NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. ABONNEMENT: Prijs per Nummer 5 ('ent. Vrijdag 15 Mei 1885. N°. 113. ADVERTENTIES: Bureel: Sclieepmakersstee»' 6. Uitgevers: Gebroeders Muré. Stails-Bericliten. BINNENLANDSCHE BERICHTEN. DE BOETVAARDIGE. rek A ank. Leiden 7.15 0* 8.56 5 10.21 5f 1U 5 12.11 3f 2.06 5* 3.41 5 4.41 0 6.1J 3t 7.06 5* 8.22 9.01 3* 9.46 >t 10.30 12.11 Leidsche ourant Voor Leidenper 3 maandenf 1.25. Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60. Van 16 regels0.90. Elke regel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen, a contant, zonder rabat, per regel 0.10. 199e Jaargang. Uithoofde van den Hemelvaartsdag zat Donderdagavond deze Courant niet worden uitgegeven. De BURGEMEESTER van LEIDEN brengt Ier kennis van belanghebbenden dat dagelijks, Zon- en feestdagen uilgozonderd, des voor. middags van 10—12 uren de paspoorten voor de miliciens dezer gemeente, belioorende lot de lichling van den jare 1880 en voorde zeemiliciens der lichling van 1881, verkrijg baar zijn Ier gemeente Secretarie, mils men zich in persoon en voorzien van zijn zakboekje daartoe aanmelde. De Burgemeesler voornoemd Leiden, 13 Mei 1885. DE KANTEIl. STADSNIEUWS. Heden werd aan de rijks-universiteit alhier tot doctor in de rechtswetenschap bevorderd de heer W. C. Bosman, geb. te Alkmaar, na verdediging van zijn akade- misck proefschrift, getiteld: „Vereenvoudi- ging van procedure in verband met het pan- dingsrecht en het Duitsche Mahnverfahren". Z. D. H. de bisschop van Haarlem heeft de wel-eerw. heer T. L. Koxhoorn, kapelaan aan de St. Petruskerk alhier, be noemd tot rector aan een in aanbouw zijnd gesticht te 's Gravenhage. -Heden nacht zijn verscheidene akkers met aardappelen afgevroren of door de vorst zwart gewordende struiken stonden anders zeer goed te veld. Ook de bloesems der vruchtboomen hebben op vlakke plaatsen veel geleden. De boeren konden heden och tend wel het ijs van het weiland opschep pen, de grond was hard en volgens som migen had de vorst ijs in de slooten gemaakt. Neiging tot ander weer bestaat er nog niet. Men schrijft onsIn Overijsel en Gelderland, waar duizenden hooi- en koren bergen worden gevonden, is het tot dusver een algemeen gebruik, dat de kappen met stroo worden gedekt. Deze kappen dienen vooral om het hooi en andere graangewassen tegen alle invloeden van het weer te be veiligen, maar zijn zoo ondoelmatig dat reeds voor langen tijd naar verbetering werd uit gezien. Thans is het aan de maatschappij „de IJsel" te Kampen mogen gelukken een nieuw systeem ijzeren kappen te vervaardi gen en in alle afmetingen verkrijgbaar te stellen. Deze kappen hebben vele voordee- leu boven de kappen op de gewone hooi en korenbergen geplaatst. Zij kunnen zeer gemakkelijk door één man, buiten de kap, op de grond staande, op en neder gelaten worden en voorkomen het broeien van hooi, doordat door de middenkoker verseke lucht in het binnenste der berg gebracht wordt, en kunnen, wanneer zij leeg zijn bij plotse ling opkomende wind, spoedig tot op den bodem neergelaten worden. Daarenboven voorkomen zij brandgevaar, omdat zij met gegalvaniseerd gegolfd plaatijzer zijn ge dekt, terwijl zij volkomen tegen regen be sehutten hetwelk bij de gewone stroobe- dekking niet het geval is. In het Staatsblad n°. 75 is opgeno men de overeenkomst, op 27 Dec. 1884 te Brussel door de wederzijdsche gevolmach tigden van Nederland en de Internationale Yereeniging van den Congo gesloten, tot erkenning van die vereeniging en van hare vlag door de Nederlandsche regeering. De Staatse, van heden bevat den uit slag van de in Maart 1885 gehouden exa mens ter verkrijging van aeten van bekwaam heid voor huis- en schoolonderwijs in de nuttige en in de fraaie handwerken voor meisjes, met betrekking tot welken uitslag door sommige examen-commissiën eenige bijzonderheden aan de regeering zijn mede gedeeld, welke in de Staatse, worden vermeld. Blijkens een bij het dep. van marine ontvangen telegram, zullen Zr. Ms. instructie schepen Marnix en Castor, respectievelijk onder bevel van den kapt.-luit. ter zee C. A. Le Bron de Vexela en den luit. ter zee le kl. Z. J. Cambier, in den namiddag van 13 dezer Antwerpen verlaten, ten einde den volgenden dag, bij gunstige gelegenheid, den oefeningstocht voort te zetten. Aan het Hbl. wordt door een Haagsch correspondent geschrevenBen ik omtrent de voornemens van den minister van finan ciën wel ingelicht dan zullen waarschijnlijk worden gehandhaafd de voorstellen thans bij de kamer aanhangig tot verhooging van het recht van overgang op effecten bij over lijden, verder het gewijzigd en wellicht nog te wijzigen ontwerp omtrent de verandering der artt. 240 242 en 247 der gemeentewet waarbij dan onwaarschijnlijk de belasting op spoorwegkaartjes zal worden gevoegd. Bij deze ontwerpen zal het voorloopig wel blijven. Naar het schijnt, zegt het Vad.zijn de onderhandelingen der regeering met jhr. Wicliers over de betrekking van gouverneur der West met geen goeden uitslag bekroond. Thans is er sprake van, dat die post is aangeboden aan mr. Smidt, oud-minister van justitie en lid van den raad van state. Als opvolger van graaf Herbert Von Bismarck als gezant van Duitschland in Nederland wordt genoemd baron Von Saurma- Jeltsh, die tot nu toe gezant te Bucharest was. NR. C) Naar het Hbl. verneemt, is Z. M. de koning voornemens in Augustus eenigen tijd op Oranje Nassau-oord verblijf te houden. -Maandag 11. werd te Wassenaar eene R. K. jongensschool ingewijd. Sinds lang had de wel-eerw. heer W. Van der Hurk, pastoor aldaar, het zich tot een levenstaak gemaakt cm naast de R. K. meisjesschool -ok tan josigoiisscliööl op te richten. Dank de goede zorgen van den heer baron Van Brienen van de Groote Lindt, onder Was senaar woonachtig, mocht liij het geluk smaken die school voltooid te zien en haar alstoen feestelijk te wijden. De roei- en zeilwedstrijd van de ver eeniging „Hollandia" te Oegstgeest is naar de N.R.C. verneemt, bepaald op 13 Juni e. k. en zal worden gehouden op de Wijde Ade en op het Brasemermeer. Voor de op den 20en Mei e. k. te houden stierenkeuring te Woubrugge, zijn aangegeven 3 éénjarige stieren. De prijs is ƒ10 en de premie ƒ5. Voor de mededin ging naar den prijs en de premie voor 2- jarige stieren hebben zich geen leden der afd. Woubrugge en omstreken van de Holl. Maatschappij van landbouw aangemeld. Aan het gemeentebestuur te 's Gra venhage is een adres ingezonden door den voorzitter van de kleermakersvereeniging „Voor allen, door allen", waarin gevraagd wordt, eenige werklieden uit het kleerma kersvak de wereldtentoonstelling te Antwer pen te doen bezoeken, daar dit krachtig kan medewerken tot het opheffen van dit vak uit den druk, waarin het, door de toenemende concurrentie van buitenaf, ge raakt is. Blijkens een te 's Gravenhage ontvan gen bericht uit Londen zal door den En- gelschen rechter eene strafvervolging inge steld worden tegen de schippers van de visschersschepen G Y (Grimsby) 587 en L T (Lowestoft) 502. De bemanning van beide vaartuigen is beschuldigd van in den laat- sten herfst tijdens de haringvisscherij in de Noordzee het vischwant te hebben vernield van de Scheveningsche bomschuiten Sch 50 en Sch 65, behoorende resp. aan de reeders W. Groen en A. J. P. J. Hoogeveen. In de roofdierengaanderij van de Am- sterdamsche diergaarde vindt men thans niet minder dan zes volwassen exemplaren van den gestreepten of koningstijger, uit ver schillende wereldstreken herkomstig. De leeuw en zijne vier leeuwinnen hebben er niet minder dan 14 afstammelingenen dit getal staat eerstdaags weder vermeerderd te worden. Door wijlen den heer C. Hibma, te Amsterdam is aan de Diaconiescholen der Herv. gemeente aldaar gelegateerd de som van ƒ12000. Een heer en dame (Duitschers) komen een paar dagen geleden te Amsterdam in een café. Ze nemen plaats aan een tafeltje en bestellen een paar glazen bier. 't Wordt gebracht. Aannemen! klonk het, „geefons twee halve fleschjes St. Estéphe." Eluks komt de bediende met de fleschjes en gla zen, en onmiddellijk volgt de vraag: „Hoe veel geld?" Er wordt betaald. De Duitscher met zijne gezellin gaan heen en begeven zich naar hun hotel. Tot groote ontstelte nis ontwaart echter de Duitscher den vol genden morgen bij zijn ontwaken dat hij beroofd is van zijne portefeuille, inhouden de 600 mark. Niemand anders dan de kellner van het koffiehuis waar den vorigen avond bier en wijn was gedronkenheeft zoo luidde het oordeel deze diefstal, gepleegd, want mevrouw had gezien, dat de portefeuille op tafel had gelegen bij het betalen van de vertering. Deze man werd gehaald, onderzocht, en zelfs deed men bij hem huiszoeking. FEUILLETON. n.) -- In zichzelven gekeerd, slaaf zijner boe ken, geheel en al door den arbeid, zijn eenigen hartstocht, in beslag genomen, had hijzonder dat hij daarvan eenig vermoeden had, grooten aanleg om een misanthroop te worden. Het spreekt van zelf dat men hem nooit op een partij ontmoette. Toch faalde het hem niet aan uitnoodigingen. Als hij het gewild had, zouden ongetwijfeld al de sa lons van den faubourg Saint-Germain zich voor hem ontsloten hebben. Maar daar men zijn smaak kende en zijn huiszittend heid geen geheim was, liet men hem aan tijn afzondering over, zonder hein geweld aan te doen door hem aan te halen. Trou wens, men vergaf hem gaarne wat men in oen ander zon hebben beschouwd als een vergrijp tegen de maatschappelijke vormen en de welvoegelijkkeid. Aldus had graaf Paul De Lasserre ge leefd^ tot op den ouderdom van drie-en- veertig jaren, zonder iets in zijn bestaan te veranderen. Hij was een geleerde gewordeneen waar geleerde. Hij had alles of bijna alles be studeerd. Geschiedenis, aardrijkskunde, sterrekunde, de rechtswetenschap, de ge neeskunde, de natuurlijke geschiedenis, hij was van alles op de hoogte. Maar hij liet zich geenszins iets voorstaan op zijn meer derheid boven anderen. De bescheidenheid die zeer schaars bij de meeste menschen wordt aangetroffen, behoorde onder zijne deugden. In de tien laatste jaren had hij een dozijn handschriften van liooge waarde geschreven. Had hij ze uitgegevendan zou hem zeker een plaats in het instituut niet ontgaan zijn. Maar hij studeerde uit liefhebberij, voor eigen voldoening. Hij had de weten schap lief om haar zelfswil. Het was bij hem nooit opgekomen om partij te trek ken van zijn ijverige toewijding aan haar. In de maand April, als de zon uit haar ballingschap terugkeerde, en de faubourg Saint-Germain en de andere aanzieidijke wijken langzamerhand geheel ontvolkt wer den en hun bewoners deels naar badplaat sen, deels naar hun buitenverblijven zagen vertrekken, verliet de graaf De Lasserre ook Parijs om het schoone seizoen te gaan doorbrengen in een klein huisdoor een tuin omgevendat hij te Saint-Germain gehuurd had, in de nabijheid van het bosoh. Hij had daarheen een gedeelte zijner biblio theek doen overbrengen, en daar studeerde en schreef hij zooals te Parijs. Buiten was hij minder hokvast dan in de stad. Vaak gebeurde het hem zijn studeerka mer te verlaten en lange wandelingen te ondernemen in de schaduwrijke lanen van het bosch of belangwekkende tochten in het vrije veld. Hij maakte zich die ten nutte om zich een uitspanning te verschaffendie tegader een arbeid was. Maar het verza melen van kruiden was voor hem een ontspanning. Zijn grootste vertrek was in een herba rium veranderd. Het was letterlijk op gevuld met Verflenschte en verdroogde bloemen. Op zekeren dag dat de graaf naar huis terugkeerde, de armen beladen met een heerlijken oogst, bevond hij zich onver wachts in tegenwoordigheid van een jongen man en een schoone jonge vrouw, die ver trouwelijk naast elkander zaten aan den voet van een eeuwenheugenden eik. De jonge man kon zoowat vier of vijf- en-twintig jaren wezen, het meisje op zijn best achttien. Graaf De Lasserre gevoelde een vreemde niet te beschrijven gewaarwording. Ver rast, getroffen bleef hij plotseling staan en aanschouwde met belangstelling en bewon dering het bekoorlijke tafereel. Het was gemakkelijk te zien, dat zij het geluk van het leven beseften, die jonge verliefden, twee minnekoozende vogeltjes uit Parijs, die uit de groote vogelkooi ontsnapt en te dier plaatse gekomen waren om op hun ge mak en ongestoord het eeuwige lied der eerste liefde te zingen. De arm van den jongen man omsloot het lijf van het jonge meisje en drukte haar zachtkens tegen zich aanterwijl deze een krans van korenbloempjes vlechtend, haar bevallig kopje op de schouders des jongen mans liet rusten. Zij had wangen zoo frisch en rood als eene rijpe kers, en een lachend mondje. Haar door zware wimpers overschaduwde blik had een uitdrukking van oneindige zachtheid en teederheid. En hijbetooverd, dronken van liefdewierp op haar een blik waaruit haar het vuur van den hartstocht tegenstraalde, zij bood hem een voor een de blauwe bloempjes aan, die zij bijeen- gaarde.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1885 | | pagina 1