PK» TELEGKAAF. lenzorg, de algem. ontvanger te Bodjonegoro (Rembang) J. D. Grevelink; tot posthouder tevens collecteur over de eilanden Boneraté, Kalao en Tanah- Djampea (gouv. Colebes), de collecteur der landel. inkomsten te Galesong (afd. Zuiderd.) F. M. A. Niels; bjj de post-en telegr.-dienst: tot tijdelijk comm. 3' kl.de adj.-commies VV. Drijsdale. Departement rati oorlog. Verleend: een tweejarig verlof naar Europa: aan den kapitein-kwartiermeester bij de militaire administratie L. C. van den Berg en aan den militairen apotheker tweede klasse D. van Beti- ningen van Helsdingen; aan den offic. van gez. 1» kl. J. H. D. L. Sanger; aan den kapt. der inf. P. A. van der LoefI'. Vergund: Aan de bij het wa pen der art. hier te lande gcdet. lc luill. der inf van hel Ned. leger J. S. Wernas, I). Cheriex en H. J. Dijckmeester, om bij het eerstgetnelil wapen gedet. te blijvenin afwachting dat door den koning zal zijn beschikt op het door hen gedaan verzoek, om die detachering te verlengen. Departement van marine. Benoemd: tol leekenaar bij het dep. van marine E. C. R. Wijnmalen. laagheid zoozeer in het oog valt, dat zelfs de andera juist niet al te deli cate Juffrouw Guichard weigert met hem in het huwelijk te treden. Men begrijpt hoe een auteur als Dumas met zulk een onderwerp weet te woekeren, vooral wanneer hij tolken als D. Haspels (Montaiglin) Charles He la Mar (Octave), Mevrouw Burlage (Raymonde), Mejuiïrouw C. Beersmans (JulTiouw Guichard) en de kleine Pauline Beersmans (Adrienne) te zijner beschikking heeft; men begrijpt evenzeer dat het publiek gaarne hulde deed aan het talent der vertooners, die herhaaldelijk werden teruggeroepenmaar levens dat de voorgestelde handeling ook al die krachten noodig had, om hem die geregeld den schouwburg bezoekt tot den einde toe te boeien. "Hij is niet jaloersch", waarmede de voorstelling besloten werd, is een stukje "uit de oude doos", waarmede vooral de Heer R. Faassen eer inlegde en waarbij Mevrouw Burlage en de Heer Poolman Item yverig- ter zijde stonden. Het werd vlug afgespeeld; terwijl bij het einde al de vertooners werden teruggeroepen. Toen ik hierboven van het succes gewaagde dat deze voorstelling kroonde, dacht ik meer aan intellectueel dan aan fmancibel succes; want alleen het parterre en de lleercn-loge waren goed gevuld, de overige rangen lieten veel te wenschen over. Leiden, 12 December 1882. D. IVG EÏGjVBE.V. Nog' eens bet Prentenkabinet. Mjjnhcer de Redacteur! Het zij mij vergund in uwe geachte Courant iets in het midden te bren gen over de prenten en de pleisterbeelden, in verband met den leerstoel voor de archaeologie, waarvoor wij hopen dat de Tweede Kamer weldra de gelden zal toestaan. Men heeft gezegd dat de studenten in de klassieke letteren zich zelve maar in dal vak moeten onderrichten, en men heeft op Schliemann gewezen, als een voorbeeld hoever een autotidacl het kan bren gen. Heeft men echter wel bedacht in hoevele opzichten de vergelijking van Schliemann met de studenten in de klassieke letteren, die voor hetmee- rendfel leeraren aan de gymnasia moeten worden, mank gaat? Heeft men ook wel goed overwogen wat hel zeggen wil dat aan eene staatsinstelling, die den naam van Universiteit draagt, b. v. voor het chineesch, voor de pharmacie leerstoelen aanwezig zijn, voor de archaeologie en de zooge naamde realia ontbreken? Vergeet men Winckelmann, VVelcker, Thiersch, Gerhard, Gifried Muller, Brtinn, Ollo Jahn, Overbeck, Kékulé, Stark, Bötticher, die allen, zoo ik mij niet vergis, aan Duitsche Universiteiten als hoogleeraren én in andere vakken én vooral in de archaeologie hebben ge werkt of nog werkzaam zijn; die in elk geval in hunne betrekking tot eene Universiteit aanleiding en gelegenheid vonden om zich op het gebied der archaeologie te onderscheiden Om slechts een klein denkbeeld te geven van hel nauwe verband tusschen de klassieke letteren en de archaeologie, de vormende kracht der beeldende kunst geheel daargelaten wjjs ik slechts op een boek van Overbeckdie antiken Schriftqucllen sur Geschichte der hildende Künste bei den Griechen, waarin uit verschillende grieksche en latijnsche schrijvers niet minder dan 2400 plaatsen, de kunsten en de kunstenaars betredende, bijeengebracht zijn. Men zal zeggen dat de studenten dat boek dan maar moeten koopen en besludecren. Daar wilde ik juist zijn. Mijnheer de Redacteur, want ik wilde vragen of dat genoeg is? Moet niet het levende woord, gepaard met aanschouwelijke voorstelling, er voor den oningewijde verband en ziel in brengen' Het ge mis van het krachtig levende woord, hoevele studenten in de letteren aan de Leidschc Hoogeschool zijn er in vroegere jaren niet door teruggehouden van kennismaking met de beste ep edelste gedachten der wijsgeeren En wat de aanschouwelijke voorstelling bel reltgij kent misschien liet boek van 01 to Jahn aus der Altherthumswissenschaft, populüre Aufs&lze. Daarin staan deze behartigenswaardige woorden: "die Geschichte der bildenden Kunst, soli sie nicht ein Spiel mit VVorten ohne Inhalt und Bcdeuiung hleibrn, kann der An- schauung so wenis enlbehren als die Lilteraiurgcschichie der Lectiire." Die de overblijfselen der onde kunst goed wil zien, kan stellig niet beter doen dan naar Londen, Parijs, Italië en Griekenland gaan, doch hoe weinigen zijn er, die daarvoor tijd en middelen hebbeu De gewoue sludent moet het stellen met het bezichtigen van afgietsels en afbeeldingen onder goede leiding van eenen deskundige, of anders met zoo goed als niets. Ik weet wel dat het Leidsche prentenkabinet weinig afbeeldingen beval, die recht streeks met de archaeologie in verband staandoch dit doet tot de strek king mijner woorden weinig ter zake. Waarom? Vooreerst is het goed zien van kunstzaken eene kunst op zich zelve, voor wier aanleering alle goede teckeningen, schilderijen en in bet algemeen kunstwerken uit alle lijden kunnen dienen. Niet slechts al doende, maar ook al ziende leert men. Ten ander is het veel beter en goedkooper en komt men er veel eerder toe eene beslaande verzameling in eene bepaalde richting uitlebrei- den, totdal deze genoegzaam vertegenwoordigd is, dan eene geheel nieuwe verzameling aanleleggen. Neemt men daarentegen het prentenkabinet uit Leiden weg, en sticht men er geen leerstoel voor de archaeologie, dan komt morgen het kabinet van pleisterbeelden aan de beurt, gelijk gisteren een gedeelte der oude munten om naar elders overgebracht te worden, en zal men overmorgen zeggen: "voor het Museum van Oudheden is een nieuw gebouw noodig; het is nu de geschikte tijd om deze verzameling, die met geene inrichting van onderwijs in eenig verband staat en in eene drukbevolkte stad veel meer bezocht zal wordenuit het stille Leiden te verplaatsen." Het had nooit zoover moeten komen, dat bel behoud van zulke verzamelin gen als het prentenkabinet enz. voor Leiden twijfelachtig werd. Trouwens de fraaie wet van 1876, die al zooveel op hare rekening heeft, kan deze kleinigheid er nog wel bij hebben Ik heb de eer hoogachtend te zijn Mjjnheer de Redacteur Uw dienstw dienaar PH1LARCHAEUS. BERLIJN, 11 December. Bjj de voortgezette algemeene beschouwingen in den rijksdag over de rijkstiegrooting. (waarbij de regering, nevens het budget >oor 1883/84 ook dat voor 1884/85 had ingediend) is het voorstel om eenige onderdeden van het laatstgenoemde budget aan eene commissie Ie verzenden, met 224 tegen 43 stemmen verworpen. Evenzoo verwierp de rijksdag een voorstel om die onderdeden aan de brgroolings-commissie te verzenden mil opdragt: te onderzoeken of de geopperde bedenkingen legen hel indienen van tweejaarlijkschc begrootingen gegrond waren. Daarna werd een voorstel aangeuoaicn om slechts enkele onderdeden der begroo ting voor 1883/84 aan een commissoriaal onderzoek te onderwerpen. LONDEN. 12 December. De Standard verneemt, dat lord Derby tot minister van Indië, markies llartington tot minister van oorlog en de heer f.hilders tot kanselier der schatkist benoemd zullen worden. CAIRO, 12 December. Het gerucht, dat Nubar eerstdaags in het kabinet zou treden, wordt tegengesproken. PIETERMARITZBURG, 11 December. De regering der Kaapkolonie heeft aan de regering van Transvaal twee stukkeu geschut benevens munitie ge leend om Mapoch te bestrijden. LE1DSCIIE SC SJ O U^V B I It G. (Voorstelling van 11 Deeember 1882 „Alphonse", Tooneelspel in 3 Bedrijven, door Alex. Dumas fils, ver taald door G. Frai.ijois. Gevolgd door: „1I(J Is niet Jalocrscl»", Blijspel in 1 Bedrijf, naar het Hoogduitse!) door Rosier Faassen. Beide bovenstaande stukken werden gisterenavond door de Rotterdamsche afdeeling van "het Nedcrlandsch tooneel" opgevoerd met een succes, dat ik niet wensch te bestrijden door de vraag, waarom die afdeeling niet, gelijk hare Amslerdamsche zuster, iets anders geeft dan vertalingen uit Fransch of Duitsch, en ons ook eens niet vergast op oorspronkelijke drama's, zooals die van Schimmel, Boelen, Van Heyst en anderen, onder welke anderen ik natuurlijk Rosier Faassen niet medetel, omdat van zijne ook door mij ge waardeerde stukken niet kan gezegd wordendat zij te luttel opvoeringen beleven. Ik heb nimmer de pretensie gehad meer dan mijn eigen subjectief oordeel ter neder te schrijven, maar dat oordeel is dan ook voldoende om voor mij tot richtsnoer te strekken bij de aanduiding van hetgeen ik voor en op het tooneel stellig wenschelijk acht, en krachtens dat oordeel schroom ik niet de verklaring af te leggen, dal het dusgenaamd burgerlijk tooneelspel al te zeer wordt gehuldigd door onze tooneelgezelschappen, wier Directeuren wel eens mochten bedenken, dat stukken, welke het dagelijksche leven zjj het dau ook in hoofdmomenten wedergeven, met goed gevolg zouden kunnen worden afgewisseld door producten, welke historische personen of toestanden voor ons aanschouwelijk maken. "Alphonse" immers behoort weder tot de moderne dramatische scheppin gen, die in zoo ruime mate aan de pen van Dumas, den zoon, ontvloeien, dat wij bijna vreezen, dat het publiek er eenmaal genoeg van zal krijgen steeds met hem allerlei zonderlijke maatschappelijke en nog wei Parflsch- unaochappelijke toestanden mede te leven, om ten slotte lol de conclusie te geraken, dat er weinig aan te verbeteren valt, zoolang de mensch menscli en vooral zoolang de vrouw vrouw blijft. Raymonde, de hoofdpersone in dit stuk, is moeder geworden van een dochtertje, dat zekeren Octave lot vader heeft, zonder dat zij hem echtge noot mag noemen. Het kind wordt eene zoogmoeder gegeven en woont bjj brave boerenlieden, zoodat Raymonde, voor hei oog der wereld, dezelfde blijft die zij voor den val was en in een wettig huwelijk met den braven De Montaiglin vertroosting vindt voor het door haar geleden leed. Haar echtgenoot, met haar treurig avontuur onbekend, is bevriend met Octave die echter in zijne betrekking lol de pleegouders zijner dochter den naam van "Alphonse" draagt. - Op zekeren dag doel hij haar het voorstel hun nu elfjarig doch tertje bij zich te nemen of naar een ander werelddeel te doen vertrekken; Zij kiest het eerste, al moet zij daardoor opnieuw, ja meer dan ooit, de rol op zich te nemen, welke zij met zooveel foltering des harten reeds zoo vele jaren heelt vervuld, al moet zij nieuwe verwikkelingen in het leven roepen, nieuwe logens uitdenken, om De Montaiglin, dien zy zoo innig lier heeft, tot hel aannemen van de kleiue te bewegen; ja, al beloopt zij de kans, dat haar geheim niet zal kunnen bewaard blijven, wanneer zij zich ietleren dag tegenover haar kind geplaatst ziet. Dat geheim wordt dan ook niet bewaard; want Juffrouw Guichard, eene ryke weduwe, met Oc tave verloofd, vernemende, dat haar toekomstige echtgenoot de vader is van de jeugdige Adrienne, gevoelt eensklaps in zich den lust ontwaken om zijn kind tot moeder te verstrekken. Zij eischt dat kind, namens hem, doch zonder zijne formeele toeslemming, op, en wanneer nu Raymonde weigert aan dien eisch te voldoen, is het oogenblik gekomen, waarin De Montaiglin alles te weten komt, doch alleen om al de edele gevoelens van zijn hart te kunnen ten toon spreiden; want niet slechts dat hjj zijne vrouw haar ge brek aan waarheidsliefde vergeeft, maar hij neemt zelfs haar kind als het zijne aan en schenkt het zijn naam in tegenwoordigheid van Octave, wiens

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1882 | | pagina 3