NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Deze Cour»ut verschijnt dagelijks, behalve op Zou- eu Feestdagen.
ABOIHMEHEWT:
Prijs per Nammer 5 Cent.
Zaterdag 30 Mei 1885, N°. 125.
ADVERTENTIE N:
Bureel: Sclieepuiakerss*°«a: 6.
Uitgevers: Gebroede
DE BOETVAARDIGE.
Leids; 8 Courant
Voor Leiden, per 3 maanden1.25;
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60.
Van i6 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, a contant, zonder rabat, per regel/' 0.10.
199c Jaargang.
BERICHT.
Zij, die zich met den lstcu Juni
op 'deze Courant wensehen te
abonneeren, ontvangen de nog
verkrijgbare nommers van deze
maand gratis.
DE ADMINISTRATIE.
STADSNIEUWS.
Heden namiddag viel aan het einde van
den Nieuwen Rijn een IO-jarig jongentje in
het water en geraakte onder eene aldaar
liggende schuit. Een jeugdige buurman
bedacht zich geen oogenblik, begaf zich ge
kleed te water en smaakte het genoegen den
jongen snaak ongedeerd op het droge te
brengen.
De Vox Sludiosorum bevat het navol
gend schrijven.
Aan het Leidsche Studenteneorp»!
Het zal U welligt verwonderen, dat ik
mij op nieuw tot uw Corps wend over zijne
verhouding tot de nieuwaangekomene Stu
denten, nadat het, in verband met mijn
schrijven in Dec. 11. het Collegium heeft
uitgenoodigd, om de noodige stappen te doen
tot afschaffing van „den ladder", en nadat
in eene vergadering van de Leden van de
Sociëteit Minerva daartoe besloten was eu
evenzeer de Introductie der Novitii aldaar
na 11 uur des avonds was verboden.
Die maatregelen hebben zonder twijfel
eene groote verbetering in den toestand ge
bracht en zullen met niet minder genoegen
door het groote publiek, dat met die instel
lingen bekend was, vernomen zijn, dan door
mijdie Uw Corps op de schadelijke gevol
gen van de behandeling der Novitii, uit
een geneeskundig oogpunt gewezen heb.
Het is dan ook niet op deze zijde van
het vraagstuk dat ik zou willen terugkomen,
maar ik acht mij als Rector Magnificus ver
plicht Uw Corps op eene andere zijde daar
van opmerkzaam te maken, namelijk op de
belangen van het onderwijs, die bij de groe-
nenquaestie betrokken zijnen U zeker niet
minder dan mij ter harte gaan.
Het is niet onmogelijk dat deze door het
menschlievende besluit, dat door Uw Corps
is uitgelokt, in de schaduw zijn gesteld en
minder den aandacht hebben getrokken;
immers schijnen die niet nader op Uwe ver
gadering een punt van overweging te heb
ben uitgemaakt. '.f
Men moge'bewerendat de Novitii niet
verhinderd worden de colleges dadelijk'bij
hunne opening te bezoeken, daar het hun
niet verboden wordt, toeh zal wel nie
mand uwer ontkennen, dat hunne vrijheft
in dit opzicht facto wel degelijk wordt be
perkt door de uitnoodigingendie zij ont
vangen voor uren, waarop de lessen zouden
gehouden moeten worden, aan welke uit:
noodigingcn zij zich bezwaarlijk kunnen en
zich ook veeltijds niet gaarne willen ont
trekken.
Er moge dan geen ligchamelijke dwang
worden uitgeoefend, toch wordt er op hen
eene morele pressie gelegd, welke vooral,
nu de student zich dadelijk bij zijne intrede
in de Universiteit op nieuwe en vreemde
vakken moet toeleggen, ten nadeele is van
zijne studie.
Ik ben overtuigd, dat niemand Uwer
het goed kan keuren, dat de opening der
lessen aan de Universiteit moet wachten
op het nakomen van verplichtingen van de
jongere aan de oudere studentenen dat
zoodoende de belangen van het onderwijs,
waarom de Student de Universiteit bezoekt,
geheel worden achtergesteld bij de eisehen
van het studentenleven.
Indien ik in deze opvatting niet dwaal,
twijfel ik evenmin aan den goeden wil
van het Studentencorps, om, getrouw aan
de belofte ten vorigen jare aan den Senaat
der Universiteit gedaan, alle belemmeringen
voor het volgen der lessen uit den weg te
ruimen.
Mocht het door een besluit in dien zin
te nemen, dat de Novitii gedurende den
voormiddag althans van alle verplichtingen
worden vrijgesteldwillen toonen ook ge
voelig te zijn voor de bezwaren, die, gij
zult het inij toegeven, niet zonder reden
tegen de tegenwoordige orde van zaken ge
rezen zijn, dan zal Uw Corps opnieuw een
bewijs geven, dat het niet eenzijdig zijne
eigene belangen maar ook die der Univer
siteit weet te behartigen, en verlangt mede
te werken tot den bloei en het onderwijs.
Met den oprechten wensch, dat zulk een
besluit den hartelijken band, die tusschen
Studenten en Hoogleeraren bestaat moge
versterken, neem ik de vrijheid die zaak
in Uwe overweging aan te bevelen.
Was get.: G. D. L. Huet,
Rector-Magnificus.
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
Bij beschikking van den minister van
ibinneul. zaken is bepaald: dat het schrif
telijk gedeelte van het examen ter verkrij
ging van de acte van bekwaamheid als hoofd
onderwijzer en hoofdonderwijzeres, voor het
jaar 1885, zal plaats hebben op 1 Jnli e. k.;
dat de mondelinge examens zullen aanvangen
op 15 Juli daaraanvolgende, en dat de com-
missiën met het afnemen dezer examens be
last, zitting zullen houden te Breda, Arn
hem, 's Gravenhage, Amsterdam, Leeuwar
den en Zwolle; en zijn o. m. tot lid van
de commissie te 's Hage benoemd: W. P.
Woiters, leeraar aan de hoogere burgerschool
te Leiden, en A. Op de Laak, hoofd eener
lagere school te Noordwijk.
De tabelopgenomen in mr. De Savornin
Lohman's wetsontwerp tot wijziging van
art. 1 der kieswet, geeft de volgende cijfers
voor den census aan:
Amsterdam ƒ44.; Ss Gravenhage ƒ42;
Utrecht ƒ42 Rotterdam ƒ38; Leiden ƒ34
Dordrecht f 30 Middelburg 30Leeuwarden
ƒ30; Delft 28; Groningen ƒ28Schiedam
28; Nijmegen ƒ28; Zwolle 28Haar
lem 28Maastricht 28; 's Hertogenbosch
ƒ26; Deventer ƒ26: Arnhem ƒ26; Zaan
dam 26 Gouda 24; Kampen 24; Har-
lingen 24; Breda ƒ24; Zutfen ƒ24; Alk
maar ƒ24; Amersfoort f 22; Bergen-op-
Zoorn 22; Hoorn ƒ22; Roermond ƒ22
Helder 22; Vlaardingen ƒ22; Vlissingen
ƒ22; Enkhuizen ƒ22; Zieriksee ƒ22; Hil
versum 22.
Alle overige gemeenten des rijks 20.
In 1884 werd successierecht betaald
van 4313 nalatenschappen in de rechte lijn
en tusschen echtgenooten en van 4757 an
dere. Daarvan waren er: 478 van 300 a
500, 852 van ƒ500 ik 1000, 4506 van
ƒ1000 ik 10,000, 2374 van ƒ10,000 ik
50,000, 463 van ƒ50,000 100,000,
323 van 100,000 ik 500,000 en 43 daar
boven. Ér werd betaald: 1 pCt. over 153^
millioen, 3 pCt
over 12 millioen
millioen door broeders en zusters,
over 16J- en 10 pCt. over 23 millioen.
De rechtbank te Rotterdam veroor
deelde gisteren de bekende Heystek en Klump-
gens, wegens bedriegelijke oplichting, ieder
tot vier jaar gevangenisstraf.
Gisterenavond sprong een wissel wachter
van den Staatsspoorweg, onvoorzichtig ge
noeg, van een in gang zijnde locomotief,
aan den overweg nabij de guanoloodsen te
Eeijenoord, met het noodlottige gevolg, dat
hij in aanraking kwam met de machine en
overreden werd. De ongelukkige ble'ef op
de plaats dood.
Den 27 Februari 11. ontdekte een
landbouwer te Haarlemmermeer, toen hij
met zijn vrouw uit de kerk kwam, dat men
bij hem in huis was geweest en dat uit
een opengebroken kabinet eenige kostbaar
heden ontvreemd waren. Bij onderzoek
ontdekte men bij het raam, waardoor de
dief moest binnengeklommen zijn, indruk
ken van laarzen, maar terwijl de eene indruk
die van een gewonen manslaars was, was
de andere geheel rond. Dit gaf aanleiding
om terstond te verdenken J. S.die eenigen
lijd geleden bij den bestolen boer in dienst
was geweest en die een horrelvoet heeft,
waarvoor hij aan het rechter been een cir-
kelvormigen laars draagt; trouwens stond
hij ongunstig bekend. S. werd aangehouden
maar ontkende iets van dien diefstal te weten,
wel had hij den bewusten dag eene wande
ling gemaakt langs de woning van den
bestolene, maar verder ontkende hij alles.
Ook eergisteren op de terechtszitting van het
hof te Amsterdam bleef hij bij zijne ver
klaringen der 12 it charge gehoorde getuig-
gen zoo goed mogelijk te beantwoorden.
Na het getuigenverhoor, dat tot laat in
den middag duurde, lichtte mr. Jolles,
adv-gen. zijn requisitoir toe, strekkende
tot veroordeeling tot een celstraf van 2 jaren.
Mr. Boerlage, advocaat te Amsterdam,
trachtte de beschuldigde stuk voor stuk te
weerleggen en concludeerde wegens gebrek
aan wettig bewijs tot vrijspraak. Uitspraak
over 8 dagen.
De lieer George Rosenthal heeft weder
700 werken, waaronder hoogst zeldzame^
FEUILLETON.
23.)
Wie was hij? Hem moest mevrouw De Las-
serre ongetwijfeld op partijen herhaaldelijk
ontmoet en sinds lang gekend hebben. Het
kwam er dus in de eerste plaats op aan,
den naam van dien man te weten. Wie
kon het wezen?
Misschien zou de markiezin hem wel
eenigszins op de hoogte kunnen brengen
dus sprak hij.
Deze verklaarde zich daartoe bereid
vooral toen zij tevens vernamdat de graaf
geen moordplannen koesterde tegen een der
beide schuldigen, maar slechts zijn lief
dochtertje wilde terugvinden, om dit aan
de moeder te ontnemen. Toch kon zij niet
nalaten hem op zachten toon te verwijten,
dat hij zijn jonge vrouw wel wat veronacht
zaamd had en hij, trots zijn belofte in zijn
afzondering teruggekeerd was, om zich on
verdeeld aan de studie te wijden.
„Men heeft u uw vrouw ontnomen,
omdat gij haar niet hebt weten te bewaren
zeide zij.
De ongelukkige loosde een zucht en liet
zijn hoofd op de borst zakken.
„Ik wil de gravin De Lasserre niet ver
ontschuldigen," ging de markiezin voort.
„Neenzij is schuldig. Zij heeft u ver
raden bedrogen 1 't Is een rampzalige
En toehmijn vriendverdorven is zij niet.
In een oogenblik van verstandsverbijstering,
van waanzin heeft zij gehandeld.
Maar dit daargelaten; ik mag u geen
verwijtingen doen. Gij zijt te goeder trouw
geweest. Het was ter wille van uw kind,
om haar dierbaar leven te redden, dat gij
u aan de samenleving hebt onttrokken. Ver
wijten zonden te laat komen en belache
lijk zijn in de omstandigheden, waarin gij
u bevindt.
Wij moeten nagaan wie zoo al werk van
haar maakte. Gij weet hoe gezocht zij was.
Misschien was zij al te tuk op bewondering.
Alle vrouwen houden er van om te schit
teren en te behagen. Geen is ongevoelig
voor complimenten of vleierijen.
Een beetje koketterie staat de vrouw goed.
En op dit punt was de gravin wel wat ver
anderd sinds haar huwelijk.
Laat ons eens zien. Éen jong mensch
bovenal maakte haar op een in het oog
loopende wijze het hof. Hij was een goed
danser en danste dikwijls met Hélène. Hij
was de koning van het bal, zooals zij de
koningin.
„Zijn naam, zijn naam!"
»De burggraaf De Sanzac.'f
Op hetzelfde oogenblik veranderde het
gelaat van De Lasserre. Hij richtte zich
in volle lengte op, als door een losspringende
veer in beweging gebracht. Zijn oog schoot
bliksems.
„Hijhijriep hij met een stem tril
lende van toorn.
De markiezin zag hem ontsteld aan.
„Kent u dan mijnheer De Sanzac?"
vroeg zij.
„Of ik hem kenIk weet niet wat hij
tegenwoordig is, maar eenige jaren geleden
was hij een gemeene fielt.''
//O!"
„Mevrouwhernam de graaf op woesten
toon. „Ik zocht een naam, u heeft mij
dien genoemd. Ja. Hij is het wel. Hij!
De ongelukkigeMijn schande en smaad
zijn er nog grooter om! En zij heeft mij
mijn kind ontnomen om het bij dien man
te brengenOhOhOh
Een snik bleef hem in de keel nokken
en hij viel op zijn stoel neder.
XI.
HIJ IS HET.
De graaf De Lasserre scheen verbrijzeld,
vernietigd.
„Beste vriend!" zei mevrouw De Mont-
perry, „gij beschuldigt mijnheer De Sanzac
wel wat overhaast."
„Neenantwoordde de graaf, „u zal zien,
dat ik mij niet vergis."
„Toch is het slechts een onderstelling,
die gij waagt."
„Die man is tot alles in staat."
„Ge haat hem dus fel?"
Hij maakte met het hoofd een teeken
van minachting.
„Men koestert geen haat tegen iemand,
dien men uit het diepst zijner ziel veracht."
„Hebt ge dan oude grieven tegen hem
//Ja."
„Wat heeft hij u gedaan?"
„Mij, nagenoeg niets. Ik tel dat niet.
Maar er zijn andere zaken."
//Ah."
„Vergun mij over dit droevige punt ver
der stilzwijgen te bezwaren.
(Wordt vervolgd.)