BIJVOEGSEL, behoorende tot de Leidsche Courant van Maandag 09 September d88óiV°. HÓ9. BUITENLANDSCHE BERIGTEN. Programma, onder de hooge goedkeuring des konings vastgesteld, voor de plegtige begrafenis in de Nieuwe Kerk te Delft, van wijlen Zijne Koninklijke Hoogheid Willem Frederik Karei, prins der Ne derlanden, veldmaarschalk van het leger, admiraal van de vloot, grootkruis der Militaire Willemsorde en der orde van den Neder- landschen Leeuw, grootkruis der Groot-Hertogelijke Luxemburgsche orde van de Eikenkroonridder 1klasse van den Gouden Leeuw van het Huis van Nassau, enz., enz., enz., op Vrijdag den 23sten September 1881des voormiddags ten elf ure. EERSTE AFDEELING. Betreffende de beschikkingen van het Huis dePaauwaf, tot aan het paleis van wijlen Z. K. H. prins Frederik der Nederlanden te 's Gravenhage. Op den dag bestemd voor de begrafenis, zal het koninklijk lijk, na voor afgaande geheel huisselijke godsdienstige plegtigheid in het Huis de Paauw, op den koninklijken rouwwagen geplaatsten naar 's Gravenhage vervoerd worden, in de navolgende orde: A. Eene escorte cavalerie. B. Een hoffourier en twee rijknechts te paard. C. De vier heerenbestemd tot het dragen der slippen van het koninklijk rouwkleed, met name: kolonel L. R. J. A. Roosmale Nepveuadjudant van wijlen Z. K. H. prins Frederik der Nederlanden, J. J. baron Taets van Amerongen, kamerheer des konings, toegevoegd aan het hof van wijlen Z. K. H. prins Frederik der Nederlanden, kolonel J. D. A. Barre, adjudant van wjjlen Z. K. H. prins Frederik der Nederlanden, en majoor jhr. van Goedecke, adjudant en kamerheer in buitengewone dienst des konings, voormalig adjudant van wijlen Z. K. 11. prins Frederik der Nederlanden, gezeten in eene hofkoets, bespannen met twee paarden, gaande ée'n lakei naast elk portier. D. De koninklijke rouwwagen, bespannen met zes paarden, door even veel stalbedienden geleid. De koninklijke kroon, op een rood fluweelen kussen, de veldmaarschalks-staf, beuevens de ordeteekenen zijn op liet rouwkleed, dekkende de kist, geplaatst en vastgehecht. E. De hofmaarschalk van wijlen Z. K. H. prins Frederik der Nederlan- Janden, M. graaf van Limburg Stirum, gezeten in eene hofkoets, bespannen met twee paarden, gaande naast elk portier ée'n lakei. Aan de Boschbrug gekomen zijnde, zullen de heeren, bestemd tot het dragen der slippen, hunne plaatsen naast den rouwwagen innemen; terwijl de zestien kamerheeren, aangewezen tot het dragen van het koninklijk lijk, zich aan beide zijden van den rouwwagen zullen aansluiten. Een gelijk aantal onderofficieren der zeemagt, der dienstdoende schutterij van 's Gravenhage en Delft, en der landmagt, volgen, vier aan vier, den rouwwagen, en zijn aan de kerk te Delft de kamerheeren behulpzaam bij het dragen van het koninklijk ljjk. De zich middelerwijl geformeerd hebbende stoet wacht het vorstelijk ljjk af aan het paleis van wijlen Z. K. H. TWEEDE AFDEELING. Betreffende den stoet. Één uur vóór den optogt der begrafenis, zuilen alle personen tot denzei- j ven behoorende, zich bevinden ten paleize van wijlen Z. K. II. prins Frederik der Nederlanden, in de daartoe bestemde lokalen. De groot-officieren en kamerheeren zullen aldaar voorzien worden van de noodige rouwmantels en handschoenen. Aan de hofbeambten en officianten zal worden bekend gemaakt waar zij zich van het bovengenoemde zullen kunnen voorzien. De lijkstoet zal zijn aj,s volgt: A. Een half escadron van het 3" regiment huzaren tot opening van den trein. B. De staf en de escadrons van het 3'' regiment huzaren. De konink lijke scherpschutters van 's Gravenhage. De staf en de beide bataillons dienstdoende schutterij van 's Gravenhage. De staf en de vijf bataillons van het regiment grenadiers en jagers. De Haagsche schutterij zal deelnemen aan den optogt tot bij de barrière op den Rijswrjkschen weg; ook de ko ninklijke scherpschutters verlaten aldaar den trein. Te Delft zal een gelijk corps Delftsche schutterij zich in den stoet aansluiten. C. Een hoflouj'ier en twee rijknechts te paard. D. De kamerheer-ceremoniemeester des konings, gezeten in eene hofkoets, bespanneu met twee paardengaande naast elk portier één lakei. E. De hofbeambten en officianten van het huis van wijlen Z. K. H. prins Frederik der Nederlanden en van de verschillende hoven, alsmede de liverei- bedienden van den overleden vorst, allen in diepen rouw, met lamfers aan de hoeden, gaande twee aan twee, de jongsten in rang vooruit. F. Vijf hofkoetsen, elk bespannen met twee paarden, bestemd voor de kamerheeren-dragers van het vorstelijk lijk en voor de dragers der slippen van het rouwkleed, gaande naast elk portier één lakei. G. De secretaris van wijlen Z- K. H. prins Frederik der Nederlanden, de geheim-hoiraad van Olterloo, benevens HD. lijfarts d'. Blom Coster, gezeten in eene hofkoets, bespannen met twee paarden, gaande naast elk portier één lakei. H. De heeren Rielofï en von Hugo, generaal-directeur en directeur van 's prinsen grondbezittingen te Muskau en Neuland, gezeten in eene hof koets, bespannen met twee paarden, gaande naast elk portier één lakei. I. ihr. mr. W. G. Hovy, kamerheer des konings in buitengewone dienst, administiateur van het kroondomein, en de kamerjonker C. graaf van By- landt. secretaris van wijlen Z. K. II. prins Frederik der Nederlanden, geze ten in eene hofkoets, bespannen met twee paarden, gaande naast elk portier één lakei. J. De hofmaarschalk van wjjlen Z. K- H. prins Frederik der Nederlan den, M. graaf van Limburg Stirum, gezeten in eene hofkoets, bespannen met twee paarden, gaande naast elk portier één lakei. K. De koninklijke rouwwagen, zooals bij letter D. beschreven in de eerste afdeeling. De vier slippen van het rouwkleed gedragen door de heeren, aangewezen bij letter C. eerste afdeeling, en de kamerheeren dragers van het vorstelijk lijk, acht aan elke zijde, en gevolgd door zestien onderofficieren. L. Z. D. II. de prins zu Wied en Z. K. H. de kroonprins van Denemarken gezeten in eene hofkoets, bespannen met zes paarden, gaande drie lakeijen naast elk portier. M. Z. M. de koning, Z. K. H. de prins van Oranje en HH. KK. HH. de prins Albert van Pruissen en de erf-groothertog van Saxen, gezeten in eene hofkoets bespannen met acht paarden, door evenveel rijknechts geleidgaande vier lakeijen naast elk portier. Z. Exc. de luitenant-generaal adjudant-generaal Verspyck en Z. Exc. de luitenant-generaal adjudant-generaal jonkheer van Panhuys te paard, rijdende regts en links van 's konings koets. Het militaire huis des konings volgt te paard. N. De vreemde vorstendie voor deze gelegenheid aanwezig mogten zijn, gezeten in hofkoetsen, bespannen met vier paarden, gaande naast elk portier twee lakeijen; en de afgevaardigden van vreemde hoven gezeten in hofkoetsen, bespannen met twee paarden, gaande naast eik portier één lakei. O. Z. Exc. de grootmeester van 's konings huis graaf van Randwijck en Z. Exc. de grootmeester van het huis Hunner Majesteiten en opper kamerheer graaf Schimmelpenninck van Nyenhuis, gezeten in eene hofkoets, bespannen met twee paarden, gaande naast elk portier één lakei. P. De heeren van het gevolg der vorsten, die de plegtigjieid mogten bijwonen en de dienst van HU. KK. HH. de prinsen, gezeten in hofkoet sen, elk bespannen met twee paarden, gaande naast elk portier één lakei. Q. De stalmeester in buitengewone dienst de heer C. van der Oudermeu- len, gezeten in eene hofkoets, bespannen met twee paarden, gaande naast elk portier één lakei. R. De staf en het regiment veld-artillerie in garnizoen te 's Gravenhage, tot sluiting van den trein. De stoet zal den volgenden weg nemen: Korte Voorhout, Vijverberg, Plaats, Hoogstraat, Veenestraat, Wagenstraat, Iluygensstraat, naar den Rijswijkschen weg. Aan de barrière aldaar gekomen, zullen de heereu en kamerheeren, aan gewezen voor het dragen der slippen en van het ljjk, zich begeven in de voor hen bestemde hofkoetsen. De trein gaat verder over den Delftschen weg tot vóór Delft, alwaar de heeren dragers der slippen en de kamerheeren dragers van het ljjk, hunne i plaatsen bij den rouwwagen hernemen. De trein neemt alsdan den volgenden weg: Het Oude Delft, over de Kerkbrug, het Oude Delft, de Nieuwstraat, voorbij de Hal, achter het Stad huis, langs de Hoofdwacht, over de Groote Markt vóór de Nieuwe Kerk. Aldaar gekomen, plaatst zich de militaire magt, bij A en B tweede afdeeling genoemd, in bataille. Naarmate de lijkstoet aankomt, zullen de personen tot denzelven be hoorende uit hunne rijtuigen treden en de officieren van hunne paarden afstijgen, en zich in dezelfde orde, waarin zij bij den stoet gerangschikt waren, in de kerk begeven. De hofbeambten, officianten en livereibedienden zullen zich aldaar in twee rijen rangschikken, de jongsten aan de kerkdeur en zoo vervolgens naar het choor toe. De zestien kamerheeren, dragers van het vorsteljjk lijk, bjjgestaa» door een aantal oud-officierenhierboven genoemd, zullen hetzelve naar den konink lijken grafkelder dragen. Aan het graf gekomen, wordt het vorstelijk ljjk op eene daartoe bestemde lijkbaar gesteld. Eene toepasselijkejlaanspraak wordt alsdan gehouden door den wel eerw. zeer gel. heer dr. C. E. van Koetsveld, hofprediker. Door den kolonel Roosmale Nepveu wordt vervolgens de kroon en de ordeteekenen vanj de kist afgenomenen de kroon overhandigd aan Z. Exc. den opper-hofmaarschalk opperintendant der koninkljjke paleizen baron Fagel. De veldmaarschalk-staf wordt van de kist afgenomen door den kolonel Barre en aan Z. M. den koning overhandigd. De kist wordt van het rouwkleed ontdaan en het vorstelijk lijk in het graf geplaatst. Na afloop van deze plegtigheid verlaat de koninklijke familie de kerk. De kist wordt vervolgens met het grootzegel van het rijk verzegeld, door den minister van justitie, bijgestaan door den secretaris-generaal van gezegd departement, in het bijzijn van Z. Exc. den grootmeester van HH. MM. en opperkamerheer graaf Schimmelpenninck van Nyenhuis. Genoemde minister en secretaris-generaal zullen zich tot dat einde vooraf naar de kerk be geven. Na de verzegeling der kist zal de lijkbaar, met het rouwkleed daarover boven den ingang van het graf gesteld worden, waarna de kamerheer-cere moniemeester zal aankondigen, dat de plegtjge teraardebestelling van het stoflelijk overblijfsel van Z. K. H. Willem Frederik Karei, prins der Neder landen, volbragt is. Van het oogenblikwaarop de lijkstatie zich in beweging stelt, tot dat het vorstelijk lijk in het graf geplaatst is, zal te 'sGravenhage en te Delft elk minuut een kanonschot gelost worden. De derde afdeeling bevat eenige algemeene verordeningen, o. a. dat alle klokken, zoo te 'sGravenhage als te Delft, zullen geluid worden van des morgens 11 ure tot dat het koninklijk lijk in het graf zal zijn geplaatst, en dat de verschillende muziekcorpsen langs den weg, dien de stoet neemt, en aan de Nieuwe kerk te Delft treurmuziek zullen uitvoeren. schreven brief. Volgens den schrijver is de voorgekomen ziekte volstrekt niet voer cholera te houden. Zjj is geheel tot Muzelmannen beperkt en naar zijne meening te wijten aan den Ramadan of Vastentijd, met welks afloop ook de sterfte zeer verminderd is. Men kan gevoegelijk aannemenmeent de schrijver, dat lieden, die dag op dag zwaar werken om eerst des avonds, 1 en dan zeer veel, te eten en dat eene maand lang volhouden, vooral onder het klimaat van Aden daarvan alleen ziek worden. ENGELAN», LONDEN, 16 September. In eene kolenmijn in het Rhoudda-dal, digt bij Cardiff, brak, terwijl 400 werklieden in de diepte aan den arbeid waren een hevige brand uit. Ofschoon de vlammen met vreesselijke snelheid voortwoedden, daar de steen kool in deze mijnen veel gas bevat en dus zeer ontvlambaar is, gelukte het toch alle werklieden ongedeerd naar de oppervlakte te halen en ten slotte den brand te onderdrukken. Aan de Times worden uittreksels medegedeeld van een uit Aden ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1881 | | pagina 3