E
;,I5.
kelbedicnde in den winkel van den getuige De Ruiter veel operment werd verkocht
vermengd op de wijze en tot den prijs door dezen opgegeven.
Dat door gezegde Reinier van I)orp en Pieter Dubbelaar, thans van beroep ver
vers te Leidenaan den beambte Pronk, blijkens diens evengemeld proces-verbaal
en diens ambtseedig proces-verbaal processtuk n°. 048ieder voor zich is verklaard,
dat zij werkelijk in de door getuige De Ruiter opgegeven dienstbetrekking waren
geweest en wel Van Dorp van af Juli 1881 tot Februari 1882 en Dubbelaar van
af Februari 1882 tot Mei 1882; dat door hen in den winkel vau De Ruiter nu en
dan operment werd verkocht, maar dan steeds gevoegd bij kalk; Dat door P. Dub
belaar daarbij werd medegedeeld, dat hij in de hem vertoonde beeldtenis van be
schuldigde herkende eene vrouwvan wie hij zich met zekerheid meende te herin
neren, dat hij haar een paar maal in gezegden winkel bad gezien. Dat de opgave
van beschuldigde omtrent hare gemoedsstemming na den dood van Arend de Hees
geheel wordt bevestigd door de verklaring van bovengenoemden getuige Vogelenzang.
Volgens dien getuige toch was beschuldigde zeer onrustig en riep zij«ik kan het
in huis niet uithouden, want telkens zie ik den soldaat", daarmede bedoelende
Arend de ilees, die toen hy ten harent was komen inwonen, zooals gezegd, juist
den militairen dienst had verlaten. Dat blijkt uit de verklaring van Abel (ook wel
genoemd Albert) Aben en diens huisvrouw Catharina Engeibrecht, wonende te
Leiden, dat beschuldigde veel ten hunnen huize verkeerde, vooral ook ter oppassing
van de kinderen Catharina Maria Aben en Suzanna Aben, oud vijf jaren, met wie
zij dikwerf bij afwezigheid der ouders zich alleen in hunne woning bevond. Dat
beschuldigde, na aanvankelijk voor gemelde en ook voor huiselijke dienstendie zij
bij afwezigheid der echtelieden bewees, eene wekelijksche belooning van f 2.15 te
hebben genoten, daarvoor later slechts J 1.50 ontving. Dat Catharina Maria over
leed op 22 November 1883. Dat Suzenna Aben, volgens verklaring van hare
ouders steeds en ook nog op den dag van haar natemelden overlijden (I December
1883] hun voorkwam volkomen gezond te zijn. Dat zij wel op evengetnelden 1
Decembervolgens opgave harer moederin den vroegen morgen een weinig koortsig
bleek te zijn maar te acht ure in den morgen zich weder beter gevoelde. Dat
vrouw Aben volgens hare opgave den bedoelden 1 December melk haalde en die ten
gebruike voor Suzanna aan beschuldigde aanwees, daarna te één ure in den namid
dag aan het kind voedsel gaf, bestaande in aardappelen, kool en vet, en toen hare
woning verliet, daarin beschuldigde en hare kinderen achterlatende. Dat toen ge
tuige te vier ure te huis kwam, beschuldigde het kind een nachtjaponnetje had aan
getrokken en zeide, dat het zoo gebraakt had. Dat getuige het kind zag braken
en boorde zeggen»geen melk uit het glaasjemaar water uit de kraan". Dat
beschuldigde niet te bewegen was een geneesheer te halen, zijnde zij volgens haar
zeggen «te naar van het kind;" dat toen^eene buurvrouw natenoemen getuigeStavleu
die naar een geneesheer was gegaanmet een drankje terugkwam het kind reeds
was overleden; dat beschuldigde tot het gestorven kind sprekende zeide: «wat ben
ik blijde, dat ik je van daag zoo goed heb gedaan;" dat door getuige nog werd ge
zien dat van de meergemelde nog in het glas van Suzanna teruggebleven melk
door de kat was gedronken en dat deze daarna was gaan brakendat het kind
evenals ook het ander vroeger overleden kind door beschuldigde werd afgelegddie
daarvoor elk f i.10 belooning genoot; dat beschuldigde na den dood van Suzanua
nog slechts eenmaal haar gemeld loon van 1.50 ontving en daarna niet meer bij
getuigen was geweest, nebbende zij zich toen volgens hare opgave ter verpleging
begeven naar het gezin van Frankhuizen (nader iu deze akte te vermelden); Dat
blijkt uit verklaring van Hester Laterveer, huisvrouw van Jacobus Stavleu, dat zij
op zekeren Zaterdag vóór St. Nicolaas in het jaar 1883, des avonds te omstreeks
acht uur geroepen om te komen ten huize van de echtelieden Aben, aldaar het
oudste meisje Suzanna zag liggen in eene bedstede. Dat de wangen van het kind
klam en koud waren; dat vrouw Aben op de opmerking, dat zij het kind ernstig
ziek vond en op hare vraag, of er geen dokter zou worden gehaald, aan beschul
digde verzocht zulks te doenhebbende daarbij getuige geraden naar dokter Braa-
kenburg te gaan, die het meest nabij woonde; dat beschuldigde antwoordde: «ik
weet geen dokter wonen." Dat daarop getuige zelve.,aich naar den heer Dr. Braa-
kenburg had begevenmaar terugkomende met geneesmiddelenhet kind reeds
overleden vond; Dat ook door Johauna Suzanna Engeibrecht huisvrouw van Hendrik
van Tongeren, koopvrouw te Leiden, op den dag, waarop Suzanna Aben overleed
ten huize van Aben werd gezien, dat de kat likte van de melk, die in een glas
op tafel stond en daarna in de ronte draaide en braakte; dat tot die getuige, toen
zij met vrouw Aben over den dood van het kind treurde, door beschuldigde werd
gezegd: «huil toch zoo niet, als God het niet voorziet, «dan zal heel het huis
uitsterven en dan blyf je alleen"; Dat de beschuldigde, na aanvankelijk te hebben
ontkend, op den 1 December voormeld iets schadelijks aan Suzanna Aben te heb
ben toegediend, bij een later verhoor heeft opgegeven het volgende:
Het was waar, dat zij oorzaak was van het overlijden van gemeld kind.
Zij was na hare vroegere handeliugen meer en meer aau den drank geraakt en bad
dikwyls niet meer geweten wat zij deed. Kort voor den bedoelden 1 December
kocht zij, om daarmede haar bedstede te reinigen in een drogistenwinkel op de
Hoogewoerd bij de Kraaijerstraat te Leiden, eene hoeveelheid van het gele poeder
van het soort, als waarvan boven in hare opgaven werd melding gemaakt. Zij had
daarvan een weinig in een kopje staan. Het kind was op een Zaterdagmorgen
koortsig en lag te bed. Zij, beschuldigde, zou dien morgen op haar passen. Op
onbedachtzame wijze nam zij bedoeld kopje uit hare woning mede naar die van
Aben en schonk daarop water. Suzanna dronk eerst een weinig van dat water,
maar zonder daarvan hinder te hebbenvermoedelijk omdat de kalk onder lag. Later
wierp zij beschuldigde «zonder erg" de rest van den inhoud van het kopje in een
glas melk. Het kind dronk eerst ook daarvan, maar toch later niet meer en vroeg
om water. Uit •versuftheid" liet zij beschuldigde toen dc melk staan, ware zij niet
beschonken geweest, zoo zoude zij die zeker hebben weggeworpen. Het kind werd
ziek en stierf zeer spoedig. Zij beschuldigde was daarvan zeer verschrikt. Zij had
dan ook niet opgemerkt, dat de kat van bedoelde melk dronk. Zij begreep niet
wat haar bezielde, toen zij het kopje van haar huis medenam. Zij hield veel van
de kinderen van Aben en had geen voordeel van hun dood, alleen nadeel kon
daarvan voor h^ar het gevolg zijn door het gemis van het weekgeld, dat zij voor
de oppassing kreeg. Zij kon niet opgeven waar zij het kopje had gelatenzij was
te verward om het zich te herinneren. Dat het lijk van Suzanna Aben, dat was
ter aarde besteld op de Roomsch (Jatholieke begraafplaats aan de Zijlpoort te Leiden
op den 19 December 1883 op last der Justitie onder toezicht van den beambte
Pieter Schreuder bovengenoemd blijkens diens ambtseedig proces-verbaal (processtuk
n°. 85) werd opgegraven en behoorlijk gewaarmerkt, overhandigd aan den Custos van het
Anatomisch kabinet te Leiden Cornells Johannes la Rivière; dat het lijk na op den 21
December op gemeld Kabinet in tegenwoordigheid van genoemden beambte en van nate
noemen deskundigen, door den vader Abel of Albert Aben te zijn herkend in- en uitwen
dig is geschouwd door reeds bovengemelde heeren Zaaijer en de Koning, als deskun
digen, daartoe blijkens processtuk n°. 443 door den heer Officier van Justitie beëedigd;
dat de heeren deskundigen op grond van hunne bevinding, medegedeeld in hun schrifte
lijk rapport (processtuk nu. 464) zijn gekomen tot het navolgend besluit. Geen
langdurige ziekte was aan den dood van het kind voorafgegaan. Afwijkingen van
eenige beteekenis werden gevonden in de ademhalingsorganen en in het spijsverte
ringskanaal kunnende evenwel de bevonden katarrhale toestand van den linker
bronchus en zijne hoofd vertakkingen den dood niet hebben veroorzaakt, terwijl het
bevonden blazig schuim (acuut oedeem) in de luchtpijpstakken van de rechterlong
niet lang voor den dood was ontstaan en dien kon hebben verhaastmaar de oor
zaak daarvan niet aanwees. Van meer belang waren de in het spijsverteringska
naal gevonden teekenen van plaatselijke ontsteking. De bevonden belangrijke zwel
ling van het slijmvlies op het achterste gedeelte van de tong, de roodachtige tint
van een gedeelte van het slijmvlies van de maag, de zwelling van een deel van het
slijmvlies van de maag. de zwelling van een deel van het slijmvlies van de dunne
darmenvan enkele Peyer'sehe klierenvan een deel van het slijmvlies van de
dikke darmen en van de solitaire follikels daar ter plaatse konden het gevolg zijn
van een plaatselijken ontstekingsprikkel. Dat door de deskundigen uit het lijk wer
den afgezonderd de inhoud van de maag, van de dunne darmen en van de dikke
darmen, het grootste gedeelte van de lever (zijnde een klein gedeelte gebezigd tot
microscopisch, geen afdoend resultaat geleverd hebbend onderzoek), de matig ge-
Vulde galblaas, de nieren, nadat daarvan een klein gedeelte tot (evenwel geen
afdoend resultaat geleverd hebbend (microscopisch onderzoek was afgenomen en de
in de blaas gevonden urine. Dat een en ander door de Heeren deskundigen in vier
flesschen, behoorlijk door hen verzegeld met het zegel van genoemd An&sg],
Kabinet op den 21 December werd overgegeven aan meergenoemden
Schreuderzijnde die overgifte geconstateerd bij ambtseedig proces-verbaal v^-
beambte (processtuk n°. 529); dat daarna de flesschen met den inhoud door
Henri Grefe, Inspecteur van Politie en onbezoldigd Rijksveldwachter te L
blijkens diens ambseedig proces-verbaal (processtuk n°. 86) van genoemden Un ec
Schreuder werden overgenomen en op last van den heer Commissaris van doo
te Leiden in voormelden staat werden overhandigd aan reeds bovengeno (naa!
Hoogleeraar Van der Burg; dat evengenoemde Uoogleeraar, na daartoe, b»brac
processtuk n°. 445 door den heer Officier van Justitie als deskundige 11 ref
beëedigd, den inhoud der flesschen scheikundig heeft onderzocht en blijde n18
breedvoerig rapport (processtuk n°. 496) onder meer is gekomen tot het v&4 mi
besluit: 1*. uit de lever, den inhoud van maag en darmen en de nieren koiL ni
nikmetaal worden afgescheiden2°. in de urine werd geen arsenicum o:jo pr
3°. uit het feit, dat het vergift in weegbare hoeveelheid in de lever voorkJjmgrï
ook in de nieren kon worden opgespoord, mocht worden afgeleid, dat hetr**- -•
baren vorm werd toegediend, vermoedelijk acidum arsenicosum (arsenigzui
tenkruit)4° het quantitatief onderzoekleerdedat als de gevonden h(
arsenicum berekend werd als arsenigzuurhiervan 10 m.Gram in de geh(
veelheid lever (de galblaas hieronder begrepen) voorhanden was.
Wanneer daarbij werd in aanmerking genomen, dat het vergift eveneens
werd in den inhoud van maag en darmen en in de nierendat het hoog
schijnlijk ook bevat was in de overige niet onderzochte organen, dat door
en braking veel van het vergift kon zijn verwijderd, dat het kind geen ar
verbindingen als geneesmiddel had gebruikt en reeds binnen twaalf uren
dan lag het vermoeden voor de handdat de toegediende hoeveelheid vei
dood van het jeugdig kind had veroorzaakt. Dat door den heer deskundigs
verslag werd overgelegd en ten processe voorhanden is het volgende:
vlekken op porselein; 6. een arsenikspiegel in glazen buisje; c. arsenikj
monia-magnesiaeen en ander afkomstig van de onderzochte lever en
d. een gedeelte van de lever van Suzanna Aben onder spiritus; a— dgenuo
e. arsenikvlekken op porselein; f. een arsenikspiegel in glazen buisje;
komstig van den inhoud van maag en darmen, genummerd 2; g. een
spiegel in glazen buikje, afkomstig van de nieren, genummerd 3. Dat terv
uit vroeger vermelde opgaven blijkt, dat in den winkel van getuige De Ruiti
Hoogewoerd te Leidenonder den naam van operment werd verkocht een
dat bij de aflevering in kalk werd gemengd, door den meergenoemden
Van den Broek bij zijn verboor van den 29 December 1883 is opgegeven
in beschuldigde herkende eene vrouw, die naar hij zich herinnerde vier
vóór dien datum op de bekende wijs voor vijf cent9, dus naar zijne schal
hoeveelheid van vijltig gram operment had gehaald, en daarbij had opgege
zij die stof behoefde om wandgedierte te verdrijven. Nadat op Vrijdag det
j cember 1883 aan het Bureau van Politie te Leiden was kennis gegeven
i vrouw en ook het jeugdig kind van zekeren Hendrik Frankhuizenwonendi
bovenwoning in de Groenesteeg aldaar in den loop van de week plotselir
overleden, en dat Frankhuizen zelf ongesteld was en bij allen dezelfde
schijnselen waren waargenomen, begaven Rinze Pronk en Ernst Henri
ambten reeds vroeger genoemd, zich blijkens hun ambueedig procesverbaal
stuk n°. 3-5) onmiddellijk naar bedoelde woning. Behalve het lijk van
jeugdig kind troffen zij in eene benedenkamer van het pand, in gebruik
noemen vrouw Zitmanaan het lijk van vrouw Frankhuizen liggende in
Dat hun verder bleek, dat Hendrik Franhuizen, zelf blijkbaar ongesteld
vond ten huize van zijne moeder (zuster?) in de Vestestraat, waarheen hij
December na het natemelden overlijden van zijne vrouw was gebracht,
was onder geneeskundige behandeling van den heer Winkler Prins. Dat bi
vraging door beambten op denzelfden en door den heer Commissaris van
Leiden, blijkens diens ambtseedig procesverbaal (processtuk n°. 38), dei
volgenden dag Hendrik Frankhuizen het volgende verklaarde: Hij en
vrouw hadden des Zaterdagsmiddags 8 December erwtensoep met daarin
schapenpooten gegeten.
In den namiddag gebruikten zij uit een koperen ketel gekookte melk m
zaadwaartoe zijne vrouw des morgens zoogenaamde getapte melk had gek BUI
een melkboer, die er mede langs de huizen liep. Het anijszaad was zijn gtcli
geleverd door den tegenover hen wonenden winkelier De la Rie. Hij was e Nal
met zijne vrouw en het kind uitgegahn, zijne woning open latende. ZijniQ.)aer
had op de in de achterkamer staande kachel geplaatst den ijzeren pot, wa
namiddags de erwtensoep was gekookt en daarin gedaan een gedeelte vai V c-.
morgens door haar gekookte melk en een hoeveelheid gort. Nadat zij des j
te ongeveer half tien uur in hunne woning waren teruggekeerd, werd do™
vrouw de melk met gort op horden geschept. Zy bespeurden toen, dat d
geelrood van kleur was, wat bijzonder hunne aandacht trok, omdat de vroe
bruikte anijsmelk die kleur niet bezat. De spijs had een zeer heeten sma'EIDEI
bijvoorbeeld van peper. Hij zelf gebruikte een geheel, zijne vrouw echter
een half bord. Veel konden zij daarvan niet eten omdat zij heesch in e.r£a
werden. Het overschot werd weggeworpen. Onmiddellijk na het gebruik de!
onpasselijk. Den volgenden dag was ook zijne vrouw ongesteld. Zij moesjenoe
bed houden. Zij bleven in ongeveer denzelfdcn toestand tot den 11 Decern! dem
dien dag werd zijne vrouw enstig ziek. Zij overleed reeds in den nacht van dem
dag op Donderdag, 19 op 13 December. De ingeroepen geneeskundige hi)oon
niet verschenen, alleen was op verzoek van zijn zwager (echtgenoot van rerzc
digde) door den heer Dr Braakenburg een recept gegeven. Het daarop b neer
geneesmiddel werd in den avond van den 12 December door zijn bedoelden r
ten zijnent gebracht. Genoemde geneeskundige constateerde in den morgen
Cm
mderl
aiw
erz<
K'
13 December den dood van vrouw Frankhuizen. Hij zelf gevoelde zich tiry
beter Dat de ziekteverschijnselen bij Hendrik Frankhuizen en zijne vrouw J
zijne verklaringen aan de beambten Pronk en Grefe en den heer Commissa'"em
Politie te Leiden, bij bedoelde ondervragingen en volgens zijne opgaven a(^e
heer Rechter-Commissaris op den 16 December (processtuk 51), bestonden in WOUl
in de linkerzijde, gepaard met braken, diarrhee eu hevige keelpijn, die heti^3'
bijna onmogelijk maakte. Dat door Hendrik Frankhuizen met betrekking t< Verz
zelf aan den Heer Rechter-Commissaris bij evengemeld verhoor nog werd nldetl
deeld, dat hij na gemelden Zaterdag (8 December) alleen des Maandags it een
gegeten, maar het bijna onmiddellijk weder had uitgebraakt; dat hij zelfi
op den dag van zijne ondervraging, terwijl hij meer dorst had dan ander
bijna niet kon drinken dat hij pijn in de oogen gevoelde èn bijna niet ko
Dat door den heer Rechter-Commissaris aan het slot van bedoeld verhoo
geconstateerd, dat Frankhuizen blijkbaar bijna niet kon spreken en zoo on
was, dat het verhoor moest worden gestaakt. Dat blijkens verklaring van d< e t(
Cornelis Winkler Prins, arts en medicinae doctorandus te Leiden, hij op d hu
December voormeld geroepen bij Hendrik Frankhuizenin den loop van de r d
hem in zijne woning in de Groenesteeg had bezocht en had bevonden, .rhji
zeer benauwd was en klaagde over pijn in de keel, die dan ook bij ond a,
zeer rood, gezwollen en ontstoken bleek te zijn. Dat die geneeskundige ee gar»
geldrank voorschreef, maar vernomen hebbende, dat de zieke reeds was beh
door den geneesheer dr. Rutgers van der Loeff, die hem, daar hij vergiftigin
moeddeter verpleging naar het ziekenhuis wenschte te doen overbrengen
hulp weigerde. Dat is verklaard door den heer Wijnand Rutgers van de.
medicinae docter en arts te Leiden, het volgende: op Vrijdag 14 December.'
meld begaf hij zichnadat zijne hulp was ingeroepennaar de meergemelde
van II. Frankhuizen in de Groenesteeg. Aldaar des voormiddags te half 1 e'
aangekomen bevond hij dat vrouw Frankhuizen evenals ook een jeugdig
waren overleden. Hendrik Frankhuizen zelf lag op den grond, brakende en .jar
klagende over brandende pijn in keel en maag. Zondag 16 December hezoc eigj
Frankhuizen, die op zijn aandringen na aanvankelijken tegenstand van zij le
trekkingen naar het Academisch Ziekenhuis ter verpleging was overgebracli j
nieuw. Hij was toen schijnbaar kalmer, het braken had opgehouden, z\)rrso<
zag er evenwel ernstig uit. Het laatste bezocht hij den lijder een paar uui
zijn overlijden (nacht 19 op 20 December); zijn pols was toen zeer zwak.
Wordt vervolgd.^
ces-
iedi
Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURÈ, voorheen J. C« Da
k
ord
sch
an
irei
alei