LEIDSCHE CR IRA AT. 24, 1S82. V. 07. WOFFVSDAG '26 APRIL. ter STADS-BE RICHTEN. r0U(« - BINNENLANDSCIIE GERIGTEN. geo|K uitzij d'Hft Statit luffro lag versii in antt 5 open ioopt huis uwei fleljjl De Courant rorschijnt dagelijks. Zon- en Feestdagen uitgezonderd. De prijs der Courant is per vierendeel jaars ƒ1.50, franco p. p. 2- Mzrmderlijkc nommers zijn verkrijgbaar voor 5 cents. De prijs der AdverlentiPn is van 14 regels 1.iedere regel meer 25 cents. Beschrijving van het patentrecht en de personeele belasting voor het dienstjaar 1882/83. BURGEMEESTER en AVETHOUDERS van LEIDEN doen te weten, naar aan leiding van een ontvangen besluit van den Commissaris des Konings in de provincie Zuid Holland, van den len April j 1Provinciaalblad n°. 24, houdende eenige bepalingen ten aanzien der beschrijving van het patentrecht voor het dienstjaar 1882/83, alsmede haar aanleiding van een gelijk besluit, van dezelfde dagleekening ®OSn Provinciaalbladn°. 25, betrekkelijk de beschrijving der personeele belasting voor het dienstjaar 1882/83; dat op den lslen Mei eerstkomende een aanvang zal worden gemaakt rnet de be schrijving der patentpliel)tigenbedoeld bij n°. 37 40 van tabel n°. 14, zijnde de slijters, lappers, kroeg- en koITiehuishouders, waai voor de declaraloiren aan de huizen zullen worden rondgebracht, en na verloop van drie dagen, van wege den ontvanger der directe belastingentegen reen worden afgehaald en wordt dien patentplicbligen herinnerd de bepaling van art. 2 der AVet van den 24sten April 1843 Staatsblad n°. 16), dat zij hun beroep niet mogen uitoefenen dan nadat zij de helft van hunnen aanslag over het dienstjaar 1882/83 hebben voldaan, en nadat het verschuldigde over het voorgaande jaar ten volle zal zijn Iaangezuiverdwaarvan zal moeten blijken, alvorens de akten van palent aan hen kunnen worden afgegeven; dal zoodra mogelijk hunne aanslagbiljetten zul- len worden bezorgd, de patentbladen in gereedheid gebracht, en die dadelijk inoe- orgt it net d n va ran eluki )aar 1132? 100 113 119 117 123 133 1151 118 /20! .1.611 R tidal 47.3» len worden afgehaald dat, met uitzondering der bedrijven, bedoeld bij de tabel n°. 16 der Wet van den 22sten April 1852 Staatsblad n°. 61), houdende wijzigingen en uitbreidingen van de ordonnantie op bet recht van patent, van den 21sten Mei 1819 Staatsblad g°. 34), de tijd der uitgifte van de door de palenlplicbtigen in te vullen verklarin gen van aangifte, voorden jare 1882/83, wordt vastgesteld op den 8sleD Mei aansl., en dat de wederinzameling tegen re^u, door den ontvanger of zijn gemachtigde geteekendacht dagen na de uitgifte zal geschieden dat de registers der patentplichtigen uiterlijk op den 31sten Mei aanstaande zullen worden gesloten, en er na dien tijd volstrekt geene verklaringen znllen wor den aangenomen wordende ieder patentplichtige bij deze herinnerd aan art. 18 der AVet op het recht van patent, \an den 21steD Mei 1819 (Staatsbladn°.34), inhoudende: «dat zij, die bij bet «aanbieden of bezorgen der verklaringen van aangifte, of ook bij liet terughalen van die, «mochten zijn voorbijgegaan zich niet mogen beroepen opeen of ander begaan verzuim, «maar integendeel gehouden zijn om zorg te dragen, dat de bij de AVet gevorderde «aangiften, verklaringen en aanvragen, welke ter invulling aan het kantoor van den «ontvanger der directe belastingen verkrijgbaar zijn, door hen in persoon of door «hunne gemachtigden, behoorlijk ingevuldop den daarbij bepaalden tijd, ter zei ver «plaatse moeten worden ingediend alsmede art. 37 der gemelde wet, inhoudende: »de aan het recht van patent •onderhevige personen, welke, na den afloop van den tijd, tot liet doen der aangifte «bepaald, bevonden zullen worden zich niet, of door valsche, onnauwkeurige of «onvolledige opgave, niet behoorlijk van hunne verplichtingen ten aanzien dier aan- «giflen le hebben gekweten, zullen telken reize, wanneer hun verzuim of over treding wordt ontdekt, vervallen in een boete van niet minder dan 25, en niet «meerder dan 400 gulden:" dat, met betrekking tot de schippers, schuitenvoerders, enz., in de tabel n°. 16 der Wet van den 228len April 1852 Staatsblad n°. 61) voorkomende, de eige naars, vaste haurders en andere vaste gebruikers van binnenvaartuigen, gehouden tijn om "zich van behoorlijk patent te voorzien; dat, tot de door hen daartoe ïe docnc schriftelijke aangiften, zal worden gevaceerd in een der vertrekken van het Raadhuis*, van 1 Mei eerstkomende tot uiterlijk den lö*160 Mei daaraanvolgende, des namiddags van 1 tot 3 uren, de zondagen uitgezonderd, voor zooverre dat beroep niet in den loop des jaars wordt aangevangenzij worden tevens uitgenoodigdom de meetbrieven hunner vaartuigen, mits niet ouder zijnde dan vijf jaren, mede te brengen, en al die inlichtingen te geven, die van hen betrekkelijk de vaartuigen zullen worden gevorderd, lerwijl er na den 16den Mei voormeld geene verklaringen meer worden aangenomen, en de gebrekigen, bij ontdekking, zullen incurreeren de boete, bepaald bij artikel 37 der Wet van 21 Mei 1819 (Staatsbladn°. 34), biervoren omschreven; dat voorts alle patentplicbligen, bij tabel n". 7 der wet van den 16dcn Juni 1832 bedoeld, zijnde inlandsche en vreemde kramers, welke rnet kramen, stallen, tafels *nz., hnnne waren in herbergen, huizen, kamers of op openbare markten en ker missen uitstallen, mitsgaders de debitanten in loterijbrieQes, en alle handeldrijvende en als kooplieden te belasten personen, welke hunne waren ten verkoop, hetzij in tkleinhetzij in 't groot, te water of te land met zich voeren, alsmede de onder nemers van openbare vermakelijkheden, in tabel n°. 15 genoemd, voor zooverre al g die patentplicbligen in de algemeene beschrijving voor 1882/83 moeten wor- jt den begrepen, gehonden zijn zich gedurende de maand Mei, ter bekoming van bun patentaan te melden in een der vertrekken van het Raadhuis, des middags van j 1 lot 3 uren, de zon- en feestdagen uitgezonderd; zullende er na dien tijd geene aanvragen meer worden aangenomen, behalve van de zoodanigen, die hun beroep of bedrijf fa dien tijd aanvangen, en al zoo in de bijzondere beschrijvingen worden begrepen welke gehouden zijn, zich dadelijk hij dien aanvang van patent te voorzien; dat ook op den 8*ten Mei aanstaande een aanvang ?al worden gemaakt, met de beschrijving der belasting op het personeel voor het dienstjaar 1882/83, Zij, die bij het bezorgen der biljetten, of ook bij het terughalen daarvan llju overgeslagenmogen zich in geen geval beroepen op zoodanig ver- i z,"fn5 maar zijn integendeel gehouden om de vcreisehtc en behoorlijk ingevulde verklaringen in te dienen ten kantore des ontvangers, alwaar de biljetten ter invul ling steeds verkrijgbaar zijn Een ieder is gehouden de te doene aangiften met zijne handteekening te bekrachtigen. Ingeval iemand verklaart niet te kunnen schrijven zal de ontvanger of zijn ge machtigde, desgevraagd, de invulling in zijn naam, en tzonder daarvoor eenige betaling te kunnen eischenverrichten niet vermelding der redenen waaromen zal de aangifte door den ontvanger of zijn gemachtigde, in tegenwoordigheid van een derden persoon en met en benevens dezen, worden geteekendna voorafgaande voorlezing. De belastingschuldigen zullen de door ben in betrekking tot de belasting op het personeel te doene aangiften, in liet algemeen, behooren in te leveren in die ge meentenalwaar de belasting is \crsehuldigd. Huo echter, wier belasting-voorwerpen naar de vier eerste grondslagen, alle of gedeeltelijk gelegen zijn of zich bevinden in eene andere gemeente dan die waarin zij hun verblijf hebben, zal bet vrijstaan de aangifte voor allen, mits alsdan voor elke gemeente afzonderlijkter plaatsing hunner w oning of van hun er blijf tc bewerkstellingen. Zoo wanneer paarden der vierde klasse door denzelfden belastingschuldige in verschillende gemeenten worden gehoudenzal hij in elk \an deze het aldaar ge houden wordende aantal behooren aan te geven. Voorts worden belanghebbenden in bet bijzonder aandachtig gemaakt op de wijzi ging welke: vooreerst eene der vrijstellingen van vrouwelijke bediendenhij art. 5 van dc Wet van den 9den Aprii 1869 (Staatsblad n°. 59) heeft ondergaan zijnde daarbij bepaald dat de^belasting niet is verschuldig wegens: «De eenige vrouwelijke bediende, overigens naar de eerste, derde of vierde klasse «belastbaar, in dienst van den belastingplichtige, welke geene andere bedienden «houdt en vier of meereigen of aangehuwde kinderen, kindskinderen of pupillen «bij zich heeft inwonendie op den eersten Mei des jaars waarover de belasting «loopt jonger dan eenentwintig jaren zijn." ten andere in de twee eerste paragraphen van art 27 der Wet van den 29st(,T1 Maart 1833 Staatsblad n°. 4) bij art. 7 derzelfde AVet van 1869 zijn gebracht, ton opzichte tan het in gebruik nemen van een perceel na den 15den Mei of het verlaten daarvan in den loop van liet dienstjaar en ingeval van overlijden. Voorts worden belanghebbenden herinnerd aan de verplichting om bij bezwaar schriften zoo wat patent- als personeele belasting betreft over te leggen een duplicaat van het aanslagbiljet, tegen betaling van 5 cents hij den ontvanger der directe be lastingen verkrijgbaar. Eindelijk worden de ingezetenen verwittigd, dat tot tegenschatters voor meerge noemde belasting zijn benoemd dc navolgende personen, als: JOHANNES CORNEIJS RIJK, ADRIANUS VERHOOG, WILLEM ANTHONIE VAN LITH, JACOB ENGELS Jr., ABRAHAM BOEKAVIJT. En wordt deze door aanplakking en door plaatsing in de Leidsche Courant afgekondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd Leiden, 25 April 1882. DE KANTER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. LEIDEN, 25 April. Bij kon. besluit van 22 April jl. zijn herbenoemd lol kanlonregter- plaaisvervanger in het kanton Leiden de lib. in" F. Was en C. H. P. Klaverwijden. Door den minister van walersiaat enz. is aan dijkgraaf en hoogheem raden van Rijuland vergunning verleend tol hel gebiuik eener eleetrische geleiding lusschen de zeesluis le Katwijk en hel stoomgemaal aldaar. Blijkens het jaarverslag van commissarissen der Leidsche spaarbank over het jaar 1831, is de toestand dier instelling sieeds zeer gunstig en heelt zij gedurende dat jaar weder nuttig gewerkt. In 1881 bedroeg het bedrag der inlagen f 451398.92% (in 1880 /371883 38%). dat der terug betalingen J 311251.72% (in 1880 238816.38). Hel kapitaal aan de inleg gers verschuldigd bedroeg aan het einde van het boekjaar 1069066.21 (in 1880 893841.42)de bezittingen van liet hoofdkapilaai vertegenwoordigen eene gelijke waarde. Het reserve-kapitaaldal op uit. December 1880 ƒ53405.54 bedroeg, bedraagt thans 59726 44. liet aantal inlagen heeft bedra gen 14074, het aanial terugbetalingen 4545, als nieuwe inleggers zijn inge schreven 1419. De hoogste inleg in e'éne zitting was ƒ19075 86, de laagste ƒ845 50. De hoogsle uit betaling ia eéue zitting was 11634 39%, de laagste ƒ443 50. liet cc al van g.lie.l afgeloste hoekjes beliep 821. liet aantal inleggers aan hei einde van hel boekjaar bedroeg 6502. Het ge middeld kapitaal am clkcn inlegger verschuldigd bedroeg 164 42. Voor hh. commissarissen zijn dc gemstige uitkomsten van hunne nog al werkzame bemneijingen zeker verblijdend en aanmoedigend.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1882 | | pagina 1