BIJVOEGSELbehoorende tot de Leidsche Courant van Maandag 30 October 3882, TP. 2.55. Te Hellevoetsluis is door de Fransche vischsloep L' Hirondelle binnen- gebragt de met steenkolen beladen Engelsche schooner Comet, van Hull, door haar op de hoogte van. Lowestoft ontredderd en verlaten gevonden. Volgens aan boord gevonden papieren kwam gezegd schip vermoedelijk van Sunderland; de bestemming was onbekend. Men meldt van den Helder: Woensdag jl. strandde op de zoo gevaar lijke Razende Bol, in de gronden der Noorderhaaks, het Zweedsche bark schip Hudikswall, kapitein Bijlund, komende van Hudikswall en bestemd naar de Kaap de Goede Hoop. Door dit sehip was te voren gered de be manning van het Engelsche brikschip Ally, kapitein Tupper. Al de opva renden verlieten de Hudikswall in twee booten, doch konden door de hevige branding, feilen stroom en gebrekkige hulpmiddelen, onmogelijk land berei ken en zouden zeker weder op Onrust zijn geworpen, indien zjj niet waren opgemerkt door ecnige vletterliedendie niet aarzelden met vletten hun ter hulp te snellen. Het is aan deze wakkere mannen, bijna alle huisvaders, mogen gelukken de bemanningen van het Zweedsche schip Hudikswall en van het Engelsche brikschip Ally behouden in de haven van Nieuwe Diep te brengen. Het vermoeden, dat de loodskotter n°. 3, schipper J. Zwart, in den storm van Dingsdag zou zijn vergaan, bevestigt zich maar al te zeer. Behalve een stuk plank met het opschrift Loodskotter Tess, is nog te Callantsoog aangespoeld het daaraansluitend gedeelte el N°. 3, terwijl ook nog zijn komen aandrijven een in elkander gerolde zwemgordel, welken men heeft herkend als behoord hebbende aan een der opvarende loodsen, benevens een reddingboei en eenige stukjes hout, afkomstig uit het logies. Te Urk is de treurige tjjding ontvangen, dat eene der aldaar thuis behoorende visschersschuiten is omgeslagenwaarbij de drie opvarenden jammer lijk verdronken. Twee dezer verongelukten waren vader en zoon, beiden weduwnaars. De vader was ongeveer 65 jaar, de zoon en de knecht ieder 24 jaar oud. Verder zijn nog 2 der vischschuiten gestrand, waarvan echter de bemanning is gered. Men meldt uit Elburg: Een allertreurigst schouwspel werd in onze zeehaven waargenomen. De in den morgen van 25 Oct. jl. nabij Harderwijk door een rukwind omgeslagen turfpraam van schipper L. Nagelhout, uit Meppel, is alhier binnengebragt zonder lading. Er werd direct een onder zoek ingesteld naar de bij die ramp omgekomen drie kinderen. Weldra werden de lijkjes van twee kleinen, namelijk een jongentje van 7 en een meisje van 10 jaar, beneden uit het gehavende schip van onder de klei te voorschijn gehaald, terwijl het derde kindje van 2 jaar alsnog vermist wordt. De diep getroffen vader woonde alles persoonlijk bij. Te Niederdorp, op ongeveer een half uur van Venlo gelegen, is een landbouwer, die op zijn land werkzaam was, doodelijk met een geweer schot getroffen door een jager, die meende eene ree voor zich te hebben. Aan een particulieren brief uit Atjeh, van 16 Sept. jl., ontleent het Hbl. het volgende: Sedert ik u het laatst schreef, is hier op Atjeh veel voorgevallen; reeds herhaaldelijk was onze beuling te Samalangen gewaar schuwd, dat zij zou worden aangevallen, doch steeds deed men weinig of geen moeite om zich meer te versterken. Den 219ten Augustus werd de ben- ting des morgens hevig beschoten; langzamerhand kwamen er al meer tee kenen van vijandelijkheid, tot 'smorgens van 4 Sept. de benting op klaar lichten dag door eene massa volk werd beschoten. Wij lagen voor de benting en begonnen ingevolge het sein met granaten te vuren; de Atjeh kwam op ons schieten van Endjong aan en nam het bombardement over; juist bij trjds, want wegens de deining moesten wij de_ 18 cM. sjorren; ook was het affuit defect geraakt. De Atjeh moest het vuren staken, daar de gra naatscherven in de benting teregt kwamen. Onze steenkolen waren juist op; zoo vertrokken wij naar Oleh-leh om hulp; inmiddels zette de Atjeh 50 man in de benting met twee 7.5 cM. Verbeeld u, de bewapening van de benting bestaat slechts uit 8 cM. voorladers, waarvan de meeste granaten niet sprongen. Nu moest de marine maar weer helpen, de sloepen kregen in de kalie dadelijk vuur, dat juist de aanlegplaats in de benting bestreek; daarbij werd een officier ligt aan het been gewond en moest vervangen worden. Wij kwamen van Oleh-leh overhaast terug met 50 man soldaten, munitie, vic tualie, hospitaalgoederen, enfin stampvol. Wij debarkeerden alles in 2 dagen vlak voor de benting, want op het strand was dit niet geraden, daar de vijand de geheele benting met loopgraven had ingesloten. Onze sloepen wa ren van voren door opstaande ijzeren platen gedekt: wij hadden slechts een gewonde, enkele matte kogels in de sloepen, mutsen van het hoofd enz. enz. De marine verliet nu de benting, uitgezonderd 12 man voor de bediening van den 7.5cM. Juist kwamen wij de kalie uit, toen de Emma aankwam, deze had intusschen Pasangan gebombardeerd en beschoot nu de kampongs west van Samalangan. Wij werden nu naar Telok-Semanee gezondenom dat men bevreesd was, dat de Pasangers dit uit wraak zouden aanvallen. Den volgenden dag roeiden 3 sloepen van de Emma de kalie op. In de benting debarkeerden 140 matrozen, die met 100 soldaten een uitval deden, terwijl de sloepen op de rivier aanvielen. De munitie van de Atjehers was zoo goed als op, ten minste wij hadden geen vuur te doorstaan, zooals de vorige dagen. De Atjehers namen devlugt, waarop al hunne loopgraven wer den vernield, en de kampong bij de benting, waarin zij zich nestelden, werd in brand gestoken; daarbij hadden wij slechts een gewonde. Het is zoo ontmoedigend te zien, hoe op Atjeh alles achteruit gaat, zelfs het civiel bestuur hier zegtj, dat het dwaasheid is geen militair bestuur te hebben. Het leger is zeer verbitterd op den gouverneur, men schrijft zelfs dreigementen op zijn huis. De Atjehers vailer. tegenwoordig geheele com- pagniën aan op klaarlichten dag. Bij het onderzoek der staatsbegrooting voor 1883 werden in de afdeelin- gen der tweede kamer algemeene beschouwingen gevoerd van politicken en financiëlen aard. De commissie van rapporteurs teekent intusschen aan, dat, terwijl aan het financiëel debat door de in de afdeelingen aanwezige leden vrij algemeen werd deelgenomenhet grootste deel der leden zich ont hield van beschouwingen over de algemeene politiek, zoodat het niet geble ken is, welke van de opgenomen beschouwingen als de uitdrukking van een grooter of kleiner deel der kamer zijn aan te merken. Bij de financiële beschouwingen ontkenden enkele leden het nut van mon delinge aanbieding der staatsbegrooting, die enkel vertraging veroorzaakt. Over den inhoud der financiële rede luidde het oordeel niet gunstigmen noemde haar onbeduidend en drong voorts bij den minister op vervulling zijner belofte aan tot afsluiting, reeds te lang vertraagd, en van vroegere diensten tot en met 1880. Vrij algemeen achtte men 's lands financiëlen toestand niet slechts zorgeischendmaar ook zorgwekkend. De vermeerde ring der uitgaven voor algemeene dienst en rentebetaling heeft in de laatste jaren de toeneming der gewone middelen overtroffen. De ingediende begroo ting sluit alleen door vermeerdering van het bedrag der vlottende schuld, en zoowel in Indië als in Nederland stapelen zich tekorten in steeds toene mende mate op. Men becijlerde die tekorten in Nederland en in Indië tot en met 1883 op ƒ85.253986. Nu moge het waar zijn, dat dit aanzienlijk cijfer niet zóó bedenkelijk is, omdat daaronder vele buitengewone uitgaven begrepen zijn, toch is het niet te ontkennen, dat ook het tekort op de ge wone middelen bedenkelijke proportiën aanneemt. Bovendien waren vele leden van oordeel, dat de regering den financiëlen toestand nog veel te gun stig voorstelt, daar zij voor 1881 verschillende uitgaven onder de buitenge wonen rekent, die in werkelijkheid in ons land niet als zoodanig kunnen worden beschouwd. Verbetering was volgens een deel der leden hoofdzakelijk te verkrijgen door middel van bezuiniging; men wees op de weelde met betrekking tot de openbare gebouwen. Denkbeelden werden geuit tot bezuiniging door veree- niging van het dep. van waterstaat met dat van binnenl. zaken, door beper king der staalsbemoeijing op hooger en lager onderwijs, op oorlog en marine. Enkele leden wilden in de begrooting het snoeimes zetten; anderen wezen er op dat dit weinig zou baten en de zuinigheid in het beheer van de regering moest uitgaan. Over het algemeen liet men zich over het financiëel beleid der regering vrij algemeen ongunstig uit. 's GRAVENHAGE, 28 October. De heer W. de Goede, ontvanger der directe belastingen te Afferden (gemeente Bergen), is benoemd tot ontvanger derzelfde middelen te Am- stenrade. Aan den commies bij het departement van financiën P. F. Waldeck Az. is eervol ontslag verleend uit genoemde betrekking. Aan den heer F. X. L. de Both is, op zijn verzoek, met 1 Jan. 1883, eervol ontslag verleend als notaris te Varsseveld, tijdelijk residerende te Silvolde. Aan den heer W. Haanstra is, op zijn verzoek, met ingang van 1 Jan. 1883, eervol ontslag verleend als onderwijzer bij de rijkskweekschool voor onderwijzers te Haarlem. liet rapport der commissie, door den koning benoemd tot het instellen van een onderzoek naar de oorzaken van de ramp met den rammonitor Adderis jl. Donderdag aan Z. M. aangeboden. Vanwege het departement van marine zal het verslag worden gedrukt en openbaar gemaakt. Ter correctionele teregtzitting van het geregtshof alhier van heden werd o. a. uitspraak gedaan op het appèl van den officier van justitie te Rotterdamtegen het vonnis der,regtbank aldaar, waarbij de heer M. S.heel- en verloskundige te Gouda, is vrijgesproken van de aanklagt als zou hij onbevoegd de geneeskundige praktijk uitgeoefend en niet de vereischte aan gifte van eene door hem waargenomen besmettelijke ziekte hebben gedaan. Het hof oordeelde de schuld van bekl. niet voldoende regtens bewezen en heeft mitsdien het vonnis der regtbank bevestigd. Het hof behandelde daarna de beroepen van vonnissen der regtbanken te Rotterdam en 's Gravenhage, houdende veroordeelingen wegens vrij ernstige mishandelingen en van poging tot diefstal. Ter zake van het toebrengen van een hevigen trap aan een 13-jarigen jongen, die aan de gevolgen daar van thans nog niet geheel is hersteld, werd W. K„ te Rotterdam, vier maan den celstraf opgelegd; M. J. van T.,te 'sHage, die aan de Hoefkade aldaar eene vrouw heeft in de sloot geworpen, erlangde drie maanden eenzame op sluiting; A. O., te 'sHage, die op zekeren avond in Julij met nog twee an dere personen, twee fatsoenlijke vrouwen zonder eenige aanleiding op de ergerlijkste wijze bejegende, bekwam eveneens drie maanden cellulaire straf. Eene celstraf van 183 dagen werd uitgesproken tegen J. J., uit's Hage, die tijdens de jongste Rotlerdamsche kermis diefstal trachtte te plegen in eene kermistent. Alle veroordeelden beklaagden zich over de hnn opgelegde straf, die zij gaarne verminderd zagen. De belangen van v. T. werden voorgedragen door mr. J. van Gigch en die van O. door mr. II. A. van Raalte. Adv.-gen. mr. Gregory requireerde de bevestiging der respective vonnissenmet uitzondering van dat tegen O. gewezen. Hij geloofdedat dit moest vernietigd worden en eene zwaardere straf, vier maanden cellu lair, worden uitgesproken. 's Hofs uitspraak in al deze zaken is bepaald op aanstaanden Zaturdag. Eene schuit van den reeder A. Iloogenraad te Scheveningen is een uur boven Katwijk gezien, in open zee voor anker liggende zonder zeilen en zonder mast. Men zal trachten haar binnen te brengen. De schuit van P. de Niet heeft haar geheele vleet verloren. Ook zijn er gisteren nog vier schuiten aangekomen, alle met verlies van netten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1882 | | pagina 5