BIJVOEGSEL, behoorende tot de Leidsche Courant
van Maandag 28 Febrwirij ó88ö49.
rigting van Bloemfontein en Natal afgezonden een viertal geneeskundigen
die zich daartoe belangeloos bereid verklaarden, door hel hoofd-comité is
aangewezen, om naar het tooneel van den oorlog in Zuid-Afrika te ver
trekken. De namen dezer heeren zijn dr. D. II. Zeemanofficier van ge
zondheid te 's Bosch; J. C. van Schilfgaarde, med. doet5 eri arts te Utrecht;
D B. van Nes, cand.-arts te Utrecht, en 11. Pb. Baudct, cand.-arts, te
Utrecht. Deze expeditie is van de noodige instrumenten, verband- en ge
neesmiddelen voorzien, en bestemd om den l'n Maart a. s. van Londen te
vertrekken.
Volgens de Standaard heeft de minister van buitenlandsche zaken den
22'1"1 dezer audiëntie verleend aan eene deputatie uit het Nederlandsche
Werkliedenverbond '/Patrimonium". De heer Ittmann stelde de deputatie
aan zijne excellentie voor en bood hem een adres betreffende de Transvaal
aan, waarin namens //Patrimonium" de dringende bede wordt geuit, dat
door 's ministers tusschenkomst de Nederlandsche regering aan die van H. M.
de koningin van Engeland het aanbod doe om als bemiddelaar op te treden
ten einde het bestaande verschil uit den weg te ruimen, onnoodig bloed
vergieten te doen ophoudenden Transvaalschen Boeren hunne zoo dier
bare vrijheid weder te doen erlangen en der Engelsche regering de gele
genheid te geven om eene eervolle retraite Ie maken. Welwillend nam
Z. Exc. het adres in ontvangst, onder tredende dankbetuiging aan de de
putatie voor de hem toegespoken goede woorden en met de verzekering
dat de zaak, alsmede de allerwegen zich openbarende belangstelling, in
geenen deele aan de aandacht der regering was ontgaan, die integendeel,
met een geopend oog voor hetgeen geschiedde, de zaak met onverzwakte
belangstelling bleef gadeslaan. De inhoud van liet adres zou door de rege
ring in zeer naauwgezette overweging worden genomen. Dewijl zij vooral
de belangen onzer natie heeft te behartigen, had de regering te overwe
gen, of en in hoeverre zij aan de in hel adres geuite wenschen gevolg kon
geven; hoeverre zij gaan kon in deze zaak, die eene bevriende mogendheid
geldt, en waarbij het, ongetwijfeld ook naar het gevoelen der adressanten,
niet zijn moet: «Vive le Transvaal, périssent les Pays-Bas"!
Voor het wapen der cavalerie zullen dit jaar 200 Iersche en 100 Hon-
gaarsche paarden aangekocht worden.
-• De bh. H. Boers, J. W. R. Gerlach, S. Hamelink en K. H. Schade
hebben eene circulaire verspreid, waarin voorgesteld wordt de oprigtingvan
eene Nederlandsche vereeniging voor loeaalspoorwegen en tramwagen. Vol
gens de ontworpen statuten is het doel, het belang van deze vervoermid
delen en dat van het publiek te bevorderen. De vereeniging tracht dit doel
te bereiken door onderlinge zamenwerking en grondige behandeling van de
onderwerpen, welke door het bestuur of de leden ter overweging worden
aangeboden.
Te Amsterdam is eergisteren avond een werkman aan den Rijnspoor
weg tusschcn de buffers van een paar wagons zoodanig beklemd geraakt,
dat hij op den weg naar het gasthuis overleed.
Door den gemeenteraad van Haarlemmermeer is besloten tot het op-
rigten van eene weekmarkt voor paarden, hoorn-, klaauw- en pluimvee,
en voortbrengselen van laudbouwbenoodigdhedenle houden des Donderdags
te Hoolddorp.
Met betrekking lot de nalatenschap van den heer Dullert kan de
Amh. Ct. mededeelendat zij ten goede komt aan menschlievende instel
lingen te Arnhem en elders. Vele legaten van 50,000, 25,000, 10,000
enz. zijn aan Nederlandsche instellingen vermaakt te Groningen, Amsterdam,
Rotterdam enz., terwijl ook familieleden en dienstpersoneel niet zijn verge
ten. Het grootste gedeelte van het meer dan aanzienlijk vermogen zal
strekken om te Arnhem eene instelling in het leven te roepen in den geest
van St. Peter, evenals dit, zonder aanzien van geloofsbelijdenis, weldoende.
Daar het kapitaal veel grooter zal wezen dan van genoemde instelling, ligt
de verwachting voor de hand, dat de Dullert-Stichting ook op uitgebreider
schaal hulp zal kunnen verleenen, ook aan hen, die meer tot de schamele
armen moeten gerekend worden. Tot eenigen uitvoerder van zijn uitersten
wil heeft de overledene zijn meest vertrouwden vriend, mr. C. P. Henny,
benoemd.
De arbeider t. S.uit Zwollerkerspel, die zich zoo deerlijk met het
Nieuwjaarschieten een hand verminkte en sedert in hel ziekenhuis te Zwolle
werd verpleegd, is ten gevolge der bekomen wond overleden.
Aan den Nieuwen Neuzenpolder, langs den Brakman, heeft weder eene
oeverschuiving plaats gehad, waarbij nagenoeg 1600 vierkante meter grond
in de diepte zijn verdwenen; wegens de menigvuldige herhalingen dier afschui
vingen op dat punt en de nadering van den zeedijk, wordt men bezorgd
voor de toekomst.
In tegenstelling der Becker-soirée op 11. Woensdag, was gisteren
avond de achtste muziekuitvoering, door de Leidsche afdeeling der Maat
schappij tot bevordering der toonkunst in de Stads-zaal gegeven, vrij druk
bezocht. Vooral de groote benedenzaal was goed bezet. Behalve dat nu de
meest bekende kunstminnaars en beoefenaars niet ontbraken, waren er ook
verscheidenen van buiten de stad ter bijwoning dezer zang-uilvoering over
gekomen.
Getrouw aan onze gewoonte omnoch in eene beoordeeling der ten ge-
hoore gebragte toonstukken, noch in eene critiek der uitvoering zelve te
treden, wat wij gaarne aan meer bevoegden in de daarvoor bestemde
muziekale tijdschriften of bladen overlaten, - willen wij slechts den algc-
meenen indruk weêrgeven, dien het geheel op ons maakte en dien wij ook
bij anderen waarnamen. Zonder daaruit af te leiden dat die over het alge
meen bij het publiek min gunstig was, viel het ons op dat men dezen
avond, zelfs voor de solisten, uiterst bescheiden In toejuichingen was. Ja,'
bij de uitvoering van het eerste deel van het programma: de 130!te Psalm
van onzen stadgenoot, prof. Acquoy, en //der Ritter von den Krdnzen", van
den heer Verhey van Rotterdam, scheen het ons zelfs toe of beide stukken,
waarvan hel eerste voor de eerste maal ten gehoore werd gebragt, door
het publiek met zekere koelheid werden ontvangen. Het bewees echter aan
de componisten de beleefdheid hen op het orchest te roepen, waar respecti-
velijk beiden werden toegejuicht. Ook aan de solisten: de dames H. L.,
uil Amsterdam (sopraan), F. Middeldorp (sopraan) en K. Gripekoven (alt),
en de heeren B. J de Goey (tenor) en F. Driessen (bas), viel eene gelijke
ovatie ten deel. De accompagnateur, de heer Wanna, had naar onze meening
ook wel eene buitengewoon applaudissement verdiend voor de hoogst moeije-
lijke taak, die hij zoo uitmuntend vervulde; al was dan ook de heer Verhey,
onder wiens directie het tweede nommer van het programma werd uitge
voerd, daarover kennelijk minder tevreden. Eene ontevredenheid echter die
dit vergoede den heer W. de onheusche wijze waarop zij werd geuit,
door niemand met den componist werd gedeeld.
Na de pauze, bij de uitvoering van het 3e nommer //Comala" van N. W.
Gade, was het auditorium blijkbaar meer geanimeerd. Zoowel aan de
koren, die zich uitstekend van hunne taak kweten, als aan de solisten, die
allen onberispelijk zuiver zongen, vielen dan ook telkens luide bijvalsbetui
gingen ten deel. Mej. L. (sopraan) heeft eene bijzondere lieve en heldere
slem; ietwat minder affectatie deed o. i. hare voordragt nog beter tot haar
regl komen.
De overige solisten zijn bij hunne stadgenooten allen te goed en gunstig
aangeschreven, dan dat wij van ieder hunner nog eens in het bijzonder
den lof zouden behoeven te vermelden. Zij handhaafden allen hunnen ge-
vestigden roem, en, wanneer de heer Driessen aan zijn schoon en zuiver
bas-geluid nog wat meer warmte in de voordragt kon bijzetten, weinige
bas-zangers die wij liever zouden hooren dan hem.
De bezielende directie van den heer Daniel de Lange, die het benijdbaar
talent bezit om, zoowel voor solisten als koren, zijn dirigeerstok als in
een tooverstaf te veranderenwaaraan hunne blikken gedurende de geheele
uitvoering als door magischen invloed gekluisterd zijn, maakte ook dezen
avond weder lot eene dier genotrijke bijeenkomstenwaarnaar ieder mu
ziekliefhebber telkens met verlangen uitziet; hetzij, zooals bij de laatste
uitvoering de oude kerkmuziek, hetzij, zooals nu, de nieuwste producten
op het gebied der toonkunst ten gehoore worden gebragt.
'sGRAVENHAGE, 26 Februarij.
Naar men verneemt is de gep. luit.-generaal jhr. J. F. A. van Panhuys,
adjudant van Z. M. in buitengewone dienstbenoemd tot groot-officier van
het huis des konings.
De minister van justitie zal Dingsdag aanst. geen gehoor verleenen.
Bij eene onderhandsche acte van Januarij 1874, kocht de heer A. B.
van der Parra Breton Vincent van Theophiles Thomas, inlandsch hoofd van
Menado, voor eene som van 18000, het eiland Bangka, groot 3500 bunders
gelegen ten noordoosten van de residentie Menado (Celebes). Hij zond daarop
naar het eiland een gemagtigde, die het voor hem in bezit nam ener koffij-
en muscaat-plantages deed aanleggen. Daar nu inlanders in de Minahassa aan
de niet-eilandcrs geen gronden kunnen verkoopen zonder verlof van den
gouverneur-generaal, werd zoowel van wege den verkooper als van den kooper
hel verzoek daartoe gedaan. Het verlof werd evenwel niet verleend, op
grond, dat het inlandsch hoold geen regt had over den grond te beschik
ken; het gouvernement beweerde, dat het zijn domein was. De heer Vincent
gaf het echter niet op en begaf zich naar Batavia, waar hij pogingen aan
wendde, om hem een zakelijk regt op het eiland te verleenen, maar ook
dit verzoek werd le vergeefs gedaan. Eindelijk verzocht hij om de priori
teit en om hem het eiland, dal hij reeds begonnen was te cultiveren en te
exploiteren, voor den tijd van 75 jaren in erfpacht af te staan. Ook dit
mislukte, ook dat verzoek werd niet toegestaan. De heer Vincent in Junjj
1877 le Menado gekomenschreef toen aan inlanders en hoofden een brief,
die, in handen van den resident gekomen, van dien aard werd geacht, dat
hij op de rust van de residentie van invloed kon zijn en door tusschenkomst
van den procureur-generaal werd opgezonden aan den gouverneur-generaal,
terwijl de heer Vincent verzocht werd Menado te verlaten. Hij gaf hieraan
geen gehoor, maar scheepte zich des nachts met eenige inlanders in eene
praauw in, begaf zich naar Bangka en stelde zich toen in het bézit van
het eiland. Niet lang duurde het, ol er werden een twaalftal gewapende
matrozen op hem afgezonden, voor welke overmagt hij moest bukken; hij
werd naar Menado teruggebragt en van daar keerde de heer Vincent naar
Batavia terug.
Dit was de aanleiding tol eene procedure, die de heer V. legen het gou
vernement van Ned.-Indië vervolgens instelde. Zijne vordering strekte tot
veroordeeling van het gouvernement om hem terug te geven het eiland
Bangka, met magtiging, wanneer het gouvernement in gebreke bleef, den
sterken arm te kunnen inroepen om hem in het bezit er van te stellen.
Het hooggeregtshof van Ned.-Indië gaf echter geene beslissing ten princi
pale, maar een interlocutoir arrest, waarbij de eischer ontvankelijk ver
klaard werd in zijne vordering tot vergoeding van kosten, schaden en in
teresten door hem geleden ten gevolge van de gewelddadige ontzetting uit
het bezit van het eiland Bangkaen voorts toegelaten tot het bewjjs door
getuigen van het feit van zijn bezit.
Van deze decisie voorzag zich de regering van Ned.-Indië in appèl en
thans is de hooge raad geroepen te beslissen of de uitspraak van het Indi
sche geregtshof juist is gewezen.
De pleidooijen in deze zaak werden heden gevoerd. Vooal de quaestie
van bezit verkrijging en bezitverlies maakte het onderwerp van debat uit.
Voor de Indische regering werd door den advocaat mr. G. M. van der Lin
den betoogd, dat hier van geen bezit sprake kon zijn en de vordering on
gegrond en ontoewijsbaar was, maar mr. B. M. Vlielander Hein beweerde