bureau gebracht. Nog werd gehoord de huisvrouw van Osham, gewezen min van het kind van Jaantje Struik. Zij verklaarde daarvoor als loon gekregen te hebben 10 per week. Haar was de verzorging van het kind alléén opgedragen. Van onderhandelingen met den heer Bosch weet ze wel dat die plaats hadden, doch iets bepaalds weet ze weinig mede te deelen. Op den dag van den diefstal zag get. omstreeks 8 uur iemand voor het bed van Jaantje zitten; wie dit was weet zij niet, doch eene 18- a 20-jarige jongen was het nietdit weet zij zeker. Wel heeft zij onverwacht de uit roep gehoord van Bosch: mijn geld ol goed. O God mijn pakje! Wie op dit oogenblik in de voorkamer waren wist get. niet. Een oogenblik later riep Bosch: min, gij kunt mij redden en op dit oogenblik rukte hij haar het kind af, waarmede hij later is boven gekomen. De get. hoorde ook Jaantje zeggen: ik kan het pakje niet teruggeven, ik heb het opengemaakt. Overigens kwamen de verklaringen, wat de verteringen van Jaantje betreffen, overeen met het reeds vermelde. Op de vraag van advocaat Haas hoe het pakje uit het bezit van Bosch geraakt, kon get. niet antwoorden. Alsnu wordt gehoord P. Christen, vroeger schipper, nu koopman te Gorinchem. De president maakt hem de opmerking, dat zijne verklaringen van het hoogste gewicht in deze zaak zijn. Na' eenige mededeelingen hoe hij in kennis met Jaantje enz. is geraakt is, deelde get. mededat hij 23 Juli. door tusschenkomst van Van Zutfen, van Jaantje een briefje ontving, waarin stondKom morgen vroeg bij mijhet zal u geen schade doen doch doe het vast. Toen get. kwam werd hij door Van Zutfen ontvangen, die hem bij Jaantje aandiende. Hij kwam bij haar in de slaapkamer, zij gaf hem een muntbiljet van 10 en een kop koffie met brood. Daarop verzocht zij hem een pakje voor haar te bewarendat zij hem geven zou. Te 12 uren zou hjj het komen halen, doch op straat kwam hij Van Zutfen legen, die het hem gaf. Het pakje was verzegeld en in wit kastpapier verpakt. Get. heeft het mede naar huis genomen. Jaantje had ook gezegd dat Hoelink er niets van weten mocht, want dat het een cadeautje was. Get. heeft het in zijn pakhuis zelf bewaard, zonder er iets van te gewagen, zooals Jaantje bevolen had. In het begin van December vroeg Van Zutfen het terugdoch hjj wilde het niet geven. In den nacht van 20 op 21 December logeerde Van Zutfen bij get. en toen gaf hij het pakje onder de verzekering dat deze het zou bezorgen waar het behoorde. Jaantje beweert dat zjj het pakje aan Van Zutfen heeft toevertrouwd omdat zij eenigen tijd uit de stad wilde gaan. Christen is niet bij haar geweest en zij heeft ook met hem niet o»er een pakje gehandeld; ook beweert zij dat ze geen pakje maar losse jnweelen aan Van Zutfen gegeven heeft. Josef Brandei, koopman te Rotterdam, ver? klaarde dat Joois bij hem is gekomen met de vraag of hij 25000 bij elkan der kon krjjgen, dan had hij wat te koop van 100.000 waarde. Later kwam Van Zutlen met Jools bij hem met een verzegeld pakje, dat hij opende en toen zag get. de juweelen en gouden sieraden. Get. begreep waar de schoen wrong, en verzocht hen, ook op aanraden van zijne vrouw, dat ze zouden weggaaubij welke vertrek Jools hen toeriep, met een armband in de hand, die heb ik vast genomen. Eindelijk werd om Consenheim gete legrafeerd en werd daarop ten huize van Isak Brandei voor 300 de koop gesloten. Consenheim heeft toen dadelijk de juweelen er uilgebroken. Daarna heeft get. aan C. de losse brillant verkocht, ook voor dien prijs. Deze brtl- lant had get. na de eerste onderhandelingen op zijne kamer genomen. 22 Dec. werd get. door Van Zutfen uitgenoodigd bij Van der Heem te komen die toen met Van Zutfen onderhandelde over den collier, zonder dat hij hem kocht, wel kocht deze 2 armbanden. Besch. Van Zutfen zegt dat het alle maal leugens zijn wat get. zegt. Brandei en Van der Heem beiden hebben gekocht, Brandei heeft hem twee armbanden uil de hand gerukt en tijdens de juweelen op de biljart bij V. d. Heem uitgespreid lagen, waren verschil lende stukken verdwenen. Get. zegt de zuivere waarheid te hebben gespro ken. Consenheim verklaart niet te hebben geweten dat de diamanten van de millioenen-juffrouw afkomstig warenIsak Brandei deed voorkomen alsof ze waren ingeruild van een kapitein. Jools ontkent den armband te heb ben gestolen. Get. Isak Brandei ontkent dat Consenheim zou gezegd hebben met de zaak niet te maken willen hebben. Ten zijnen huize was deze ont boden en kwam Jozef met de kostbaarheden en had de koop plaats als bo vengemeld. Jozef deed zich voor als verkooper voor zich zelf. Consenheim betaalde Jozef in bankpapier; hij heeft niet gezien dat Jools iels kreeg; ook hij ontving geen cent. De voorzitter verklaart dat dit in lijnrechten strijd is met hetgeen door Jozef is verklaard; deze blijft echter zijne verklaring handhaven. Nog werden gehoord de agent van politie J. H. Bantser, die heeft medegewerkt bij de huiszoeking bij Van Zutfen, overeenkomende met het boven reeds gemelde. Ook was get. behulpzaam in het arresteeren van Gerrit te Apeldoorn; bij zijne vrouw werd 2000 aan papier, gouden ring met diamant en gouden horloge met diamant gevonden. Gerrit verklaart niets van het geld te weten, daar zijne vrouw baas was over den heelen boel. H. Kuiper, agent van politie, verklaarde in geljiken zin als boven behalve de ƒ2000 werd ook door hem nog gevonden eene schuldbekentenis van ƒ24000, door Jaantje geteekend ten behoeve van Gerrit. Ten laatste wordt gehoord J. De Vries, vroeger bediende van Bosch, door mr. Haas als getuige opgeroepen. Zijne verklaring, aan genoemde verdediger gedaan, als zou de 1000 op afrekening door Jaantje zijn betaald, durf get. thans niet onder eede vol te houden; de houding van deze getuige is zoodanig dat de voor zitter ze in deze zaak eene infamie noemt. Een landbouwer te Bergschenhoek heeft op zich genomen eene kaas te maken van 25 Ned. pond. zwaar, voor de Internationale landbouwtentoon stelling te Amsterdam in 1884. Toen hedenmorgen ten 5 uur de werklieden op de landswerf te Am sterdam aan hel werk wilden gaan, zagen zij een zwaren rook opstijgen uit het magazijn, waarvoor het schip de Doggersbank op stapel ligt. Spoe dig was de brandweer aangerukt, doch eer zij water kon geven, stond reeds het magazijn en genoemd schip in lichte laaie vlam. De groote massa water, welke in de vlammen geworpen werd, belette echter niet dat deze snel om zich heen grepen en het schoone schip van alle zijden aantast ten; daartoe werkten mede dat het juist bekleed was met trakhout, datI zeer brandbaar is. De hitte in de nabijheid was niet uit te houden. Het ijzerwerk stortte zeer spo'edig in elkaar. Eindelijk viel de zware kap I met donderend geraas naar beneden en het trotsche schip was geheel ver-1 nield en lag op zijde. De brik Ternate, die op eenigen afstand in het dok ligt, liep zelfs gevaar, doch was spoedig door de jongens van de tï au*.1 naar onttakeld. Het op stapel liggende schip de Kortenaar is ook aangetast, doch daaraan waren slechts de kiel en drie ijzeren sparte gelegd. Toch liep I de kap groot gevaar en is het niet onwaarschijnlijk dat ook zij weldra zal I instorten. De aanblik van het terrein is treurig en indrukwekkend. HetI ijzermagazijn en aanliggende gebouwen zijn een ruine. De opstijgende rook-| kolommen en kleine vlammetjes zijn een teeken dat de brand nog niet geheel gebluscht is. Met Augustus hoopte men zou het schip afloopenin plaats daarvan I kunnen de 700 werklieden zich thans met sloopen ophouden en de geheele arbeid op nieuw beginnen. De schade werd door sommigen op twee, dooranderenl zelfs op drie millioen begroot. De minister van marine, vergezeld van zjjn adjudant luit. ter zee Smit I Van den Broecke en den inspecteur van het materiëel kapitein ter zee Van Haeften, was te 12 uren reeds op de plaats des onheils aanwezig. Het dochtertje van den landbouwer P. v. C.. te Muiderberg, had het I ongeluk van een ledig staanden tramgoederenwagenwaarop zij met andere kinderen speelde, te vallen. Zij was schier onmiddellijk dood. Hel voormalige Oude-Mannenhuis, thans als boerenwoning gebruikt tel Oosterwijk, is geheel afgebrand. Op 14 October 1867 brandde toen het Oud-Mannenhuis ook af, waarbij de aldaar verpleegde Willem Lombartsl omkwam en 64 woonhuizen vernield werden. Oorzaak onbekend. Alles was tamelijk wel verzekerd. 's GRAVENHAGE. 20 Juni. De tijdelijke officier van gezondheid 2e kl. dr. J. Roth, dienende aan 1 boord van Zr. M". opleidingsschip Admiraal van kfassenaer. wordt met den laalsten dezer op non-activiteit gesteld. -- In de zitting van de tweede kamer van heden werd hel nieuw be-1 noemde lid Reather beëedigd en nam hij als zoodanig zitting. Door den minister van oorlog werd medegedeeld, dat hjj telegrammen had ontvangen omtrent een brand te Amsterdam. De slotsom is dat de twee groote kappen boven de ijzeren booten Doggersbank en Kortenaer verloren en beide booten vernield zijn, terwijl een gedeelte van hel ijzermagazijn is uitgebrand. Door I de commissie van het Adderrapport werd verslag uitgebracht. De conclusie I strekt den minister van marine dank te zeggen voor de verstrekte inlicht in-1 gen. Nadat de heer Van Kerkwijk bezwaar had gemaakt om de boodschap wegens het overlijden van prinses Marianne te beantwoorden met een adres, I daar uit alles bleek dat Z M. den koning van rouwbeklag verschoond wilde blijven, werd zonder stemming besloten een adres van rouwbeklag te zenden. Morgen ten 11 uur zal het adres behandeld worden, alsmede de interpel latie van den heer Fabius over de vaccinatie van het corps pontonniers te j Dordrecht. Gisteren werd door het gerechtshof in appel behandeld de bekende zaak van: 1". mej. G. C. De R., hv. van H. A. G., somnambule; 2». J. K., geneesheer, en 3° H. A. G., magnetiseur; n". 1 en 3 wonende te 's Hage, n". 2 wonende te Leiden, door de arrond-rechtbank te Middelburg, bij von nis van 6 Maart jl. veroordeeld ieder lot 3 maanden celstraf en ƒ100 boete, de eerste wegens het onbevoegd uitoefenen van de geneeskunde als bedrjjf, de beide anderen wegens medeplichtigheid daaraan. Dr. Bolle herhaalde gisteren voor het hof zijne in eersten aanleg afgelegde verklaringen. Een zevental getuigen van wege de beklaagden gehoord deelde mede, dat zij óf persoonlijk óf een hunner betrekkingen na vruchteloos zoe ken van genezing bij deskundigen, die hadden gevonden bij de somnambule. De beklaagden gaven op: de eerste dat zjj niet wist waarvoor zij in slaap werd gebracht en dus niet toerekenbaar was, de beide anderen dal zjj slechts] hun beroep hadden uitgeoefend, K. dat van geneesheer, G. dat van magne tiseur. De docter verklaarde dat de clairvoyante hem slechts tot voorlichting diende. Voor de echtelieden G. voerde als verdediger het woord mr. J. J. Bergsma, die zijne verbazing uitsprak over het vonnis, waarvan thans het hooger Be roep aan 'shofs oordeel was onderworpen. Hjj was van oordeel, dat het magnetisme, onder doctoraal toezicht uitgeoefend, niet als onbevoegde uit oefening van de geneeskunde kan worden aangemerkt. Pleiter kon voorts niet toegeven, dat er in deze bedrog had plaats gehad, of dat, waar het slechts één feit gold. kon gezegd worden, dat er als bedrjjf de geneeskunde onbevoegd uitgeoefend was. De juffrouw wist niet welken raad zij geven moest of gegeven heeft, de doctor was in het bezit van een diploma en oefende rechtmatig de geneeskunde uit, waarbij hjj zich door de somnam bule deed voorlichten en de magnetiseur bepaalde er zich slechts toe zijne vrouw te brengen in den magnelischen slaap, een bedrijf waarvoor hij ge patenteerd is en waarvoor geen patent zou worden afgegeven wanneer het geen recht van bestaan had Tegenover de jeugdige autoriteit van dr. B., die beweerde, dat het magnetisme in de geneeskunde onbekend was, stelde pleiter o. a. de autoriteit van dr Hoek te dezer stede, die het magnetisme bij herhaling gedurende zijne 50-jarige praktijk heeft toegepast en er steeds zijne hooge ingenomenheid mede betuigd heelt. Hij oordeelde ten slotte de vervolging in de hoogste mate vexatoir, de veroordeeling onrechtvaardig en verwachtte de, vernietiging van het vonnis en de vrijspraak van de beklaagden. Ook de verdediger van den 2,n bekl., mr. Rijshouwer, uit Soeterwoude, betuigde zijne verbazing over de door de Middelburgsche rechtbank uitge sproken vcroordeeling. Zijn cliënt was iemand die zijne bevoegdheid met ver en lust uitoefent, maar op toevallige wijze van een tegenstander een sterk voorstander van het magnetisme geworden was. Bekl. had, na van eene séance getuige te zijn geweest, moeten toegeven, dat de wetenschap in vele gevallen tekort school en gevoelde zich toen tot het magnetisme zoo geneigd, dat hij besloot zijne bevoegdheid onder de leiding der clairvoyante uit te oefenen. Evenals mr. Bergsma trad hjj in eene wederlegging der ver klaring van dr. B. Het kwam hem voor. dat de wet geen zelfstandig onderzoek van een geneeskundige bjj hel uitoefenen van het magnetisme vorderde, ofschoon het door bekl. steeds werd verricht, en dat hjj volstrekt niet zich had schuldig gemaakt aan medeplichtigheid van onbevoegde uitoe fening der geneeskunde. Pleiter concludeerde eveneens tot vrijspraak. Adv.-gen. mr. Bijleveld oordeelde o a. dat de geneeskunde ontegenzeggelijk als bedrijf is uitgeoefend. De controle van den geneesheer, al bestond die, nam toch het misdrijf niet weg, dat bij art. 1 der geneeskundige wet wordt bedoeld. De beide andere beklaagden moesten als medeplichtig worden be schouwd, omdat de een door hel schrijven der recepten hel misdrjjf vol tooide en de ander door het brengen van de somnambule in een magnelischen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1883 | | pagina 2