r. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. Prijs per Nummer 5 Cent. Woensdag 27 Mei 1885. N°. 122. Bureel: Sclieepmakersstee»' G. Uitgevers; Gebroeders Muré. Stads-Berichten. DE BOETVAARDIGE. siCr Deze Couraat verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. ABOiMEfüElT: Voor Leiden, per 3 maandenf 1.25. Franco door het geheele rijk, per 3 maanden l.OO. 199e Jaargang. k O VER TE n TI EK: Van 6 regels0.90. Elke regel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingena contantzonder rabatper regel f 0.10. B E R I C II T. Zij, die zich met den l3^ Juni op 'deze Courant wenschen te abonneeren, ontvangen de nog verkrijgbare nommers van deze maand gratis. DE ADMINISTRATIE. Rostelooze Vaccinatie. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der ge meente LEIDEN brengen ter kennis van belang hebbenden dat gelegenheid beslaat tot koste- looze vaccinatie en rcvacclnatle voor on»ermogenden, in het lokaal der Stads-Waag op eiken Woensdag, des namiddags Ie een uur. Leiden, 6 Februari 1885. Burgemeester en Wethouders voornoemd, DE RANTER, üurgemeester. E. KIST. Secretaris STADSNIEUWS. Bij de op heden plaats gehad hebbende verkiezing voor een lid van den gemeente raad zijn ingekomen: in de le afdeeling van de 800 kiesgerechtigden 554 stembrief jes; in de 2e afdeeling van de 1026 kies gerechtigden 708 stembriefjes; derhalve van de 1826 kiesgerechtigden 1262 stembriefjes. Bij de laatstgehouden verkiezing waren 1397 briefjes ingeleverd. Bij de op heden gehouden openbare verkooping van cokes, bij partijen van 100, 50, 10 en 5 hectoliters, waren de hoogste prijzen/3518, 3.70 en f 1.90 de laagste prijzen ƒ35, ƒ.18, f 3.70 en ƒ1.85. Omtrent de aanhouding van den krankzinnigen dr. Wieprecht, is het der politie gebleken dat die persoon niemand anders is dat Johannes Jacobus Calander, oud 29 jaren, zoon van eene eenvoudige familie. Hij staat bekend als een zeer sluw persoon, wien het om niets anders te doen is dan om onder verschillende omstandig heden oplichting te plegen. Reeds in 1873 en 1874 werd hij door de Rotterdamsche rechtbank veroordeeld tot cellulaire gevange nisstraffen, sedert welken tijd hij zijne prak tijken uitoefent door zich als een krankzinnige voor te doen. Alhier werd jl. Woensdag op klaar lichten dag een winkelier bestolen. De diefstal was te brutaler, daar het gestolene niet door één man konde worden vervoerd. De politie, van de zaak onderricht, deed onmiddellijk mededeeling daarvan aan onder scheidene gemeentenen het gevolg daarvan was dat al het gestolene werd opgespoord, gedeeltelijk te 's Gravenhage en Rotterdam beleend. Ook de vermoedelijke dader zelf is te 's-Gravenhage aangehouden. Door de politie alhier is proces-ver- baal opgemaakt tegen H. S. die ten nadeele van zijn tijdelijken patroon verschillende artikelen had ontvreemd en die te koop had aangeboden, welke voorwerpen in beslag zijn genomen. Zoomede tegen een alhier niet te huis behoorend persoon, opgevende W. K. van Rotterdam, die, verdacht op straat rond zwervende, zich, o. a. door een mes te trekken, krachtdadig tegen de handeling der politie verzette. Jl. Zondag is door eene weduwe aan den Witten Singel verloren een vrou wenzak met een voor haar aanzienlijk bedrag. Die zak, gevonden door een drietal jongens is deze onmiddellijk daarna afgenomen door een hun onbekend man, die zeide de zak bij de politie te zullen bezorgen, hetgeen niet is geschied. Bedoelde man was van middel baren leeftijd, gekleed in 't zwart met pet op en had twee jongentjes, gekleed respec tievelijk met donker en een gestreept pakje, bij zich. Zij, die deze personen op voornoemden dag des namiddags omstreeks 5^- uur ter plaatse mochten hebben gezienworden verzocht inlichtingen te verstrekken aan het commissariaat van politie alhier. Men deelt ons het volgende mede: Geschiedvorschers is het bekend dat de beide toetsteenen geplaatst in den gevel van het stadhuisafkomstig zijn van het kostbare altaar dat graaf Willem, Roomsch koning, aan de Sint-Pieterskerk geschonken had. Sic transit gloria. Dat de werkman de oorspronkelijke verzen, die, na het stellen van een der steenen boven de stadhuispoort, daarin gehakt warenthans bij de restau ratie, keurig met het penseel heeft opge haald (gelijk in n°. 121 van deze courant vermeld wordt)kan toegestemd worden. Niet even gelukkig slaagt men echter bij andere herstelling of het schoonmaken van den geheelen gevel. Uit den steen althans, die boven de voormalige vleeschhal geplaatst 13, heeft zich een stuk los gelaten, tenge volge waarvan men zich genoodzaakt heeft gezien, ongeveer twee centimeter van den steen af te hakken, waarbij natuurlijk het oorspronkelijke, zeer karakteristieke, in go- thische met fraaie beginletters, gebeitelde opschrift is verloren gegaan. Het is te hopen dat een getrouw fac-si- milé van dat geschrift zal genomen zijn, getrouw vooral van eenen wèl aangelegde kuil, waarvan dat opschrift blijk droeg. En dan vertrouwd op den beitel van den werk man, die, als deze zijne taak „keurig" vol brengt, op lof aanspraak mag maken. De opschildering is dan zoo een zaak niet. Men meldt ons: Vergezeld van een hevigen opkomenden wind stroomden regen en hagelbuien op lsten Pinksterdag telkens van den hemel, tengevolge waarvan men voc" het koude uajaarsweer vluchtte en de middelen van vervoer niet meer dan gewoonlijk te doen hadden. De vroege ochtend van den 2den Pinksterdag liet zich gunstig aan zien en de traditioneele dauwtrappers bleven dan ook niet uit. Doch vergeleken bij vroeger jaren is thans hun aantal zeer verminderd. Toen waren de singels zwart van bekeeuwde wandelaars, die bij het openen der Stads poorten als bezetenen de stad uitstormden, de jeneverflesch zwaaiden, noten kraakten en gedroogde scharretjes knabbelden. De buiten-herbergen waren al voor dag en dauw open en bleven geen oogenblik onbezocht de warme zoelwei-man aan de poortbrug wedijverde met den eieren- en zuurman aan den Singel in het slijten van hun waar; ook kon men koekhakken „in drie en een schuifje" aan de kramendie buiten de poort waren opgericht, terwijl het, binnen de poort kermis was. Orn vier uren in den ochtend waren deze natuurbetrachters en nachtegaal-bewonderaars reeds zat van „koude thee" en vreugdevol, de vechtpartijen buiten rekening gelaten; er was eigenlijk op zoo'n ochtend geen kraken aan de neut. Op den middag werd de Leidsclie burgt bezocht om de merkwaardigheid, welke Leidsche burgt men om dezen te bereiken langs eene steile hoogte moest beklimmen. Bij zulk eene ge legenheid kostte het veel moeite de hoogte te beklimmen om den eigenlijken Burgt te bereiken. Het is waar, vrienden en vrien dinnen boden dan getrouw en met goed gevolg de behulpzame handals zij niet te veel boven hun „thee" waren, doch van de honderd gevallen rolden er doorgaans ne gentig naar beneden, of vielen in het lange gras halfweg in slaap, tengevolge van het dauwtrappen. Dank zij het onschatbaar algemeen onder wijs, is nu het volk door meerdere bescha ving en veredeling tot inkeer gekomen. Van al dergelijke tooneelen is het nu af- keerig. Het gaat op zoo'n dag met den spoortrein naar Scheveningen om de zee, naar Amsterdam om het kanotteke (het woord is voor panopticum uit den mond van een werkman opgevangen)of naar Haarlem om den Hout met het paviljoen en ten slotteKraantje Lekte bezichtigen en het onthoudt zich daarbij van alle luid ruchtigheid. Het drinkt ook thans slechts Lagerbier, welk bier daarbij op den laagsten trap van alle bieren staat. Daarom liepen de spoortreinen gisteren elkander dan ook achterna om reizigers te vervoeren en waren trams en stoombooten steeds bevolkt. Het weer had intusschen zeer donker gezien en was weer opgehelderd; waarlijk, het hield zich den geheelen dag huiten stortregen. Nog lang na midder nacht echter zuchtten de locomotieven, die her- en derwaarts lange treinen hadden weggebracht. Eerst toen de dageraad aan brak kwam er rust. Aan het bureel van het Holl. spoorstation alhier werden Zaterdag 11. afgegeven 1184 kaartjes en op de beide Pinksterdagen 3134 kaartjes. Het getal aankomende en vertrekkende treinen zoo van de Hollandsche als Rijnspoor bedroeg Zondag en Maandag 78. Volgens den datum is het overmor gen, den 28sten, 25 jaar geleden dat de bij velen nog onvergetelijke Pinksterstorm plaats had (2den Pinksterdag van 1860). FEUILLETON. 20.) Buiten kijf beantwoordde graaf De Las- serre met zijn drie-en-veertig jaren, zijn baard en haren, die reeds begonnen te grij zen, en zijn vroegtijdige kaalhoofdigheid, niet aan het ideaal, dat haar jonge en leven dige verbeelding had gedroomd. Evenals zoo menig ander jong meisje, was zij ge trouwd, zonder te weten waarom. Haar oom had haar aangeraden den graaf te huwen. Zij had dien raad gevolgd, slechts op het tegenwoordige lettende, niet den kende aan de toekomst. t Is waar, de graaf De Lasserre mis haagde haar niet. Integendeel, zijn loyale on edelmoedige natuur wekte al haar sym pathie. En voorts hij was voorkomend voor naar, hij had een schoonen naam, een groot nart en een vermogen van vele millieonen; dat alles kon niet nalaten haar te verblin den. De graaf ontrukte haar aan de armoede on hief haar tot zich op. Zij beschouwde de erkentelijkheid, die zij haar man toedroeg, als een begin van ware gehechtheid. Zij be loofde dus in volle oprechtheid aan dien goeden man al de genegenheid te kunnen schenken, die hij waardig was, en het ge luk dat hij haar vroeg. De graaf van zijn kant deed alles om haar het leven te veraangenamen. Om harentwil ging hij uit, veel uit. Evenals in Italië, voorkwam hij haar wenschen. Wat zij wilde, wilde hij ook. Nooit wei gerde liij haar iets. Hij had zijn vaste plaats in de opera, de Italiaansche opera en de Comédte Pranijaise. Ook zag hij veel menschenen de gravin kon partijen geven, zooveel haar hartje maar begeerde. In de eerste Pransche kringen verkeerde hij. De leden daarvan verdrongen zich in hun salons. De Lasserre was geheel veranderd. Ieder een, en de markiezin De Montperry vooraan, geloofde dat hij voor altoos zijn boeken in den steek gelaten en de wetenschap vaar wel gezegd had. Na vijftien maanden gehuwd geweest te zijn, schonk de gravin het leven aan een klein meisje, dat aanstonds voor den graaf het voorwerp van een soort van vergoding werd. Ongelukkiglijk, was het kind zwak en lijdend. Haar toestand boezemde De Las serre een levendige bezorgdheid in. Hij vreesde het te zullen verliezen. Die ge dachte achtervolgde hem gestadig en maakte hem droefgeestig. Op eens hield hij op met uit te gaan. Hij was er op gesteld zijn huis zoo weinig mogelijk te verlaten. Te kwader ure herinnerde hij zich, dat hij vroeger inde medicijnen had gestudeerd. Hij besloot de geneesheer van'zijn doch ter te wezen en haar leven aan de weten schap te vragen. Toen ontwaakte zijn harts tocht voor de studie met des te grootere heftigheidnaarmate die langer gesluimerd had. Hij keerde terug tot zijne boeken en wierp zich met een koortsachtigen ijver er op. Hij vergat de geneele wereld en zelfs zijn gade een weinig, om slechts aan zijn kind te denken en aan de middelen om haar leven te behouden. De gravin De Lasserre was nog geen negentien jaren. Jong, schoon, gevierd, gevleid, tuk op vermaken als zij was, kon zij gelijk haar manmet de wereld breken en niet meer die feesten bijwonen, waar zij in de eerste rijen schitterde? Misschien zou dat offer hare krachten te boven gegaan. Trouwens de graaf eischte dat niet. De jonge vrouw liet dus haar man zijn wetenschappelijk onderzoek voortzetten, zij ging voort met in de salons te schitteren waar haar bewonderenswaardige schoonheid altoos aller opmerkzaamheid trok. Had zij een weinig meer ondervinding gehad en was zij op hare hoede geweest tegen de verleidingen, die haar verrader lijk in de dichte mazen van een onzichtbaar fijn net wikkelden, misschien zou zij dan geen gevaar hebben geloopen. Ongelukkig lijk kende zij van de wereld niets anders dan wat de oogen treft: de schitterende zijde. Vol goed vertrouwen en in hare argeloosheid niet aan het kwade denkende had zij het hart op haar tong en gaf zij zich wel wat veel bloot. Een jong mensoh, van zes-en-twintig jaar, knap van uiterlijk, uit wiens oog vuur straalde, maar in wiens hart de valsehheid haar zetel had opgeslagen en van wiens lip pen de zoetste maar trouwelooste woordjes vloeiden, maakte haar aanhoudend het hof. Zij ontmoette hem bijna in alle huizen, waar zij kwamwant hij wist zich op een behendige wijze daar binnen te dringen. Langen tijd bood zij weerstand aan zijne gebeden, aan zijne tranen. Verleiders heb ben allerlei wapenen tot hun beschikking. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1885 | | pagina 1