yen op de 'anSe baan ,e schuiven t en waarvan hjj zeide, dat hel, evenals heer Gambetlade politiek der resultaten uitdachten politiek van den icbijn tot de *Üne had gemaakt. OU1T8CIIL AND. j de rijksbank heeft er weder een diefstal plaats gehad. Een bode de disconto-maatschappij had eene chéque van 300,000 mark aangebo- welk bedrag hem werd uitbetaald in 15 pakketten, elk van 20000 Ufh, Onder het natellen is een dezer pakketten verdwenen. Dit is reeds derde diefstal van dien aard binnen den tijd van eenige weken. Te Berlijn zijn drie personen aangehouden als deelnemers aan den (Ui, die den 16" November in een postkantoor te Londen is gepleegd, is toen een postzak weggekaapt, die voor eene aanzienlijke waarde in amanleii bevatte, en in wcèrwil eener uitgeloofde premie van 30000 francs, liet niet gelukt de daders in handen te krijgen. De bedoelde personen trdeo aan het Oosterspoorwegstation gevat. Hunne bagage werd in beslag momen. Deze bevatte onder anderen voor eene waarde van ongeveer (00 mark aan gouden horlogiën en edelgesteenten. Dij het goederenbureau Afnam de politie tevens, dat er een veel grooter gedeelte bagage naar b'a|k [dtkiinneu was vooruilgezonden. Op dit alles werd insgelijks beslag gelegd, voert: L Pria min; aroi r vu bra< i dei itain ander ticrq s ver. ver te 'li be iheid, ras oens' :nkeli heiutl aanhouding geschiedde niet zonder moeite; want toen zij zich ontdekt jen, trachtten zij zich nog door de vlugt te redden, en boden z(j aan de t voor u liitr e Lon esleri ie liei eringe nioiid i, her op sprat rgeriei n hui lilie krachligen tegenstand. Zekere heer Kleczewsky heeft er het meest toe bijgedragen om de dieven handen te krijgen. Vermoedelijk zal hem dan de uitgeloofde premie van 1000 fr. ten deel vallen. GRIEKENLAND, pit Athene meldt men, dat aldaar op Goeden Vrijdag een groot onge il heeft plaats gehad. Toen eene processie zich in de kathedraal had op slag! sield en gereed stond de kerk te verlatenstortte een stuk van het Jillond naar beneden, op dal gedeelte van den^stoet, dat alleen door vrou- statiotm was gevormd. De geweldige schrik, die er door ontstond, werd nog Belgit rgrool door den kreet: brand! Men stortte naar de deuren, maar deze lliren gesloten en werden van binnen geopend, zoodat de aandrang de c deining belette. Eindelijk werd de hoofddeur door een gendarme met bijl- et k!i gtn geopend. In het ontzettend gedrang waren zeven vrouwen, drie kin- ren en een man bezweken. Vele anderen waren gekwetst, eindig-—1 PER TELEGRAAF. WEENEN, 19 April. De commissie uit de llongaarsche delegatie heeft tli vereenigd met het ontwerp ter verleening van het aangevraagde crediet, nar zij heeft hel bedrag met twee millioen verlaagd. LONDEN19 April In hel proces tegen Mac Lean, vervolgd wegens ogverraad, heelt de jury het «niet schuldig" uitgesproken, op grond van rslandsverbijstering van den beklaagde, en alzoo van niet-toerekenbaarheid. e LONDEN19 April, liet lagerhuis heeft by de tweede lezing met 87 ruimen tegen 85 de wet aangenomen, waarbjj bepaald wordt dal de kics- itricten de kosten te dragen hebben van de verkiezingen. Daar waar ar candidaten optreden, moet iemand, om gekozen te zijn, de volstrekte Herheid hebben. Bij gebreke daarvan volgt er eene herstemming, lailijj de betrekkelijke meerderheid beslist. De regering heeft de wet derslennd. ff LONDEN20 April. De gemeenteraad der City van Londen heelt besloten den koning der Nederlanden tijdens zijn aanstaande verblijf in deze een welkomst-adres, in een gouden doos, ter hand te stellen, en ter van den koning en de koningin der Nederlanden in Guildhall feesten geven wier kosten op 2000 zijn geraamd. De aanbieding van het res zal bij deze gelegenheid geschieden. lv CAIHO19 April. De krijgsraad heeft dertien Circassische officieren tot rbanning veroordeeld. sld, irdij atief jo heelEr kade ui i md i 1 stai s meld! estelj bjjdi ontvi onlfi :ii irin Delob !ai de bi de ibliek chiini unsti buitel zij li roken ch gi en on nig ngelf!' 1«: Ijl «teer a Idea iai lent LEID SCH E SCHOUWBl RG. (Fransche Opera-Voorstelling van 19 April 1882). dAarnen", Opéra-Comique en 4 Actes, par Henry Meilhac et Ludovic llalévy. Musique de Georges Bizet, is eigenlijk niets komieker dan de omschrijving die door de Fransche liekwereld van eene opera comique gegeven wordt en welke daarin be ul, dat iedere voor het tooncel bestemde muzikale schepping, met gewone tsprekken doormengd, op dien naam aanspraak heeft, al is het onderwerp behandeld zoo tragisch mogelijk. 'I Is waar, dat sommige toongevers die en andere muziekwerelden beweeren dat de woorden bij de opera bijzaak zijn dat zij nauwelijks de aandacht der toehoorders mogen irdig geacht worden, in welk geval hel zich verklaren laat, waarom zoo grootmeesters in de orde der dichtkunst zich geroepen gevoelden hun aan de eischen van het een of ander muziekaal genie te onderwerpen, 'at van die laatste beweering ook waar moge zijn, zeker is het dat rmen" weinig comische elementen oplevert, 't Onderwerp is voor een spel als geknipt. Don José, brigadier bij de Spaansche ruiterij, ont- eeii bezoek van Micaela, eene blondlokkige en blauwrokkige Navar- tesclie schoone, die, onder het voorwendsel hem de groeten zijner moeder te brengeneigenlijk toch ook eens komt zien waar de jongeling en zij bemint, maar die om eene affaire d'honneur, waarbij hij overwin- bleef, zijn geboorteland had verlaten gebleven is. Ook José bemint maar, geroepen om eene jeugdige sigarenmaakster, Carmen genaamd, zich aan verwonding eener metgezelle schuldig gemaakt had, te arres ten, wordt hij door die schaamtelooze feeks dus betooverd, dat hij haar tt ontvluchtentot straf daarvan zijn militairen graad verliest en lot eene lid gevangenisstraf wordt veroordeeld. Carmen, dit vernemende, zendt een brood, en in dat brood een vijl en een goudstuk. De vijl moet men om de tralies zijner gevangenis te verwijderen, het goud om zijne jtementsstukken tegen eene burgerklecding te verwisselen. Don José is ii etirsj Bï mgt zs ur I ill tar, eb aand iel tm bei iei echter nog niet laag genoeg gedaald om zich aan desertie met verzwarende omstandigheden schuldig te maken; hij «zit zijn tyd uit" zooals het in de tale Leeuwardens heet en wordt door Carmen «met open armen" ontvangen, hij welke uitdrukking men Juist niet aan eene melaphore be hoeft te denken, daar die armen zich al tamelijk spoedig openen, wanneer de luim der Bohémienne dit medebrengt. Wij noemden Carmen eene Bohé mienne en inderdaad dat is zijmaar zij is nog meer. Zij behoort tot de volgelingen eener bende sluikers, die met karabijnen en wat erger is met schoone, lokkende vrouwen gewapend, eeu heiligen strijd voeren met de douanen, waaronder er velen gevonden worden wier hart en zinnen niet ongevoelig blijken voor de bevallige sirenen, die naar de wijze Judith's, contra Holophernes, er geen bezwaar in zouden zien het hoofd des mans over te leveren, dieDan genoeg, die hooggeroemde Judith is eigenlijk, wel beschouwd, te walgelijk en te afschuwelijk om er lang bij stil te staan. Carmen, hoewel verliefd op José, weel hem echter kleinen dank voor zjjne betere hoedanigheden, waaronder begrippen van militaire eer eene eerste plaats bekleeden, en rust niet voordat hij bij de bende der contrebandiers wordt ingelijfd; want het is, helaas! maar al te waar wat hij in de tweede acte verklaart: «Car tu n'avais eu qu'a paral tre, Qu'a jeter un regard sur moi Pour t'emparer de tout mon être. Et j'étais une chose a toil line chose a elle! Is het wonder dat hij steeds dieper en dieper zinkt? Neen' 'tis begrijpelijk dat hij ten slotte, ondanks zijne stervende moeder, ondanks de beden van zijn goede engel: de hem inderdaad liefhebbende Micaela, zijn leven op het schavot zal moeten eindigenomdat hij het onwaardige voorwerp zijner hartstocht, die hem van zich stiet, om met Escamillo, den toreador, eene nieuwe liaison te kunnen aangaan, door een dolksteek heeft gedood; 'I geen hem niet weerhoudt zich eenige oogenblikken later liefdevol op haar Ijjk te werpen, onder den uitroep: «O ma Carmen! ma Carmen adorée!", waarmede deze Opéra comique eindigt. Over de uitvoering sprekende, gewagen wij in de eerste plaats van «de levende strijdkrachten", waarmede de Heer A. Voitus van Hamme het publiek tol bewondering en dankbaarheid weet te dwingen en dan alweder het eerst van de hoofdpersone Mile Dupotiy, die als Carmen een schitterend succès behaalde en dit zeker nog in meerdere mate zou gedaan hebben, in dien hare stem krachtiger of het orkest minder sterk ware geweest. Toch ontbrak het haar niet aan stormachtige toejuichingen, bloemenruikers en terugroeping, welke zij dan ook, ware het slechts als volmaakte actrice, volkomeu verdiende. Mile Arnaud was zulk eene allerliefste Micaela, zong zoo voortrefleljjk, en maakte zulk een zachten, weldoenden indruk, dat wjj de haar aangeboden bloemen en andere blijken van waardeering niet slechts rechtmatig verkregen, maar nog schier te gering achten. De Dames Dufau (Frasquita) en Ricca (Mercédes) werkten naar eisch tot het wel slagen van het geheel mede; iels wat ook van de lleeren Cabannes, als Le Bancaire, Donval, als Zuniga, en Etaix, als Lillas Pastia, kan gezegd wor den. De Beer (Le Remendado) maakte van zijne kleine rol wat er van te maken was, terwijl Bernard, die den Luitenant moest weergeven, vooral door zijn stil spel, zich een talentvol acteur betoonde; iets wat stellig niet van Letemple, als Moralès, kan getuigd worden, gelijk ook zijn zang zeer middelmatig mocht heeten. Victor, als de gids, had, dank zjj het coupeer proces, dat de opera onderging, eigenlijk eene sinecurezoodat wij nog slechts van de twee mannelijke hoofdpersonen: Selrack, als Don José, en Dechesne, als Escamillo, le spreken hebben. Eerstgenoemde zong zyne partij en vervulde zijne rol met zooveel talent, dat wjj hem geen lof genoeg kunnen toezwaaien; terwijl de laatste in het bisseeren en applaudisseeren van zijn Toreadorslied, in de tweede acte, wel kon zien, hoe hij hier ter stede wordt gewaardeerd. Beide heeren waren ook bij hel echt Spaansche twcegevceht in het derde bedrijf voorlreflelijk, terwijl Selrack in het vierde zoo uitnemend den liefhebbenden man, die alles aan zijn hartstocht heelt opgeoflerd en het ontketende wilde dier vertoonde, dat wij een gevoel van huivering en bewondering in ons ontwaarden, niet ongelijk aan dat wat in het circus der stierengevechten de ademlooze toeschouwers trillen doet. liet koor ook dat der gamins gaf over 't algemeen reden tot tevredenheid. Van de levende tot de onbezielde strijdkrachten overgaande, maken wij in het voorbijgaan melding van het decoratief, dat natuurlijk veel te wen- schen overliet, maar toch zóó was gekozen of liever niet gekozen, maar geiitiliseerd dat belachljjkheden zooveel doenlijk werden vermeden. Toch ontbrak er genoeg om den wensch in zich te voelen ontwaken «Carmen" nog eens in de Groole opera binnen Frankrijks hoofdstad te zien opvoeren. Ook liet het costuum te wenschen over. Niet slechts dat de dragonders over 't algemeen er tamelijk schunnig uitzagen, was ook José's uniform in de twee eerste bedrijven wel wat heel realistisch; gelijk ook Mile Arnaud zelfs voor een tooneel-landmeisje wal al le eenvoudig gekleed was. Daaren tegen zou men van Mile Dupouy kunnen zeggen, dat zij als sigarenmaak ster reeds een weinig te veel geïdealiseerd was, doch, aangezien zij er nog andere, minder eervolle, betrekkingen op nahield, laat zich de door haar ten toon gespreide luxe voldoende verklaren. Onder de doode strijdkrachten meenen wjj nog te mogen rekenen de ont stemde piano, waaraan het orkest nu en dan luttel verplichting had; terwijl wij, met miskenning der «rechten van den mensch", bijna geneigd zouden zijn daaronder ook het viertal alguazils te begrijpen, die zich zoo werktui gelijk voortbewogen, dat wij niet wisten of zij aan eene groote Jan Klaas- zenkast ontrukt waren, in stede van wellicht de genruchten eener poijer- schuit voor dezen avond aan den dienst van Melpomene te hebben opgeotlerd. Hoewel wij reeds 20 April schrijven, zou het niet te gewaagd wezen, indien de Heer Van Hamme kon besluiten ons nog gedurende dit seizoen eens met een bezoek te vereeren. De volle schouwburgzaal moge hem ten bewijze strekken hoezeer wij zijne komst met iets nieuws waardeeren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1882 | | pagina 3