegedeeld, dat niettegenstaande jaren
achtereen ons de voorstellingen gedurende
de kermis gegeven in de Stadsgehoorzaal
aangename avonden bezorgden, dit jaar de
ondernemer, de heer B. M. Duyser, bijzon
der goed geslaagd is door contract te hebben
gemaakt met den heer Frits van Haarlem,
die zich in Den Ilaag in het Gebouw voor
kunsten en wetenschappen en te Amsterdam
in het Théatre Tivoli een goeden Daam
heeft weten te maken.
Deze week werden op „Rhijnzigt"
genomen 853 zwembaden door heeren en
64 door dames. Temperatuur van het water
21° Celsius.
DNIVER8ITEIT.
Bevorderd tot doctor in de rechtswe
tenschap, de heer H. G. Gordon, geb. te
Bodegrave, na verdediging van zijn acade
misch proefschrift, getiteld: „Vormen en
formaliteiten in het burgerlijk wetboek voor
testamenten voorgeschreven".
BIMEKLANDSCHE BERICHTEN.
Door mevrouw de weduwe J. M. Van
Gelder, geb. Nijhoff, en hare kinderen me
vrouw A. D. E. L. Versteeg, geboren Van
Gelder, en den heer II, J. Versteeg, zijn
aan het rijk, ter plaatsing in 's rijks mu
seum te Amsterdam, ten geschenke aange
boden de geheele verzameling medailles,
penningen, draagteekens enz., en de biblio
theek van werken over de penningkunde,
nagelaten door wijlen den heer P. H. Van
Gelder, te Velp. Deze belangrijke verza
meling telt, buiten de boeken, 8454 nom-
mers.
De leden der tweede kamer zijn uit-
genoodigd om bij de feestelijke opening van
het Rijksmuseum te Amsterdam tegenwoor
dig te zijn. (Fad.)
De vrouw te Oud-Beierland, die ver
dacht wordt haren man te hebben willen
vergiftigen, is thans opnieuw in hechtenis
genomen, en naar het huis van arrest te
Dordrecht overgebracht.
Men meldt aan het N. v. d. D.dat
op de terugreis van het stoomschip Madura
van Batavia herwaarts, de baas-timmerman
Langkemper bij het verrichten van zijn werk
zaamheden in de tunnel van het schip, door
de stikstof van ontbonden of gesmolten me
lasse (gedeelte der lading) onmiddellijk werd
gedood. De bootsmaat, die hem, toen hij
te lang afwezig bleef, moest opzoeken, on
derging hetzelfde lot.
De personen, die naar laatslgemelde gin
gen uitzien, werden gelukkig gespaard,
doordat de voorste struikelde over het lijk
van den bootsman, die verder kon terug-
keeren dan de timmermansbaas.
Een brutale oplichterij werd eergiste
ren in een goudsmidswinkel in de Vijzelstraat
te Amsterdam gepleegd. Een jeugdige juffer
verzocht voor een winkelierster, vlak in de
buurt wonende, om eenige gouden voorwer
pen op zicht, voor een oogenblik mede. Aan
dit verlangen werd voldaan en de goudsmid
die de juffer nakeek, zag dat zij bij de
winkelierster binnen ging. Hij keerde toen
in zijn winkel terug, maar toen de juffer
wat lang wegbleef, ging hij eens informeeren
en moest toen hooren dat bedoelde juffer,
totaal onbekend bij de winkelierster, een
kleinigheid had gekocht en zich daarna spoe
dig had verwijderd. De goudsmid betreurt
nu het verlies van 4 gouden kettingen, 4
medaillons, 4 paar oorknoppen, 2 gouden
armbanden en 3 zilveren knipbeugels.
Een correspondentie uit Utrecht aan
de N. R. Ct. bevat het volgende relaas
Wie de onbetaalbare grap heeft verzonnen
en uitgevoerd, is vooralsnog een geheim;
maar hij heeft er alle eer van, zij is uit
stekend geslaagd. In den namiddag van
gisteren weerklonken onze stille straten van
het geschreeuw: „Nieuwe tillegramme!" 't
Was in lang niet gebeurd, en aan alle hui
zen werd aan de vensters geklopt of de deur
geopend en overal hoorde men de dienstmeisjes
gillen: „Hier iongoo!" Twee centen werden
geofferd voor het bulletin, dat al dadelijk
vertrouwen wekte, omdat het papier de kleur
der echtheid droeg: geel, welke kleur ook
door het Utreck's Dagblad voor zijn bulletins
is verkoren. Zij waren echter niet van die
drukkerij afkomstigmaar vari de anti-re
volutionaire Utrechtsche drukkerij iu de Je-
ruzalemsteeg, waar ook de weldaden van het
blad Re Oranjevaan in drukletters worden
overgezet. Het vertrouwen steeg, maar
desniettemin was de verbazing groot, toen
men las:
„Hedenmiddag arriveerde hier Jan Khan,
koning van Abessiuië, met talrijk gevolg,
waaronder men opmerkte Luluhanopper
schenker, en eenige zijner kamerheeren.
Een talrijke volksmenigte had zich ondanks
den regen aan het station verzameld; de
schutterij had zich verdekt opgesteld. Onder
de hooggeplaatste personen merkte men aan
het station op o. a. den commandeur van
de Elephant Blanc van Zanzibar; den bri
gadier van de maréchausde, benevens den
Karger. Zijne majesteit vertrekt heden
8.53 per Rtjnspoor naar Amsterdam, ten
einde zich ouder behandeling te stellen van
dr. Mezger".
Nu zal iedereen, dit bericht bedaard na
lezende, inzien dat het een studenten- of
andere grap is. Maar tochdr. Mezger is
tegenwoordig zoo in trek bij de vorstelijke
familiëndat men het lang niet onwaar
schijnlijk vond, dat koning Jan zich ook eens
ging laten wrijven. Tegen 8 uren kwamen
de half overtuigden opzetten, dra gevolgd
door de massa's, die het alleen maar van
hooren zeggen haddenen zoowas het spoe
dig zoo vol op het plein voor het station
en op het perron, dat verscheiden reizigers
de hulp der politie noodig hadden, om het
station te verlaten of te bereiken. Telkens
klonk het: daar heb je hem! en dan was
het gedrang ontzettend en geen rijtuig kon
er aankomen, of een luid hoera! klonk door
de lucht, en de familie die er uitstapte,
werd begroet met een leve koning Jan! Een
ventje, wiens rug wat hoog was werd voor
den Karger gehouden en daar duchtig mede
beetgenomenwant het was bekend geworden
dat de betrekking van Karger aan het hof
van koning Jan eenige overeenkomst heeft
met die van de damesbij welke men aan
de spoorwegstations tegen betaling van 5
cents „zekeren sleutel" kan bekomen.
Op het perron riep men hoerabvoor
eiken trein, en zelfs werd een wagen met
Hongaarsche varkens bestormd, toen een der
beambten verteld haddat daar het vorstelijk
gezelschap in vervoerd werd, gevende een
Abessinisch gezelschap immer zulk eene on
aangename lucht af.
Men amuseerde zich intusschen kostelijk
men lachte elkander uit, dat men zich zoo
had laten beetnemen, maar was ten slotte
den bedrijvers van de snoode daad toch nog
dankbaar voor de goed geslaagde grap, die
ons een geheel onverwacht, genoeglijk avondje
had verschaft.
In de gemeenteraadszitting van 2 Juni werd
te Kampen tot lid van de commissie van toezicht
op 't middelbaar onderwijs, tevens college van
curatoren, gekozen de heer dr. H. Bavinck. Deze
benoeming wekte aigemeene bevreemding daar zijn
naam niet op de aanbeveling voorkwam.
In de Dinsdag gehouden vergadering van den
raad, waarin dr. Bavinck mededeelde dat hij de
benoeming aannam, kwam van wege de commissie,
welke haar aanbeveling zag voorbijgaan, 't vol
gend adres in:
Kampen, 17 Juni 1885.
De commissie van toezicht op de inrichtingen
voor middelbaar onderwijs, tevens college van
curatoren van 't gymnasium alhier, heeft met ver
wondering en leedwezen vernomen, dat in uwe
vergadering van 2 Juni jl. de heer dr. H. Bavinck,
met voorbijgaan van de aanbeveling, door haar,
krachtens art. 3 der haar betreffende verordening
ingediend, tot haar lid is benoemd.
De commissie waardeert in elk opzicht den per
soon van den heer Bavinck. En bovendien erkent
zij het recht van ieder raadslid om op iemand te
stemmendie niet op hare aanbeveling staat.
Maar zij gelooft tevens, dat zoodanige afwijking
van die aanbeveling alleen in twee gevallen vol
doende kan worden gerechtvaardigd, - vooreerst
wanneer er meer of min gewichtige bezwaren tegen
FEUILLETON.
52.)
»Hij is het," sprak de gravin bij zich-
zelve.
Maar zij wilde niet, dat er een zweem
van twijfel overbleef.
„Vriendje," hernam zij met een stem,
die een beetje beefde. „Kan je me ook
zeggen, hoe die reiziger er zoowat uitziet?"
„Wel zeker!" antwoordde de jongen,
verrukt, dat die mooie vreemdelinge hem
ondervroeg en dat hij haar te woord kon
staan, „'t Is een bruin manschoone ge
stalte, grijzende baard en haren, bleek en
ernstig gelaat, een rijk heer ongetwijfeld
en voornaam ook. Hij zag er echter alles
behalve opgewekt uit, en scheen afgetrokken."
Hoe onvolledig dit zoo geschetst por
tret was, herkende de gravin gemakkelijk
haar man. Nu zij er zeker van was, dat
de graaf en zijn dochter in Italië waren
gaf zij het plan om naar Nice te gaan, ge
heel op,
„Is n er op gesteld Luigi van avond
nog te spreken?" vroeg haar den jongen.
„Ja," antwoordde zij.
„In dat geval, als u op hem hier wilt
wachten, kunt u wel in de zaal gaan." i
De gravin had niet meer zich de zeker
heid te verschaffen dat de reiziger werke
lijk de graaf De Lasserre was. Zij besloot
toch op Luigi te wachten, in de hoop dat
die man haar enkele, voor haar zeer kost
bare inlichtingen zou verschaffen.
Zij wachtte twee uur lang met gemak
kelijk te begrijpen ongeduld en angst.
Eindelijk zag zij de deur der zaal open
gaan en een man op haar afkomen met
een breedgeranden vilten hoed in de hand,
en wiens kleêren met stof bedekt waren.
Zij begreep dat het Luigi was.
„kien heeft mij gezegd signora, dat u op
mij wachtte?" zei hij.
De gravin, die uitnemend Engelseh en
Duitsch kende, sprak ook een beetje Ita-
liaansch.
„Ja, Luigi," antwoordde zij opstaande.
De postrijder had reeds haar reiszak op
gemerkt.
„Ik begrijp het al; de signora wil naar
Nice. Ik ben tot haar dienst. Wij zullen
over tien minuten vertrekken."
«Ik ben hier gekomen met het plan u te
verzoeken mij naar Nice te rijdenhervatte
de gravin. „Maar ik ben tot andere ge
dachten gekomen."
„Is de signora bang voor den donker?"
vroeg de Italiaan glimlachend.
„Neen, maar ik behoef niet meer naar
Nice te gaan."
„Bij een volgende gelegenheid dan
signora
Hij wilde zich verwijderen. Zij vatte hem
lsvendig bij den arm.
„Mijnheer Luigizeide zij„ik heb u
een vraag te doen."
„Mij?" antwoordde hij verrast.
„Ja u, mijnheer Luigi. U is zoo even
te Mentone met een reiziger aangekomen...."
Het gezicht van den Italiaan kreeg eens
klaps een andere uitdrukking. De gravin
ging aldus voort:
„Daarna hebt gij dien reiziger naar "Vin-
timille gebracht, 't Is immers naar Vinti-
mille, dat gij gegaan zijt, mijnheer Luigi?"
Ziende dat hij niet antwoordde, ging zij
voort
„Te Mentone komende, was die reiziger
alleen. Toen hij Frankrijk verliet was hij
niet meer alleen. Hij had een klein kind,
een lief klein meisje bij zich.... Mijnheer
Luigi! Hebt ge ze te Vintimille gelaten?"
Waarheen moeten zij verder gaan. O, ik
bid u," voegde zij er bij, de handen vou
wende en met tranen in de oogen, „ant
woord.... antwoord!"
De Italiaan bleef zwijgen.
„O, ik begrijp het al," riep zij. „Men
heeft u verboden te spreken."
Hare oogen schoten vol tranen. Plotse
ling vatte zij de beide handen van Luigi.
„Gij ziet, dat ik ongelukkig ben, aan
de wanhoop ten prooi. Gij kunt mijn smart
verzachten, en gij doet het niet... Toch
zijt gij niet boosaardig. Ik zie het in uw
oogen. Gij zijt aangedaan, gij kunt het
voor mij niet verbergen. In den naam van
uwe moeder, van uwe vrouw, als gij ge
huwd zijt, van uw kind, indien gij er een
hebt, zeg mij wat gij weet."
„Ik weet niets, signora!"
„Neen, neen, dat is niet zoo! Gij wilt
niet antwoorden.... Maar welken eed heeft
hij u dan afgenomen? Mijnheer Luigi!
't is eene arme moeder, die voor u staat
een verslagen, wanhopige moeder, die u
bidt
Ja, ik wil het u wel zeggen, aan u;die
man, dien gij gereden hebt, is mijn echtge
noot, en het kind, het engeltje, dat gij ge
zien hebt, is mijn dochtertje.
(Wordt vervolgd.)