BIJVOEGSEL, behoorende tot de Leidsohe Courant van Maandag 3 Junij óHH°i.<03. Betreflende het onweder, dat Zondag II. in de noordelijke provinciën woedde, verneemt men nog. dat het op sommige plaatsen 12 uren achter elkander heeft geduurd. Men schrijft uit Venlo aan de /V. R. C.: De kapitale sommen der Heutz-stichling, waarvan de heer J. Wolters president is en waaromtrent de hooge raad heden uitspraak doet, zijn, merkwaardig genoeg, niet Ie vinden. Deze gelden zouden, volgens het besluit van het bestuur der stich ting, op het grootboek ingeschreven zijn; ook werden de kosten daar voor in rekening gebragt. zoodat het bestuur meende, dat deze werkeljjk ingeschreven waren, hetgeen echter niet het geval is, terwijl de sommen in den faillieten boedel van het kassiershuis ook niet in de gewone brand kasten zijn gevonden. Een dergelijk lot is ook aan 46 Oostenrijksche metal- lieken ten deel gevallen, die door mej. van Baarle, te 's Hage overleden, aan het armbestuur gelegateerd werden. 's GRAVENHAGE, 1 Julij. Door Z. M. is aan de hieronder genoemde hoold- en verdere officieren vergunning verleend tot het dragen der versierselen van de orden, achter hunne namen vermeld, hun door den Sultan van Turkije geschonken: de kapiteins ter zee F. H. P. van Alphen en P. Swaan; van groot-officier der orde, eerstgenoemde van Osmanié en laatstgenoemde van den Medjidié; de kapitein-luitt. ter zee jh'. C. C. Six en J. A. Waldeck, van ridder 3e kl. der orde van Osmanié; de luitt. ter zee le kl. L. M. L. de Haan, H J. de Wal, J. J. Stooker en J. Haremaker, den officier van gezondheid le kl. dr. G. Karssen en den officier van administratie l' kl. J. Beijer, van ridder 4' kl. der orde van Osmanié; den le° luit. der mariniers J. A. H. Jockin, den officier van gezondheid le UI. P. C. Buyze en den officier van administratie le kl. J. J. van den Berge, van ridder 4' kl. der orde van den Medjidié; de luitt. ter zee 2' kl. J. A. H. Beck, W. Allirol, B. Brutel de la Rivière, 0. H. Kuyck, P. S. R. Wolterbeek, G. F. Tydeman, J. H. van Hoogstra ten, R. 0. J. Verschoor, A. C. Zeeman, J. M. Phafï en W. J. Cohen Stuart, den officier van gezondheid 2e kl. A. W. M. van Deventer en den officier van administratie 2e kl. F. W. Sprenger, van ridder 5e kl. der orde van den Medjidié. De heer C. J, de Bruyn Kops Jr., arts, is benoemd tot officier van gezondheid 2e kl. bij de zeemagt. De le luit.-adjudant M. W. de Jonge van Ellemeet, van het corps rij dende artillerie, is op zijne aanvrage op pensioen gesteld voor den tijd van 5 jaren, en de le luit. B. A. van der Zee de Jong, van hel 5e reg. infanterie, is op non-acliveteit gesteld. Bjj de posterijen zgn benoemd: tot commies 2' klasse E. J. K. van Lidth de Jeude, thans commies 3e klasse; tot commies 3e klasse N. llare- maker, J. Schadée, A. W. Boon en J. Muus Jr., thans commiesen 4' klasse; tot commies 4e klasse C. J. B. Nierstrasz van Tienhoven en P. W. Kiihnen, thans surnumerairs. Aan den telegrafist le kl. bij den rijkstelegraaf H. P. H. Eversen is, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend. Aan den met verlof hier te lande aanwezigen officier van gezondheid 2e kl. van het leger in Nederl. Indië A. G. H. van Genderen Stort is eervol ontslag uit de militaire dienst verleend. Aan de 0. I. hoofdambtenaren mr. F. H. van Rees, laatstelijk vice- president van het hooggeregtshof in Nederl. Indië, en mr. J. C. J. van der Schalk, laatstelijk resident van Rembang, thans met verlof hier te lande, is, op hun verzoek, eervol ontslag verleend uit 'stands dienst. Blijkens bij het dep. van marine ontvangen telegram, is het schroe"- stoomschip Marnix, onder bevel van den kapitein-luit. ter zee.j'. C. C. Six, den 29en Junij jl. te Alexandrië aangekomen. De minister van justitie zal Dingsdag aanst geen gehoor verleenen. Het geregtshof alhier heeft den persoon van F. S.uit Dordrecht, die teregt stond wegens verwonding zijner huisvrouw, met aanneming van bet bestaan van den wil om te dooden, schuldig verklaard aan poging tot moed- willigen doodslag met voorbedachten rade ondernomen en die hare uitwer king heeft gemist door omstandigheden onafhankelijk van des daders wil. Te dier zake werd de beseh. tot 6 jaar tuchthuisstraf veroordeeld. Niettegenstaande het ongunstige weder in de afgeloopen maandzijn op de stoomtramlijn den Haag—Scheveningen in Julij 78,000 personen ver voerd. Acte van beschuldiging in zake contra Louis Joseph Jacobus Roland, geboren te Veere den 3en Augustus 1858, banketbakkersbediende, thans gedetineerd in het huis van verzekering alhier, (t'ervolg en slot.) Deze jongeling, zoon van eene geachte weduwe, die een fatsoenlijk logement, hel "Hotel Roland" te Veere, houdt, liet, wat gedrag betreft, steeds veel tewen- schen over; hij berokkende zijne moeder veel leed en meer dan eens had hij zich aan diefstal bezondigd. In verschillende plaatsen, o. a. ook in den Haag, was hij als banketbakkersbediende werkzaam; doch het was steeds van kortenduur. Zoo trad hjj 20 Julij te Middelburg in dienst om 8 of 9 September weêr te worden ontslagen. Hij toog toen naar Veere, waar hij zijne moeder, om landbouwleesten te Bergen op Zoom te kunnen bijwonen, eeneEngelsche banknoot van 5 pond sterling ontstal, die hij te Vlissingen te gelde maakte, om vervolgens eentgc dagen te gaan feestvieren te Bergen op Zoom. Daar verhuurde hij zich als bediende bij den banketbakker J. M. Kaart mans, waar hij 1 October in dienst zou komen, of .den 2en of 3<D, zoo hij dat wilde. Hij vertelde te Veere aan iedereen, vooral aan zijne moeder, dat hjj die betrekking had gevonden, en o. a. aan getuige Will, diens vrouw, dochter en zoon, met wie hij van vroeger bekend was en waar hij, bij zijn ver trek uit de dienst van van der Made, zelfs zijn koffer met klecren had ach tergelaten. Plotseling verscheen hij daar, voorzien van een handkoffertje op den bewusten Zondag 2 Oct. 's avonds omstreeks half negen uur. niet vroeger, daar Will reeds lang uit de avondkerk was, die te 7y2 uur eindigt. Roland stak bij het binnenkomen zijne linkerhand toe, aangezien de reg- ter verwond was. hebbende hij zelfs bloed aan den kraag en aan de mou wen van zijn jas en overhemd; de beschuldigde gaf als oorzaak van die verwondingen op, dat hij in de duinen le Vlissingen, waar hij zeidc te zijn geweest met zekeren Bat (die reeds in April te voren als matroos naar zee was gegaan), een stokje in de duinen had gesneden; hij beweerde van Vlissingen te konten om alscheid te nemen vóór hij naar Bergen op Zoom ging. flij gaf 's avonds in het gezin van Mill een gulden ten beste voor drank. Ten 2 uur werd hij naar het station gebragt. Hij ging niet naar Bergen op Zoom, maar naar Antwerpen, waar hij 's avonds bij de weduwe Vrancken afstapte? waar hij zich in den kost besteedde voor 10% francs, totdat hij eene betrekking zou hebben gevonden. Ook daar werd de wond aan de hand gemerkt en na een paar dagen door de vrouw gezuiverd; het waren twee gesneden wonden aan de binnenzijde van de twee voorste vin gers. Roland vertelde aan den een, dat hij zich verwond had bij het snij den van een stok, aan den ander bij het doorsnijden van een deeg. Drie weken na zijne aankomst trad de bcsch. pas in dienst bij een broodbakker, Bapluie, bij wien hij is gearresteerd. Aan den zoon van de wed. Francken had hij gezegd, dat.hij ongeveer 200 fres. bij zich had, wat ook met zijne verteringen overeenkwam. De personen, met wie hij omging, hadden hem te Antwerpen in de eerste dagen in het bezit gezien van een zeer groot gouden horloge en van een gouden bril met blaauwe glazen; toen men hem later naar het horloge vroeg, zeide hij het in de bank van leening voor 400 fres te hebben beleend; hij had het echter voor 125 fres. bij een goudsmid verkocht, zich Strooiman noemende; de goudsmid herkende den beschuldigde, dien hij ook nog aan de hand had verbonden en wien hij een gouden ring met rooden steen had verkocht, dien de meeste Antwerpsche getuigen in zijn bezit hebben gezien van het oogenblik waarop het horloge verdwenen was. De wed. Vrancken en eene strijkster hadden aan het ondergoed van Roland groote bloed vlekken bespeurdhet scheen wel alsol de besch. met de knie in een bloedplas had gezeten. Door zekere vrouw Somers, herbergierster in "'t Meereltje", wordt nog de bijzonderheid medegedeeld, dat op 25 October de besch. in hare herberg kwam met een matroos, voor wien hij twee groote borrels betaalde, hem vragende of hij hem niet op een schip kon bezorgen om naar Amerika te gaan, hetgeen de matroos toezegde, maar niet nakwam. Vruchteloos was besch. daarop drie dagen lang naar dien matroos komen vragen. Op 17 November deelde koopman S. Duyls aan besch. mede, dat in het dagblad de Koophandel een verhaal van den Veerschen moord voorkwam, waarbij zekere R., als verdacht werd voorgesteld, hetwelk groote ontsteltenis had te weeg gebragt bjj de moeder en de zuster des beschuldigden; op welke mededeeling getuige de zenuwen in het gelaat des besch. zag zamentrekken en welke, volgens de wed. Vrancken en hare dochter, van zoodanigen invloed op hem is geweest, dat hij, 'savonds in half beschonken toestand ten harent komende, als een waanzinnige te werk ging, zich bij de haren trekkende en uitroepende, dat hij te jong was om testerven, maar toch moest sterven, dat zijne moeder en zuster ook wel zouden sterven van verdriet enz. Gelijke verlooning had ook plaats in de herberg van Somers, waar hij nog een be zoek aankondigde tegen den volgenden Zondag, zeggende: "Ik kom dan af scheid nemenik zal dan nog eens goed tracteren en dan ziet gë me nooit meer, want ik ga dan vijf kwartier uurs van hier en laat mij uitdroogen als een stok." De besch.. die beweert den verslagene slechts van aanzien gekend te heb ben en nimmer bij hem in huis te zijn geweest, wordt daarih gelogenstraft door: Jacoba Hekelbeeke, die van besch. vernomen heeft, dat hij wel eens bij den verslagene aan huis kwam en een glas bier dronk; Johann Emans, die met besch. zamen bij van der Made heeft gewoond en van hem had vernomen, dat Snijders veel geld én een buitengewoon fraai ouderwelsch horloge bezat en dat hij hem wel om zijn geld had willen verzuipen, maar liever had, dat deze het hem verzocht, daar hij toch wel eens had te kennen gegeven, dat hij genoeg van het leven had; door Wisse Schout, die den besch. in April 1881 eenige malen het huis van den verslagene had zien voorbijgaanzoodra hij bemerkte, dat hij gezien was, en daarna er binnen gaan, toen getuige zich achter een boom had geplaatst; door A. J. de Bleu, die besch. wel eens met den verslagene op den stoep van dicnS vvoning heeft zien pratendoor C. J. de Bruyne, die besch. kort voor den moord bij Snijders het huis heeft zien ingaan; terwijl Elisabeth Groenewegen den besch. drie dagen voor den moord herhaaldelijk aan de voor- en achterzijde van de woning des verslagenen heeft zien voorbijgaan. In de woning van den verslagene is het horlogesleuteltje gevonden, dat op het horloge van besch. paste en blijkbaar jaren lang voor het opwinden daarvan gebezigd is. Op 4 Februarij is in het huis van arrest te Middelburg een brief van besch. aan zijne moeder onderschept, waarin hij vroeg hem mede te deelen, hoe laat de misdaad te Veere gepleegd en hoe laat de brand bij Snijders uitgebarsten was en zulks terwijl de regter-commissaris beweert, dal over zoodanigen brand op dat tijdstip nimmer in tegenwoordigheid van besch. met een der getuigen was gesproken. De besch. blijft halsstarrig alle schuld, ondanks het bezit van een gouden horloge en gouden bril te Antwerpen, ontkennen. Niettemin wordt Louis Joseph Jacobus Roland door den procureur-gcnc- raSl beschuldigd van: manslag met voorbedachten rade, althans vergezeld van twee andere misdrijvendie respectivelijk gediend hebben om het ple gen van den diefstal gemakkelijk te maken en de ontdekking van diefstal en manslag te voorkomen; diefstal met behulp van geweldoefeningdie sporen van kwetsing heeft achtergelatenbrandstichting in een gebouw,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1882 | | pagina 5