LEI I)8CUD COURANT. 1884 VRIJDAG 7 MAART. STADS-BERICHTEN, f W. 57, De Courant verschijnt dagelijks, Zon- en Feestdagen uitgezonderd. De prijs der Courant is per vierendeel jaars f 1.50, franco p. p. f 2. afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar voor 5 cents. De prijs der Advertentiën is van 14 regels f 1.iedere regel meer 25 cents, groote letters berekend naar plaatsruimte. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, Gezien art. 5 der wet van 28 Juni 1881, Stbl. N°. 97; Brengen ter algemeene kennis dat door M. van der Lelie vrouw van G. Zwaan, alhier woonachtig, een verzoekschrift is ingediend om vergunning tot uitoefening van den kleinhandel in sterken drank in het perceel Lange- gracht n'. 166. En geschiedt hiervan openbare kennisgeving door plaatsing in de Leidsche Courant. Burgemeester en Wethouders voornoemd, DE KANTER, Burgemeester. Leiben, 6 Maart 1884. E. KIST, Secretaris. B1NNENLANDSCHËT BERICHTE N. LEIDEN, 6 Maart. In de heden gehouden vergadering van den gemeenteraad waren aan wezig de hh. De Fremery, Hartevelt. Bool, Bredius, Damsté, Zaaijer, Land, Buys, Juta, Le Poole, Verster, Scheltema, Van der Hoeven, Zaalberg, De Geus, De Goeje, Was, Cock, De Clercq en de voorzitter. Ingekomen was een schrijven van mevrouw Dercksen -- Van Praag, waarbij zij den raad kennis gaf van het overljjden van haren echtgenoot. Be voorzitter kon niet nalaten zijn leedwezen te betuigen omtrent den inhoud van deze brief. Ofschoon de overledene in vele opzichten van andere meening was toegedaan dan burg. en weth. en het meerendeel van den raad, stelde hij toch op hoogen prijs het krachtig aandeel dat hij steeds aan de discussies nam en de echte humane wijze, waarop Dercksen zijn gevoelen steeds verdedigde. Spreker zonde niets meer hierbij voegen, daar h(j anders in herhaling zoude vallen van hetgeen reeds gisteren op den doodenakker was gesproken. Hij stelde derhalve voor de weduwe met een schrijven van rouwbeklag te beantwoordenwelk voorstel algemeen instemming vond. Vervolgens werd als derde onderwijzer aan de jongensschool le klasse en als tweede onderwijzer dierzelfde school achtereenvolgens benoemd de heeren G. Rjjkaart en J. Hage, terwijl als derde onderwijzeres aan de meisjesschool 2[ klasse benoemd werd mej. A. C De Visser. De staat van af-en overschrijving op de begrooting. dienst 1883 der bank van leening, evenmin die van het Gereformeerd minne- of arme oude mannen- en vrouwenhuis vonden bij iemand bezwaar en werden aldus zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De verzoeken van M. Splinter, om eene brug te leggen over de Heerensin- gelsloot en van het bestuur van den Marendijkschen polder om eene uitloo- zing te maken door den Stationsweg, werden volgens voordracht van burg. en weth. ingewilligd, terwijl dat van de wed. Van Iterson. om eene loozing te leggen naar de Zijlsingelsloot, mede op voordracht van het dagclijksch bestuur, werd gewezen van de hand. Naar aanleiding van n°. 6 der agenda, het verzoek tol plaatsing van een gedenksteen voor den overleden adjudant-onderofficier der dd schutterij hadden de officieren der schutterij, na de voordracht van burg. en weth. een adres lot den raad gericht, waarin zij cenigszins hunnen verwondering over dit rapport te kennen geven, omdat de voorzitter vroeger zijnen steun aan dit request had toegezegd. De voorzitter kon zulks niet goed begrijpen, het deed hem denken aan de handeling van vele onontwikkelde personenwelke bij hem komende zich steeds verwonderd betoonen, dat hij alleen niet hen ter stond hunne verzoeken kon inwilligen. U is toch immers de burgemeester hrijgthjj veel in dergelijke gevallen ten antwoord. Deze zelfde vraag ligt, volgens hem, eenigzins in boven bedoeld adres. Wat het verzoek zelve aangaat, hoe zeer ook de verdiensten van den overledene erkennende, hij is echter geen 'oorstander van al te groote kwistigheid met eerbewijzen van dusdanigen aard. Willen de officieren der schutterij hunnen overleden adjudant een gedenk teken wijden, zij doen dit dan door middel van een losse steen of schilderij of ander beweegbare zaak. welke steeds kan vervoerd worden. De heer Scheltema, hoezeer ook overtuigd van de verdiensten van den over- ledene, ging echter in dezen volkomen met burg. en weth. mede. De heer Bredius vroeg of het lokaal waar de steen zoude geplaatst wordenalleen in gebruik is van de schutterij, zoo ja, dan zag hij hiertegen niet het minste bezwaar. De heer Buys verdedigde het gevoelen van den laatsten spreker, Bij zag in het request niets anders dan een hulde uitgaande van een corps, aan een overleden lid van dat corps, en zoude het nu niet een soort van vitterij z!]u, vroeg spreker, dit te beletten. Buitendien, bij het tegenwoordig verval der eeliuiterjjen, bjj de weinige sympathie, die zij ondervinden, gelooide hij het niet raadzaam eerbewijzen aan mannen die volijver waren voor de schutterij te werenhij geloofde dan ook dat eene eventueele afwijzing eene slechte indruk zouden maken. Hij stelde dientengevolge een amendement voor op de voordracht van burg. en weth. strekkende om het verzoek in te willigen onder voorwaarde, dat de gedenksteen in het lokaal zal mogen verblijven zoolang dit ter beschikking is der schutterij. Vervolgens ontstond tusschen den voorzitter en den heer Buys eenige discussie of dit wel een amendement mocht genoemd worden; het was toch geheel en al in strijd met het oor spronkelijk voorstel van burg. en weth. zeide de voorzitter en de heer Buys antwoordde dat zijn voorstel wel degelijk een amendement mocht heeten. In stemming gebracht werd het amendement van den heer Buys aangenomen met 16 tegen 5 stemmen. Het daarna in stemming komende geamendeerde voorstel vanburg. en weth. werd daarop eveneens aangenomen met 15 tegen 6 stemmenzoodat thans besloten is de gedenksteen te plaatsen. Het ÏO1^ of laatste punt der agenda was het gevolg van een geval, het welk zich heeft voorgedaan in de raadszitting van 27 December 11,, waarbjj namelijk omtrent een voorstel tot verdaging van het te behandelen onder werp de stemmen staakten en er der halve volgens de gemeentewet en het bestaande reglement van orde in eene volgende vergadering zoude moeten beslist worden of het onderwerp in de thans gehouden vergadering zoude uitgesteld worden, en hebben B. en W. ten einde deze ongerijmdheid bjj mo gelijke eventueele gevallen te voorkomen een voordracht gedaan om art. 17 van het reglement van orde aan te vullen met de volgende bepaling: '/Wanneer de motie strekt om de behandeling van een aan de orde gesteld anderwerp tot eene volgende vergadering te verdagen of om wijziging te brengen in de orde van den dag, dan wordt zij bij staking van stemmen geacht te zijn verworpen." De heer Was verdedigde de voordracht van burg. en weth. De commissie in wier handen de vergadering het voorstel van burg. en weth. ter fine van praeadvies had gesteld, had zich beroepen op art. 50 der Gemeentewet en was daardoor tot de conclusie gekomen dat, de raad het voorstel van burg. en weth. niet mag inwilligen. De heer Was geloofde dat dit art. 50 niets met deze zaak te maken heeft, veeleer geloofde hij, dat de thans te beant woorden vraag geheel en al beheerscht wordt door art. 53 dierzelfde wet, luidende: "Het reglement van orde, dat de raad voor zijne vergadering vaststelt, wordt aan gedeputeerde stalen medegedeeld." Hij geloofde zulks te kunnen bewijzen zoowel uit de wet zelf als uit de juris prudentie. Uit de wetart. 51 toch spreekt uitdrukkelijk over personenart. 52 over zaken, derhalve staat art. 53 slechts op de orde van beraadslagingen op het reglement van orde. Maar al was zulks niet het geval, art. 50 is bjj geen mogelijkheid steeds in toepassing te brengen en a l'impossible nul est tenu, wat de juris prudentie aangaat, hij helderde dit op door een voorbeeld. De heer Buys was ten zeerste verwonderd over de door den heer Was ge voerde verdediging. Deze toch zeide, dal het thans besproken geval niets te maken heeft met de wet maar slechts met het reglementjvan orde. Is dit laatste dan ook niet onderworpen aan de wetverder onderscheidde hij nog drie catagoriën, namelijk zaken, personen en orde van beraadslagingen; wat deze derde catagorie aangaat, spreker is hiermede ten eenenmale onbekend; de wet is dus volgens hem niet aan de zijde van burg. en weth. Ook de jurisprudentie is geheel en al voor hem, men kan bjj Cremers zeer vele gevallen vinden, waarbij een reglement van orde door de raad vastgesteld, later is vernietigd. Hjj kwam daardoor tot de conclusie, dat al is het resultaat van de wet ook geheel anders dan de wet zelve heeft bedoeld, zij toch in elk geval moet ge hoorzaamd worden. De wet zelve, zij moge slecht zijn, zij moge gek zijn, maar gekke wetten zijn ook wetten .Buitendien is dit onderwerp reeds be slist door dezen raad toen het geval zich heeft voorgedaan. Men heeft toen besloten de behandeling te verdagen, aan de wet derhalve te gehoorzamen en er is sedert dat oogenblik nog niets aan de gemeentewet veranderd, men is derhalve thans nog dezelfde gehoorzaamheid verschuldigd. De hh. Bool, Was, Cock, Van Dissel en de voorzitter namen vervolgens nog deel aan deze uit gebreide discussie, waarna, het voorstel van Burg. en Weth. in stemming gebracht, met 12 tegen 9 stemmen werd aangenomen. Het derde gewoon concert door de Maatschappij voor Toonkunst te Leiden, gisterenavond in de Gehoorzaal gegeven, was goed bezet. De Amsterdamsche Orchest-vereeniging, onder directie van den heer W. Stumpff, en kapelmeester de heer Joh. M. C,oenenheeft het Leidsche publiek eens weer wat laten genieten van orchestwerkendie wjj anders hier niet licht zouden te hooren krijgen. De orchestnummers werden ditmaal beter uitgevoerd dan de vorige keer. Werd, om tot de solisten over te gaan, de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1884 | | pagina 1