NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
eze Courant verschijnt dagelijks, behalve oZou- en Feestdagen.
ABOIÜEÜIESIT:
Zaterdag 20 Juni 1885. N®. 143.
ADVERTENTIE M:
Uitgevers: Gebroeders Muré.
Gecostuineercleii Optocht
DE BOETVAARDIGE.
Lil
EG.
Vertrei
loitetd.
8.10
9.45
0.15
1.03
1.23'
2.45
3.35
5.10
6.23'
6.30
7.25
3.50
Voor Leiden, per 3 maandenf :15.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60.
Prijs per manier 5 ('ent.
199c Jaargang.
Van 16 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, acontant, zonder rabat, per regel O.IO.
Bsireel: Sclseepmakersstceg 0.
Stads-liericliten.
SCUVTTETtU.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN
doen te welen, dat de alpha be tische naamlijst van
alle personen, die, overeenkomstig de wet van den
11 April 1827, aan de loting voor de Schutterij moe
ten deel nemen, ter inzage van de belanghebbenden
zal liggen ter secretarie dezer gemeente, van den 20
toten°fnet den 29 Juni aanst. (de Zondag uitgezonderd),
jes voormiddags van 9 tot 12 uren, en dat de loting
xal plaats bobben in een der lokalen van bet Raad
huis, en wel:
op dinsdag den 30 Juni 1885, 's voormiddags
te negen uren.
Wordende zij, welke na de laatst voorgaande in
schrijving zich binnen deze gemeente metterwoon heb
ben gevestigd, tot eene naloting opgeroepen, mede
op Dinsdag deyi 30 Juni 1885, 's namid
dags te één uur.
Zullende ieder ingeschrevene bij een biljet worden
opgeroepen, om tot, de loting ter voorschreven plaats
op lekoinen, op den dag en bet uur in deze kew-
psgeving uitgedrukt terwijl zij, die verhinderd
mochten worden zeiven tot de loting op te komen,
zich door een gemachtigde kunnen doen vertegen
woordigen, of geen gemachtigde verschijnende, zal de
loting geschieden door een der leden van de Commissie
uit het Gemeentebestuur. Tevens worden de be
langhebbenden verwittigd, dat hij de genoemde loting
aanteekening zal worden gehouden van de redenen tot
vrijstelling, die de ingeschrevenen verineenen, krach
tens bet 3de art. der wet, te kunnen aanvoeren:
waarom bet voor hen die zoodanige redenen lot vrij
stelling meenen te hebbenvan belang isdoor perso-
neele opk rnsl, of, bij volstrekte beletselen, door het
zenden van een met hunne omstandigheden wel be
kenden gemachtigde, de loting niet te verzuimen.
En wordt eindelijk den belanghebbenden kennelijk
gemaakt,, dat aan de navolgenden bij de wet recht
op vrijstelling is toegekendals
1°. die met ziekte of gebreken zijn behebt, welke
hen tot den wapenhandel, voor het tegenwoordig
oogenblik of wel geheel, ongeschikt maken:
2°. die kleiner zijn dan eene Nederlandsche el
(meter)en vijfhonderd zeventig strepen (milli
meters);
3°. de geestelijken van alle gezindten, zoo lang
zij niet van stand veranderen
4®. de professoren en lectoren aan de hoogescho-
lcn, (rijks-universiteit), aan de atheriaea en
de seminariën;
5°. de studenten in de godgeleerdheid;
6°. die den rang van ollicier in dienst van den
Staat, te lande of ter zee hébben bekleed,
en door eervol ontslag den dienst verlaten heb
ben of gepensionneerd zijn, zoo lang zij niet
in een gelijken of een hoogeren rang bij de
Schutterijen kunnen worden aangesteld
7°. die, wegens verandering van woonplaats, eervol
nit de Schutterij zijn ontslagen in den rang
van Officier, voor zoo verre zij in hunnen
vorigen of in een hoogeren rang niet weder
kunnen worden aangesteld
10".
8°. die in militairen dienst ter zee of te lande zijn,
waardoor alleen worden bedoeld zij, die na de
inschrijving in militairen dienst zijn getreden:
als rustende op militairen, zoo lang zij in dienst
zijn en dus niet voor ingezetenen eener be
paalde gemeente kunnen gehouden worden,
de verplichting niet om zich te doen inschrijven,
9°. den broeder van hem, die in persoon voor zich
zeiven bij de Schutterij dient, met dien ver
stande, dat van een gelijk getal broeders altijd
de helft, en van een ongelijk getal slechts de
kleinste helft tot den dienst zal worden opgeroe
pen strekkende deze bepalingen zich echter niet
uit tot zoodanige broeders, die, om welke reden
ook, niet meer hij hunne ouders inwonen;
terwijl voorts, it: tijd van vrede, van den
actieven dienst tevens worden vrijgesteld (mei
de bepaling nochtans, dat zij tot den werkelijken
dienst dadelijk kunnen worden opgeroepen, in
dien de redenen van vrijstelling ophouden waar
om zij op de algerneene en bijzondere rollen tevens
geplaatst, doch hij de reserve zoo lang in dienst
gesteld worden);
zij, die tot den dienst der nacht-of brandwach
ten, en tot dien der brandspuiten, zijn aange
steld, zoo lang zij met die werkzaamheden zijn
belast
11°. lijf- en huisbedienden, voor welke als dienstbo
den de personeele belasting wordt betaald, waar
onder echter niet zullen worden verstaan werk-
boden of zoodanige bedienden, die ter uitoefe
ning van iemands beroep of bedrijf zijn benoo-
digden
12°. zij, die voortdarend uit armen-kassen bedeeld,
of in de armen-gestichlen opgevoed of onder
houden worden.
En zullen dientengevolge degenen, welke mochten
vermeenenuit hoofde van een der bovengemelde
redenen, aanspraak op vrijstelling te kunnen maken,
zoowel als zij, die zich in den dienst willen doen
vervangen, de bewijzen daartoe vereischt, moeten
overleggen en, in het laatste geval, de personen,
met welke zij van nommer willen verwisselen, ken
baar maken aan de Commissie, op Vrijdag den
3 Juli aanstaande, des voormiddags tusschen 9 en 12
uren, op het Raadhuis, ten einde daarvan de noodige
aanteekening te doen, voor zooveel zulks bij de loting
niet mocht zijn geschied; zullende op de reclames,
zoowel als over de goed- of afkeuring der personen,
door welke men verlangt zich te doen vervangen,
nader door de Commissie van onderzoek uitspraak
worden gedaan.
En wordt deze door aanplakking en door plaat
sing in de Leidsche Courant afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE KANTER, Burgemeester.
leiden, 19 Juni 1885. E. KIST, Secretaris.
De BURGEMEESTER der gemeente LEI
DEN,
Gezien art. 52 der Algerneene Politie
verordening, dd. 6 November 1879waarbij
de bevoegdheid wordt verleend om bij bijzon
dere gelegenheden nadere bepalingen omtrent
bet rijden en verblijven van rijtuigen op
straat te maken
BEPAALT:
1". dat op DINSDAG den 23en Juni
e. k.ter gelegenheid van den
door Heeren Studenten der Leidsche Univer
siteit te houden, langs den weg dien de
Optocht neemt, op dien tijd geene rijtuigen
of paarden zullen mogen stilstaan, alsmede
dat rijtuigen of paardenden Optocht ont
moetende, niet in tegenovergestelde richting
zullen mogen doorrijden, maar zich naar
elders moeten verwijderen;
2°. dat dien avond, van 7 uren af tot
na afloop der feestviering, het Rapenburg
O Z. (de zijde van het Museum van Natuur
lijke Historie) niet anders bereden mag
worden dan in de richting van de Nieuw-
steegsbrug naar de Noordeindsbrugliet Ra
penburg W.Z, (de zijde van het Academie
gebouw) in de richting van de Noordeinds-
brug naar de Ruïneterwijl de Breêstraat
niet anders mag bereden worden dan in de
richting van de Noordeindsbrug naar de
Hoogewoerdsbrugbehalve bij het passeereu
langs die straat van den Optocht, als
wanneer de richting door de politie zal wor
den aangewezen;
3". dat des avonds gedurende de illumi
natie alleen STAPVOETS mag worden
gereden.
Wijders noodigt hij het publiek dringend
uit, den Optocht niet te volgen en bij het
passeereu daarvan op de eenmaal ingenomen
standplaatsen te blijven, en verder alle aan
den optocht hinderlijke belemmeringen uit
den weg te ruimen en alzoo tot den gere-
gelden en ongestoorden afloop daarvan, ieder
naar zijn vermogen, mede te werken.
De Burgemeester voornoemd,
DE KANTER.
Leiden, 19 Juni 1885.
STADSNIEUWS.
Het op nieuw gebeitelde vers in den
toetsteen, die geplaatst is boven het com
missariaat van polieie of de voormalige
vleeschhal van het stadhuis, herinnert zeer
goed wat de bewerking betreft aan het oor
spronkelijke. Men weet, dat bij de herstel
ling aan het stadhuis noodig werd bevonden
eene laag van dien steen en daarbij het
opschrift weg te hakken. Eerst aan den
steenhouwer, die zoo knap het gothisch
schrift met zijne fraaie beginletters opvolgde,
daarna aan den vergulder en schilder, die
het schrift door zijn penseel verduidelijkte,
komt lof toe. Orlers en Van Mieris zijn
ten opzichte van dat vers bijna gelijklui
dend. Het is van Jan Van Hout, die er
meer gemaakt heeft. Op heyl o. a. staan
stippen en aan sulex, dat op heyl volgt,
ontbreekt nu de x. Voor deze vrijgevigheid
aan de eene en tekortkoming aan de andere
zijde zijn steenhouwer noch schilder aan
sprakelijk.
De wind is zuidwest, aanwakkerend
en de barometer teekent 758 mill. New-
York heeft storm voorspeld, zoodat de ver
wachting van onstuimig weer niet onze
ker is.
GEMENGDE BERICHTEN.
-- Door den minister van waterstaat
handel en nijverheid is o. m. tot lid der
jury voor de afdeeling tuinbouw der Inter
nationale Tentoonstelling te Antwerpen be
noemd de heer II. Witte, te Leiden.
Blijkens mededeeling van de regeering
zal de doorvaart in het Suez-kanaal, den
22sten Juni worden hersteld. De mailbooten
zullen daags te voren worden ingelaten.
Staatsblad n°. 121 behelst het kon.
besluit van den 18den Mei 1885, ter be
kendmaking a. van den tekst der wet van
28 Augustus 1851 SlblxP. 126, tot regeling
van de bevordering, het ontslag en het op
pensioen stellen der militaire officieren bij
de zeemachtb. van den tekst der wet van
gelijke dagteekeningSlbln°. 127, tot rege
ling der militaire pensioenen bij de zeemacht:
zooals die bij latere wetten zijn gewijzigd
en aangevuld.
In een buitengewone Nederlandsche
Staatscourant van 20 Juni 1815 kwam de
volgende mededeeling voor van de over
winning bij Waterloo:
„De voorloopige tijdingen, in onze bui
lt'E U1L L E T O N.
41.)
Na de treden van de stoep te hebben
beklommen, duwde hij de op een kier staande
deur open en liep den gang binnen, waar
van de marmeren tegels onrler zijn stap
weerklonken. Onmiddellijk ging een deur
epen en bevond bij zich in tegenwoordig
heid van een jonge vrouw vau vijf-en-twin-
hg of dertig jaren, die begon hem met
een levendige verbazing aan te zien.
//Wie is u? Wat komt u doen?" vroeg
eij hem in het Italiaanseh.
De graaf behoefde niet veel moeite te
doen om te raden, dat die vrouw een dienst
bode was.
//Ik heb u niet te zeggen wie ik ben,"
antwoordde hij uit de hoogte. „Maar wat
dit: Uw meesteres spreken!"
Dat is onmogelijk."
//Waarom
„Mijn meesteres ontvangt niemand."
„En uw heer?"
„Die is uitgegaan."
„Des te beter," dacht d
Hij hernam met luider stem:
„Daar uw heer afwezig is, wil ik uw
meesteres spreken."
„Neen," antwoordde de dienstbode kortaf.
De graaf wierp op haar een blik, die haar
twee stappen deed terugdeinzen.
„Ik herhaal, dat ik uw meesteres wil
spreken, zei hij op doffen toon.
„En ik herhaal, dat mijn meesteres nie
mand ontvangt."
,,'t Is mogelijk, maar mij, mij zal zij
ontvangen. Hoort ge. Waar is zij! Ant
woord!"
En toen de dienstbode bleef zwijgen
terwijl zij hem angstig aanzag, vatte hij haar
bij den arm en schudde haar hevig, en ter
nauwernood zijn woede kunnende bedwingen,
riep hij
„Maar antwoord dan, antwoord dan!"
De vrouw liet een kreet van schrik en
smart ontsnappen.
I Op hetzelt'de oogenblik hoorde de graaf
een deur op de eerste verdieping opengaan.
Daarna vroeg een eenigszins ontstelde stem
„Wat gebeurt er toch Juanita?"
Die stemde graaf herkende haar. Het
j was die van zijn vrouw.
Voordat de dienstbode den tijd gehad
had te antwoorden, duwde hij haar schie
lijk op zij om zich een doortocht te banen
en vloog de trap op.
Aanstonds deinsde de jonge vrouw terug,
en een gesmoorde gil, een soort van reute
ling ontsnapte aan haar borst.
Lijkkleurig van schrik, sidderende, met
wijd opengesperde oogeukromde zij zich
ineen, alsof zij een doodelijke slag zou ont
vangen.
De graaf duwde haar in de kamer, wier
deur open was blijven staan en trad ach
ter haar binnen.
Er volgde een oogenblik stilte. Somber
afgrijselijk als de kalmte, die bij zware on-
wedersbuien, de eerste losbarsting van den
donder voorafgaat.
Altoos voorovergebogen, met hoog op
getrokken schouders, vernietigd, bleef de
gravin onhewegelijk midden in de kamer.
De graaf ging vlak voor haar staan, en
vestigde op haar een blik, waaruit meer
verachting dan toorn sprak.
„Ah!" dus sprak hij spottend, en met
een stemwier trilling alleen zijn inwen
dige ontroering verraadde. „Gij waart er
niet op verdacht den man zoo eensklaps te
zien verschijnen, dien gij beleedigd hebt.
Het schijnt dat gij u hier goed verborgen
acht in dat huis tusschen die hoornen! Gij
zoudt verder hebben kunnen vluchten en
nog ondoordringbaarder schuilplaats kunnen
vinden. Maar laat u dat niet spijtenIk
zou u toch hebben uitgevonden.... Ik was
besloten daarvoor al de hoeken der aarde
te doorvorschen, mevrouw.... Maar gij hebt
mij de taak gemakkelijk gemaakt, die ik
mij heb opgelegd. Ik dank u."
De gravin wankelde en scheen op liet
punt neder te zijgen.
„Ik heb medelijden met u", hernam de
graaf. „Richt u dan toch opGe zijt
bang? Welnu, ik zal u geruststellen. Ik
heb het niet op uw leven gemunt. Ik ben
uw echtgenoot, ik zou u dus kunnen dooden,
volgens onze wet. Ik heb er recht toe.
Maar ik ben geen moordenaar.... U dooden?
Waarom? Om mij te wreken.... Neen, ik
houd niet van dat soort van wraak. Ik
zal mij meer en zekerder wreken door u te
laten leven, 't Is niet voor u, dat ik hier ben.."
De gravin sidderde en zag hem aan.
"O, ik begrijp het", riep zij. „Gij wilt
hem uitdagen, vechten.... neen, dat
zal niet geschieden, dat zou te afgrijselijk
wezen
De graaf schudde met het hoofden een
vreemde glimlach speelde op zijn lippen.
Wordt vervolgd.)