vlammen te stuiten. Een gedeelte van den zolder der consistoriekamer is verbrand, terwijl mede aan het orgel, de kerkboeken enz. schade is toegebragt. Thans is ook verschenen het rapport van de commissie van financiën over de ontwerp-begrooling voor 1881. Wat betreft de inkomsten stelt zjj voor op den post llenten van kapitalen nog ƒ750 te brengen wegens rente van het kapitaal van 15000, dat aan de gasfabriek zal worden verstrekt lot uitbreiding van het bedrijf-kapitaal. Zij stelt voor het door de bank van leening uit te keeren dividend niet hooger te ramen dan /2700, op grond van hetgeen medegedeeld wordt in de memorie van toelichting op de hcgrooting dier bank, namelijk, dal in den laatslen tijd de beleeningen minder waren en hel in beleening gegeven kapitaal ook niet zoo groot is. De commissie meent, dat de oorzaak dezer vermindering voor een deel te zoeken is in de uitbreiding der werkzaamheden van de zoogenaamde huizen van verkoop met beding van wederinkoop en vraagt of er geen maatre gelen znllen worden genomen tct bestrijding van deze onder een gefingeer- den vorm bestaande beleenbanken. In zake den post Verkoop van inschrij vingen op het grootboek, waaromtrent burg. en weth. voorstellen dien met 5700 te verminderen, stelt de commissie voor ook het overblijvende be drag van 5001 te doen vervallen op grond eener bij de begrooling van 1880 genomen beslissing. Wat betreft de Uitgaven kan de commissie zich wel verecnigen met het voorstel, om op de begrooting eene som van ruim 10000 te brengen voor buitengewone vernieuwing van straten, maar zij behoudt zich eene beslis sing voor omtrent het voornemen van burg. en weth. om in volgende jaren wederom daarvoor buitengewone gelden aan| te vragen. Zij meentdat er ook nog wel andere straten zijn dan de door burg. en weth. genoemde, die voor vernieuwing in aanmerking komen, en wjjst op den Ouden Rijn, noordzijde, tusschen de Bakkersteeg en de Donkersleeg, welk gedeelte niet meer berijdbaar is. De commissie stelt nog voor den post van ƒ1700, voor herstel van den weg buiten de Zijlpoort, met 1000 te verminderen, en zich te bepalen tot de hoogst noodige reparatie. Met de verhooging der jaarwedden van den commissaris van politie en van de agenten kan de com missie zich niet vereenigen; de meerderheid kan zich echter wel vereenigen met de voorgestelde verhooging van de jaarwedde van den gemeente-apotheker en diens bediende. Vermits de som van 15000, aan de gasfabriek te verstrekken, door eene geldleening zal moeten gevonden worden, acht de commissie het noodig den post Renten van geldleeningen voor een jaar met 675 te verhoogen en op den post Aflossing van geldleeningen een bedrag van 375 voorde eerste aflossing te brengen. De commissie heeft geen bezwaar legen het voorstel van burg. en weth.om den post Onvoorziene uitgaven met 39307 te verhoogen, een bedrag overeenkomende met het in ont vangst nitsetri kken rijkssubsidie in zake het lager onderwijs, maar aangezien bij aanneming barer voorstellen, de plaatselijke directe belasting met ƒ5710 zoude moeten worden verhoogd, geeft zij in overweging eerst genoemde som met dat bedrag te verminderen en Ie brengen op 33597. '8tlRAVENUAGE. 27 October. Bij het departement van binnenlandsche zaken zijn benoemd: tot com mies de hh. ui'. C. Telders, thans adjunct-commies bij dat departement, en jhr. B. W. F. van Riemsdijk, thans adjunct-ingenieur bij de staatsspoorwegen, en lot adjunct-commies de heer mr. J. W. 11. M. van Idsinga. De heer J. P. de Zwaan is benoemd lot burgemeester der gemeenten Beverwijk en Wijk aan Zee en Duin, met toekenning van eervol ontslag als burgemeester van Medeuiblik, De heer J. A. Vlugontvanger der directe belastingen en accijnsen te Kollum, is benoemd tot ontvanger derzelfde middelen te Oud-Beijerland. Aan den lieer 11. C. Spruyt is, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als leeraar aan de rijks- hoogere burgerschool te Sappemeer. Tot directeur van een der rjjks-lelegraafkantoren is benoemd de tele grafist 2e kl. A. C. Cramwinckel. De toestand van H. K. H. de prinses van Wied is voortdurend be vredigend. Op den tweeden titel (straffen) van het ontwerp-wetboek van straf- regl, dat gisteren in de tweede kamer werd behandeld, was door de hh. Bichon van Usselmonde, Ileydenrijck, de Jonge, van Baar en Donner als amendement voorgesteld, om onder de hoofdstraffen in de eerste plaats de doodstraf op te nemen. De weder-invoering van de doodstraf was dus we der aan de orde en lokte een levendig debat uit. De heer Bichon lichtte het amendement toe. Hij zou niet breedvoerig de weder-invoering der dood straf verdedigen, nadat dit reeds in 1870 breedvoerig was geschied. Aan de zijde van spreker stonden de beroemdste criminalisten; steeds was hij overtuigd geweest van de regtvaardigheid en van de onmisbaarheid der doodstraf in eiken welgeordenden staal. Naar zijne vaste overtuiging be hoorde de toepassing tot de regten en de pligten van den slaat. Gaarne bragt hij den minister dank voor de overlegging van het advies der vier staatsraden, die het behoud der doodstraf bepleiten. Dit afdoend advies had hem versterkt in de overtuiging aangaande dit onderwerp. Steeds in de ze.fde gevoelens deeleiide, kon hij geene straflen goedkeuren, waarin de ka pitale straf als bedreiging legen de zwaarste misdaden ontbreekt. De heer Patijn schreef de indiening van liet amendement lot weder-invoering van de doodstraf voornamelijk toe aan de reactie, die het jongst gebeurde gruwe lijk feit te 's Gravenhage ten gunste der doodstraf heeft doen ontstaan. Spreker beschouwde dit amendement als een appèl van het vonnis, in 1870 over de doodstraf geveld. Spreker zon gaarne de onmisbaarheid van de dood straf hooren betoogen. Spreker moest namens de commissie de aanneming van hel amendement ontraden. De heer Lohman (Md der commissie) ver schilde van de meerderheid der commissie van rapporteurs en was voor de weder-invoering der doodstraf, op gronddat hij het regt van den staat erkent om het leven van den misdadiger, die een leven te niet gedaan heeft, weg te nemen. De straf moet zijn eene voldoening voor bet beleedigd regtsgevoel. De heer van Baar achtte het behoud van de doodstraf gesvigtig, omdat zij het eeuige middel is om de maatschappij legen aanvallen van wangedrogten te vrijwaren. Actueel was het amendement, daar de doodstraf overal waar zij werd afgeschaft, zooals in Zwitserland, weder is ingevoerd. In de na burige rijken is zij óf behouden ól weder ingevoerd. Bovendien, waarom de doodstraf behouden voor de militairen? Dit pleitte wel het krachtigste voor de weder-invoering. De heer Nijst herinnerde, dat de quaestie in 1870 van alle zijden was besproken en beschouwd. Had God de doodstraf ge boden, ware zij een jus divinum, hij zou geen oogenblik aarzelen zich voor de wederinvoering te verklaren, maar hij kon in die opinie niet deelen. De doodstraf was hier niet noodig; wij waren niet in Spanje, ons land was gelukkig nog een deugdzaam en vreedzaam land. Hem had de onder vinding geleerd, dat de levenslange gevangenisstraf veel zwaarder is dan de doodstraf. De heer Lenting weerlegde de argumenten van de hh. Lobman en van Baar. Spr. hechtte te veel aan de theorie van alschrikken, maar de doodstraf was niet afschrikwekkend; integendeel, er zijn voorbeelden, dat zij juist misdadige gevoelens heeft opgewekt bij lien, die bij eene executie tegenwoordig waren. Zoolang wij hel voorregt hadden koning Willem III aan het hoofd van den staat te hebbenwas hij er zeker vandat de doodstraf nimmer zou worden uitgevoerd. De heer Donner betoogde, dat deze quaestie eene principiële was, omdat het begrip van regt naauw verbonden is met de voorstelling, die men zich van het Opperwezen maakt. In de overtuiging, dat het regt rust op de voorstelling van het wezen Gods, verklaarde hij zich voor het amendement tot wederinvoering van de doodstraf; op gelijke gronden betwistte hij den minister en ieder lid van de kamer het regt om zonder behoud van het eeuwig ware begripvol gens de openbaring Gods ons gegeven, aan de Ncderlandsche natie een wetboek op te dringendat vreemd is aan haar Godsbegrip. Wordt het artikel der doodstraf niet opgenomen, dan is het niet Nederlandsch natio naal, dan kan het geene plaats verkrijgen ook niet in de overtuiging van ons volk. De minister van justitie hield eene uitvoerige rede ter bestrijding van het amendement. Hij zeide dat hij ware hel niet dat door de bekende gruwe lijke misdaad in de laatste dagen zich zekere reactie had geopenbaard tegen de afschaffing der doodstraf, hij zeer kort zou kunnen zijn, want de meeste voorstanders der doodstraf hadden zich op die misdaad beroepen. Toch was het noodig, dat ook de natie beter ingelicht worde. Al ware hel echter, dat de volksovertuiging de weder-invoering zoude weiisclien, gelijk werd beweerd, dan zou dit op zich zelf nog geen reden zijn om de regeling van de strafwetgeving daarnaar in te rigten, want de wetgever is wijzer dan het volk. De minister zou zich niet beroepen op gelegenheidsargumenten. Juist zijn godsdienstig gevoel bragt hem in verzet tegen het in het leven roepen eener straf, die in koelen bloede een mensch het leven beneemt, en zich daarbij nog wel te beroepen op de Christelijke godsdienst. De minister wees er op, dat het allereerst de oudste Christenen zich tegen de doodstraf hebben gekant; dat de oudste kerkvaders in de 4 eerste eeuwen er legen waren-; in de middeneeuwen de Waldenzen, terwijl in de nieuwere ge schiedenis in ons land Rombout Hoogerbeets er zich tegen verklaarde. De minister zeide: een van beiden: óf iemand die eene zware misdaad heeft gepleegd, heeft zich bekeerd of niet; in het eerste geval vraagt hij, met welk regt zal men den bekeerde dooden, van wien geschreven is, dat er meer vreugde over hem is in den hemel dan over tien gewone menschen En is hij niet bekeerd, zullen de ware Christenen hem dan aan een on- gewissen toestand prijs geven? Hij beschouwde de quaestie volstrekt niet uit een politiek oogpunt, maar uit een juridiek. De voornaamste criminalisten en juristen zijn voorstanders der afschaffing, of zijn hel geworden terwijl tot de voorstanders van het behoud geene erkende geleerden zijn overgegaan. Zijn verlangen is niet anders dan de veiligheid der maatschappij, en deze is ook zonder herstel van de doodstraf te verzekeren, llij wees er vervol gens op, dat onder de voorstanders der doodstraf de meest mogelijke ver deeldheid heerscht en zette deze tegenstrijdige beweegredenen uit de discussie nader uiteen. Daartegenover stelde hjj zijnerzijds de nadeelen der doodstraf, de mogelijkheid en ook de bewijsbaarheid van regterlijke dwaling. Hij acht de doodstraf uit zedelijk oogpunt geen vereischteevenmin als uit een juridiek oogpunt. Ook sluit de doodstraf elke expialie uit. Ten slotte zeide de minister, dat overal waar de doodstraf was afgeschaft, de misdaden niet waren toegenomen, terwijl wat de wederinvoering in Zwitserland betreft, hel onwaar is, dat dit geldt voor het geheele land; bij de wederinvoering is er slechts sprake van enkele kantons, welker souvereiniteit men heeft geëerbiedigd. De minister had sedert jaren deze zaak zonder parti pris onderzochtmaar nooit had hij een enkel feit aangetroffen dat hem in zijne overtuiging kon schokken. Zooals reeds gemeld is werd het amendement met 41 tegen 21 stemmen verworpen. In de zitting van heden zijn de beraadslagingen over het ontwerp-straf- wetboek voortgezet. Na discussie zijn aangenomen de artikelen bepalende den duur der gevangenisstraf (1 dag tot 15 jaren, exceptioneel 20 jaren), die betreffende den aard der gevangenisstraf (celstraf voor 5 jaren of min der) en hel beginsel van voorwaardelijke invrijheidstelling van gevangenen, na minstens driejarige gevangenis. Dit laatste werd aangenomen met 47 tegen 12 stemmen. Voorts werden aangenomen de artikelen betreffende den duur der hechtenis (1 dag tot 1 jaar)het bedrag der geldboeten en het aftrekken van de preventive hechtenis geheel of gedeeltelijk van de straf. De discussie is gevorderd tot art. 37. Bij den aanvang van de gisteren gehouden vergadering van den ge meenteraad alhier werd de heer Evers in zijne betrekking van secretaris dezer gemeente door den burgemeester plegtig beëedigd en geïnstalleerd. De burgemeester wenschle den nieuwen secretaris van harte geluk met de hem te beurt gevallen onderscheiding. Zijne vlijt, werkzaamheid en kennis van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1880 | | pagina 2