BU1TENLANDSCHE BERIGTEN. kwartiermeester, de sergeanten J, F. L. Schneider, van het 3*. en Chr. J. Speltie, van het 5= reg. infanterie. De minister van oorlog zal Donderdag aanst. geen gehoor verleenen. In de zitting van de tweede kamer van heden heeft de commissie, na onderzoek der verzoekschriften in zake de verkiezing van den heer Dool, geadviseerd tot zijne niettoelating. Donderdag aanst. zal deze conclusie in discussie komen. Na aanneming van een aantal ontwerpen is de beraadslaging overdeeeds- interpellatie voortgezet. De hh. van der Linden en Schaepman bestreden de motie Cremers. De heer Schaepman stelde als motie voor: //vertrouwen stellende in de belofte der regering tot eedsbeperking en herziening der wetgeving omtrent eed noodig achtende enz." De heer lleydenrijck stelde ook cene motie voor in het belang der eedsbeperking. De minister van justitie achtte deze beide laatste moliën aannemelijk, de andere niet. De motie van den heer Cremers werd verworpen roet 43 tegen 24 stemmen. De motie van den heer Schaepman werd aangenomen met 62 legen 16 stemmen. Naar aanleiding van de opmerkingen, door ged. staten gemaakt bij het onderzoek der gemeentebegrooting voor 1882, stellen burg. en welh. alhier aan den raad voor om, wal betreft de politie-quaestieaan ged. staten te kennen te geven, dat de gemeenteraad voor het tegenwoordige geen gevolg kan geven aan den wensch om meerdere gelden voor de politie toe te slaan. Burg. en welh. meenen, dat eerst de termijn verstreken moet zijn, die bij liet votum van den raad in die quaestie is gesteld, d. i. omstreeks het begin van Mei 1882. De arrondissemcnts-regibank alhier heeft het 7-jarig knaapje, dal op de openbare straat hier ter stede bedelde en daartoe door zijne ouders was uitgezonden, vrijgesproken, op grond dat hel kind zonder oordeel des onder scheids had gehandeld. De regtbank heeft voorts geen termen gevonden de opzending van den jongen tot zekeren leeftijd naar een opvoedingsge- gesticht te gelasten, een maatregel, dien het openb. ministerie in het belang van den knaap vvenscheljjk achtte. BELdlE. Onlangs hebben twee leerlingen der militaire school geduelleerd, waarbij één hunner ligt gekwetst werd. Thans hebben zij teregtgestaan en werd degene, die lot de uitdaging aanleiding gegeven had. tot eene boete van 100 fr. en eene tweede van 500 fr.. wegens de toegebragte wond, veroor deeld; de gekwetste kreeg eene boete van 300 fr., de getuigen elk 100 lr., Omtrent eene ontploffing in de steenkolenmijn Marie, nabij Seraing, meldt men liet volgende: Toen het mijngas begon te branden, waren er 300 mijnwerkers bezig in de onderste gangen, op eene diepte van 200 me ter. De directeur, de ingenieurs en eenige mijnwerkers lieten zich terstond neder. Zij stuitten oogenblikkelijk op 34 half verkoolde lyken. Zij vonden den naasten gang versperd, doch ruimden de versperring spoedig op en vonden daarachter een lijk en vier gewonden. Den ganschen dag en nacht, is men bezig geweest met het doorzoeken der mijn, en in het geheel zijn er 60 lijken voor den dag gebragt. Men vreesde echter, dat er nog meer zouden worden gevonden. EIGELAND. LONDEN. 11 December. In eene bjjeenkomst te Dublin heeft het parlementslid O'Connell mede gedeeld dat hij de lersche gevangenen had bezocht en dat hy den heer Parnell ziek gevonden haddiens ongesteldheid schreef hij toe aan het slechte of weinige voedsel, dat hem in de gevangenis verstrekt werd; hy kreeg uitgekookt vleesch, ondrinkbare koffij en thee, onverteerbare gort enz. De gevangenen moesten óf in hunne mufle cel blijven óf op de plaats voor lizchaamsoelening, waar zy aan allerlei logt waren blootgesteld. Nabjj Canonbury, een voorstad van Londen, heeft eene botsing plaats gehad tusschen twee spoortreinen. Reeds zijn zeven lijken voor den dag gehaald. Men vreest, dat het aantal dooden twaalf, dat der gekwetsten zestig bebraagt. FDANftKIJH. In den senaat is Zaturdag beraadslaagd over de voor Tunis gevraagde credieten. De heer de Broglie betoogde, dat het hier eene staatkundige zoowel als financiële quaestie geldt. Ilij verklaarde, dat hy niet voldaan was met de ophelderingenin de kamer gegeven. De nieuwe politiek achtte hij gevaarlijk. De heer Gambetta antwoordde en protesteerde ter loops tegen de aanvallen tegen den senaat als instelling. Hij verklaarde, dat hy den senaat onmisbaar achtte voor hel republikeiusch regeringsstelsel en dat hij tracht de positie van den senaat te versterken. Hij wierp hel denkbeeld van zich, dal hij solidair zou zijn met het vorige kabinet en zeide, dat hij de ontwerpen betreffende Tunis in het begin van Februarij zal indienen. Hij zou voor de. Tunesische schuld accoord willen maken met de belangheb bende mogendheden, evenals voor Egypte's financiën is geschied. Wat de diplomatieke quaestie betrof, hij hoopte, dat de vreemde mogendheden geen moeijelijkheden in den weg zullen stellen. Engeland heeft het Bardo-trac- taat erkend. Hij dacht, dat men ook met Italië tot eene overeenkomst zou kunnen geraken. Ilij voegde er bij, dal de vreemde mogendheden weten, welke vriendschappelijke gezindheid jegens haar de regering bezielt. Ook mogt men hopen, dat zij met geduld en gematigdheid er in zou slagen de geschillen op te heffen, welke over deze quaestie waren ontstaan. Gambetta verzekerde, dat het verlies in Tunis geleden niet grooter is dan 1100 man, en hy eindigde met te zeggen, dat het Bardo-tractaat Frankrijk bindt totdat men een middel zal hebben gevonden om zich vrij te maken jegens den Bey, zonder het tractaat te verscheuren. Hij geloofde, dat het mogelijk was Tunis te reorganiseren zonder het van zijne onafhankelijkheid te berooven. De beer Bullet drong aan op eene ernstige controle der uitgaven, en diende een amendement in, strekkende om aan liet parlement eene geschikte en degelijke contróle te verzekeren. De minister van financiën bestreed het amendement en het werd verworpen met 170 tegen 95 stemmen. Door de kamer van afgevaardigden is de verkiezing van den abt Da- gorne met 316 tegen 9 stemmen ongeldig verklaard. De alcohol-stokerjj van de hh. Boulet en Zoon te Baupaume, nabjj Rouaan, is met de daarbij behoorende magazijnen en machine- en andere gebouwen eene prooi der vlammen geworden. Op het oogenblik dat de brand uitbarstte waren er een twintig werklieden aan den arbeid. Zij zijn allen gered. De schade wordt op anderhalf a twee millioen begroot. OOSTENRIJK. Weenen blijft nog onder den indruk van de vreesselijke gebeurtenis, die aldaar heeft plaats gehad. De berigten daaromtrent zijn nagenoeg ge. lijkluidcnd; daarin komen allen overeen, dat de schouwburg een glocijende oven was, waarin honderden lijken verbrand of verkoold lagen. Ongeveer tien minuten voor 7 ure, terwijl de galerijen reeds geheel bezet waren, werd een der bedienden gelast de lichten tusschen de coulissen aan te steken. Dit geschiedt door middel van een pit, die iq een busje met spi ritus geplaatst is, dat wederom aan een langen slok bevestigd is. De brandende pit kwam door onvoorzigtigheid in aanraking met de coulissen, die direct vuur vatten, zoodat jn een oogenblik het geheele tooneel in vlammen stond. Plotseling zag het publick, dat het gordijn naar buiten 'kwam en in vuur opging, terwijl een verstikkende rook de zaal vulde. Voordat de menschen nog den tijd hadden van hunne zitplaatsen op te staan, werd het plotseling pikdonker in de zaal. Men had uit vrees voor eene gasontploffing de gaskraan toegedraaid, maar tevens daardoor de redding van het publiek op de gaanderijen bijkans onmogelijk gemaakt. De wanhoop en de strijd om het leven, die in hel stikdonker plaats greep, moet verschrikkelijk zijn geweest. Zij die op het groote balkon een toe- vlugt hadden gezocht, werden allen door middel van lange zakken, die men daaraan bevestigde en waarin de ongelukkigen naar beneden spron gen, gered. Sommigen werden in hun sprong door het publiek opgevan- -gen. Maar des te rampzaliger was het lot van hen. die den uilgang niet hadden kunnen vinden. Met toortsen gewapend, die dikwijls door den sterken togtwind uitgingen, begaven pompiers en politic zich in hel ge bouw en bestegen de trappen. Toen men aan de trap, die naar de 2' en 3' gaanderij voert, gekomen was. bemerkte men, dat die verstopt was met lijken, die allen in hel gedrang geslikt waren. Die méóschelijke lig- chamen vormden een wal, die het reddingswerk zeer bemoeijelijkle, en daarlusschen hoorde men nog steunen en kreunen. Niettegenstaande hitte en rook het naderbij komen zoo goed als onmogelijk maakten, moest het treurige werk toch gedaan worden, zoodat weldra de spuitgasten met de over hun schouders hangende lijken op straat verschenen. De lijken werden opde binnenplaats van het hoofdgebouw der politie, dal zich naast den schouw burg bevindt, nedergelegd. laar waren doctoren bezig om te onderzoeken of hel leven al dan niet gevloden was; maar weldra werd de ruimte te klein voor het aantal lijken, die toen naar hel eveneens nahjjgelegen Allge- mcin Krankenhaus vervoerd werden. Men ging ongeveer twee uren lang voort met redden wat nog te redden viel, maar na dien tjjd nam het vuur zoozeer toe. dat de lijken aan hun lot moesten overgelaten worden. Op dat 'oogenblik waren 150 dooden uit dén brandenden schouwburg te voor schijn gebragt, maar het aantal menschen, die niet naar buiten konden ge bragt worden en die in den vuurgloed verbrandden, wordt op minstens 200 geraamd. Personen, die later de puinhoopen binnen het gebouw zagen, hangen een tafereel op van hetgeen zij zagen, dat moejjelijk met de pen kan wedergegeven worden. Het droevigste is, dat hoogst waarschijnlijk de ramp veel kleiner zou zijn geweest, als de olielampen maar hadden gebrand. Er zijn zalen, waar honderden eene toevlugt hadden kunnen vinden en die nog door het vuur zijn verschoond. De gangen ook waren ruim genoeg en slechts op enkele punten hoopten de vlugteuden zich zoo verschrikkelijk op elkander, denke lijk omdat zij in den duister den weg niet konden vinden. Iemand, die op de derde galerij gezeten heeft, verklaart, dat het ganschc tooneel reeds in vollen vlam stond, eer het publiek het gevaar bespeurde. Enktle menschen poogden nog de anderen Ie heiezenniet zoo woest naar de uitgangen te snellen, daar men er dan nog wel uitkomen kon. Hunne slem ging echter in den algemeenen kreet verloren. De man was met zijne nicht en poogde haar vast te houden. Maar door een plotselingen ruk werd zij van hem weggedrongen en een oogenblik later zag hij haar met een kreet op den grond vallen. De stroom van half waanzinnige menschen sleepte hem mede en half gedragen raakte hy in het hoekbalkon, van waar hij later in een zeil springen kon. Zijne nicht had hij met geen mogelijkheid weder kun nen bereiken. »08T-IN»IE BATAVIA, 9 November. Volgens een van den resident der Preanger-Regentschrppen ontvangen telegrafisch berigt, is het militair emplacement te Boela-Batoe, 3 paal van Bandong, in den nacht van den 31"tD October tot op den grond toe afge brand; 20 kamponghuizen werden mede eene prooi der vlammen. De oor zaak van den brand wordt toegeschreven aan het springen of omvallen van '"Cefie petroleumlamp in de kamér van den lourier, waar de brand bet eerst is uitgebroken. Een gedeelte van de wapening en het ledergoed der mili tairen zoomede de geheele voorraad vivres werden vernield. In het logies der troepen is voorloopig voorzien door ze te huisvesten in de pradjoerit- kazerne ter hoofdplaats Bandong. Menschcnlevens zijn niet te betreuren. -- Door den gouverneur-generaal van Ned.-Indië zijn de volgende beschik kingen genomen Civiel departement. Verleend: een tweejarig verlof naar Europa, aan den hoofdcommies bij bet depart, van financiën F. Th. Peerenboom Voller; aan den commies 3e l;l. bij de post- en telegr.-dicnst W. F. Gijsbers. Ont slagen: eervol, de adsist.-resident van Kendal G. R. Lucardie; de hulponder wijzeres A. L. 11. van Toll; de commies 3« kl. bij de post- en telegr.-dicnst A. Ehrencron; de opzigter 3'kl. bij den waterstaat en burg. openb. werken L. Sickler; de adjunct-commies bij de post- en lelegr.-dienst J. E. Herman de Groot. Benoemd: lot adsist.-resident van Brebes, W. J. C. Groos; lot adsist.-resident van Bawean, W. A. Patijn; tot onderw. 2e kl. bij het openb. lager onderwijs voor Europeanen, J. L. van der Made; tot 2C» onderw. aan de school voor zonen van inlandschc hoofden en van andere aanzienlijke inlanders te Probolingo, J. L. van der Made voornoemd; tot adsist.-resident van Kendal, F. L. Wittenrood; tol lid van het bestuur over de prot. kerken C. P. Johr Jr.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1881 | | pagina 2