inkomsten .Ier personen, die schade hebben geleden, de talrijkheid hunner gezinnen, den aard en het geraamd bedrag der schade aan huizen, getim merten en roerende goederenen de vermoedelijke behoefte aan veevoeder. Te Oosterhout is eergisteren avond brand uitgebroken in eene woning aan den weg naar den Hout, waarin bakkerij en herberg werden uitgeoe fend. Ofschoon de spuiten zeer spoedig op de plaats aanwezig waren, was van het brandend gebouw weinig te redden. Alleen de belendende gebouwen kon men behouden. Te Venlo gebruikte dezer dagen een arbeider bij het aanmaken van de kagcliel petroleum, en had daarbij hel ongeluk, dat zijne kleederen vlam vattenzoodat hij zware brandwonden kreeg over het geheele ligchaam. Hij verkeerde in zorgwekkenden toestand. De minister van binnenlandsche zaken heelt, blijkens zijne memorie van beantwoording, onveranderd gehandhaafd hel wetsontwerp lot aanvul ling van art. 2 der wet van 1 Junij 1865, regelende de uitoefening der ge neeskunst. De meening dat dit wetsontwerp inbreuk maakt op het hoofd beginsel der geneeskundige wetten van 1865, volgens hetwelk lot uitoefe ning van de geneeskunst in Nederland alleen zij bevoegd zjjndie na afge legd staats-cxamen deze bevoegdheid verkregen, is juist. De wetgever heeft reeds in 1865 ingezien dat gevallen kunnen voorkomen, waarin van dat beginsel, in het belang van sommige ingezetenen, moet worden afgeweken. Het hooren der geneeskundige ambtenaren zou, daar het eene zoo eenvou dige zaak geldt, slechts leiden tot noodeloos tijdverlies en administralieven omslag. Het wetsvoorstel is geenszins gegrond op het onvoldoend aantal geneeskundigen hier te lande; in de memorie van toelichting wordt gewe zen op de vermindering van het aantal niet gegradueerde geneeskundigen, waarvan het aantal niet meer kan toenemen. De minister kan in deze voordrag! niet hel bewijs zien, dat de theorie, waarop onze geneeskundige weiten zijn gebouwd, iu de praktijk faalt. Dat er enkele uitzonderingen op den regel gemaakt moeten worden, bewijst niet tegen den regel. Ter verduidelijking van ons verslag van de laatste buitengewone vergade ring der maatschappij v. Tuinb. en Plantkunde, voorkomende in het n®. van II. Donderdag, diene hel volgende; in plaats van: «Hij bewees, hoe zoowel insecten als kleinere viervoetige dieren„ zooals "muizenhet zaad van den eenen stamper op den anderen overbrengen "evenals het sluilmeel van de eene op de andere bloem, enz." leze men: Wanneer klaverplanten goed zaad zuilen voortbrengen, moet het stuifmeel van de eene bloem op den stempel van de andere gebragt worden. Hier toe zijn bij de klaver hommels de aangewezene dieren. Worden nu de nesten der hommels verstoord door de muizen die azen op de honig en aldus het jonge broed vernielendan zal dit nadcelig inwerken op de klaver, etc. en in plaats van: "bloemen, die op gegevene uren van den dag hare bladeren sluitenwaar edoor zelfs vroeger de Chinezen er den tijd naar berekenden," enz. leze uien De bloemen openen en sluiten zich op bepaalde uren van den dag. Dit was reeds door Linnaeus opgemerkt, die er een lijstje van maakte, waaraan bjj den naam van bloemenhorologe gaf. Naar aanleiding hiervan haalde spreker aan, dal, toen er in China nog gecne klokken etc. bekend waren, de Chinezen gewoon waren, naar men zegt, »op de kat te zien" hoe laat het was, en wel aan het draaijen van de loodregte pupil van het oog etc. 'sGRAVENHAGE16 Januarij. Tot burgemeester der gemeente Valkenburg is benoemd de lieer H N. Wjjt. secretaris dier gemeente. De heer J. J. H. Quaedvlieg, ontvanger der directe belastingen te Nieuwkerk is benoemd lot ontvanger derzelfde middelen te den Bomnjcl, eu de heer J. S. Staatsman, controleur van den waarborg op de gondeti én zilveren werken te Alkmaar, is benoemd lot controleur bij dat dienstvak te Maastricht. Aan den heer 11. W. van Riel is, op zijn verzoek, eervol ontslag verleen! als essayeur van den waarborg op de gouden en zilveren werken te Amsterdam. Aan den heer mr. A van Naamen van Eemncs is, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als schoolopziener in het tweede schooldistrict der provincie Overijssel. -- Tot adjunct-ijker der maten, gewigten en weegwerktuigen zijn be noemd de hh. J. H. van de Vehle en W. J. C. Verhage. De commissie uit de eerste kamer, belast met het onderzoek der qtiaestie of de heer mr. I'icke', benoemd tol burgemeester van Middelburg, daardoor al dan niet heeft opgehouden lid der kamer te zijn, is niet tot eenstemmig heid kunnen komen. De meerderheid stelt voor den heer Pické te beriglen dat hij, naar het inzien der vergadering, door hel aannemen van het bur gemeesterschap van Middelburg niet heeft opgehouden lid der kamer te zijn. De minderheid der commissie is van oordeel dal de lieer Pické heeft opge houden lid der kamer te zijn. De eerste kamer heeft in hare zitting van heden met 19 tegen 8 stem men besloten, dat de heer Pické niet heeft opgehouden lid der kamer te zijn, door de aanvaarding van het burgemeestersambt. Rij den raad van state is eene quaestie aanhangignu en in de toe komst van veel belang voor vele gemeentebesturen. Bij het opmaken.van deii legger voor toegangswegen naar hel station van den spoorweg Leiden-Woerdenbeweerde de maatschappij van dien spoorweg, dal hel onderhoud en de verlichting dier toegangswegen aan de gemeenten moest worden opgedragen. Bodegraven en Zwammerdam verzetten zich daartegen. Gcd. staten van Zuidholland waren van oordeel dat art. 70 der wet van 9 April 1875, dat de quaestie beheerscht. te onduidelijk was, om dat zooals het daar staal te kunnen toepassen. Dat art. luidt: "Wegen, tijdens het in we, king treden dezer wet aangelegd tot toegang naar een station wor- den aan de gemeenten overgedragen, daarna komt het onderhoud en de verlichting ten haren laste." Ged. statenvan oordeel dat "tijdens het in werking treden dezer wet" alleen kan slaan op het oogenbik waarop de wet in werking trad, en het art. toch niet geacht kan worden gemaakt te zjjn met het oog op de wegen alleen op dat oogenblik aangelegd, verklaar den die woorden te houden voor niet geschreven en wees Bodegraven en Zwammerdam aan, als onderhoudspligtigen. Dat gevoelen werd ondersteund bij de openbare behandeling voor den raad van state door den advocaat van de maatschappij Leiden—Woerden mr. Vlielander Hein. M'. D. van Eek trad als advocaat voor de beide gemeenten op. Het geregtshof alhier nam gisteren kennis van een zeer zeldzaam voor komend geval. Er verscheen namelijk in de bank der beschuldigden een jeugdige vrouw, thans slechts 20 jaren oud, genaamd A. M. L., hv. van W. A. K., laatst wonende te Rotterdam, onder beschuldiging van valschheid in een onderliandsch geschrift, door het namaken van geschrift en handlee- kening en van het ondersteken van een kind aan eene vrouw, die niet be vallen was. Vóór dat lot de behandeling der zaak werd overgegaanmaakte de verdediger mr. J. van Gigch melding van eene exceptie van nielonlvan- kelijkhcid van het openb. min. ten aanzien van hel laatste punt van beschul diging, de onderschuiving van een kind, welke exceptie hij bij de verdedi ging ten principale zoude adslrueeren, waartegen de proc.-gen. zich niet verzette. Uit de acte van beschuldiging bleek en de besch. bekende onder het stor ten van tranen, dat zij den 205,t" Junij 1878 was gehuwd met W. A. K., goud- en zilversmid te Rotterdammaar reeds spoedig met een vriend van haar man de echtelijke woning heelt verlaten en toen onderscheidene plaat sen in diens gezelschap heeft bezocht, o. a. Dordrecht, Breda, Teteringen, in welke laatste plaats zij weder door haar geleider hulpeloos achtergelaten werd. Den 25,,<l1 Mei 1879 kwam zij in Rotterdam terug, maar in plaats zich naar de echtelijke woning te begeven, nam zij intrek in de woning barer moeder, hetgeen evenwel van korten duur was, daar de vrouw reeds na een paar dagen zich te 's Gravenhage ophield in gezelschap dat haar, als ge huwde vrouw volstrekt niet paste. Steeds peinzende om een gelegenheid te vinden, zich weder met haar echtgenoot te verzoenen, herinnerde zij zich dat deze had gehoopt, dat zijn echt met een kind zon gezegend zijn en twijfelde er dus niet aan of het voorwenden eener aanslaande bevalling zou tot bevrediging der wedcrzijdsche wenschen kunnen leiden. Wanneer haar man haar in den Haag bezocht, liet zij hem dus in tien waan, dat zij zich in eene belangwekkende positie bevond, totdat de echtgenoot op zekeren ochtend te Rotterdam het volgende telegram ontving: «Aiigusla bevallen, ferme dochter alles wel, brief volgt. Augusta". De Augusta, de besch. nl„ had intusschen eene gelegenheid gevonden, om een pasgeboren kind als liet hare aan den gelukkigen vader te Rotterdam in de armen te voeren Als eene dame gekleed, zich noemende Mevr. B. geb. D. en wonende in de Alexanderstraat n°. 4 te 's llage, bad zij zich voorgedaan bij eene vrouw H. v. D. genaamd die op het punt stond te bevallen en in overleg met den aanstaande van die vrouw, den verwersknecht B, onder voorgeven, dat zij in ongenoegen met haar echtgenoot leefde, omdat haar zesjarige echt lot nu toe kinderloos was geweest, die menschen overgehaald haar het kind bij zijne geboorte af te staan legen betaling van ƒ50 in eens en gedurende 5 Jaren ƒ15 'smaands; van dit laatste aanbod gaf zij zelfs eene schriftelijke verklaring, die zij met den door haar aangenomen naam ondcrleekende. In hel bezit van hel kind zijnde, jvilde zjj haar man een bewijs der echtheid van het kind toonen en zccht, out daartoe te geraken een vroedvrouw om te koopendie van hare quasie-bevalling bjj den burgerlijken stand aangifte zou doen; toen dit evenwel niet gelukte, nam zij den naam aan van A. M. V. geb. v. d. W. en gaf bij den ambtenaar van den l urg. stand als ten haren huize te 's llage in hare tegenwoordigheid geboren aan: Adriana Maria Eleonora Louisa, dochter van A. M. L. en W. A. K.de namen van haar en haren man. Met hel bewjjs dezer aangifte van geboorte en bet op zoo zonderlinge wjjze verkregen kind. begaf zich de gelukkige moeder loi den niet minder gelukkigen vader; maar al zeer spoedig kwam het bedrog aan het licht, de sluwe bedriegster werd gearresteerd en gunstig door de llaagsche regtbank beschikt op een request van den bedrogen echtgenoot tot royering der inschrijving in de registers van den burgerlijken stand van het bewuste kind op zijn naam. Nadat door verschillende getuigen omtrent het bovcnmedcgedeelde verkla ringen waren afgelegdbekwam hel openb. min., in deze waargenomen door den proc.-gen. jhr. m'. van den Bergh het woord. Onder de vele en soms gewigtige zaken door het hof behandeld, was z. i. nog maar zelden een dergelijk geval voorgekomen, waar zooveel sluwheid en geveinsdheid bjj een zoo jeugdige besch. was gevonden. Hij zou den slujjer niet opliglen die gespreid was over of geheimen uit het huisgezin van besch. openbaren, die tot de misdaad thans ten laste gelegd in verband stonden, maar zich alleen bepalen tot de feiten in de acte van besch. vermeld. Alleen dal kon hij gerust zeggen, dat het avontuurlijk leven, door besch. geleid, waar schijnlijk het gevolg was van haar geboorte aan de Kaap de Goede Hoop, in een tropisch gewest, en dal een kind de redder voor haar moest zijn van het vermogen van haar echtgenoot bij zijn eventueel overlijden. Wal de ten laste gelegde feilen betreft, de proc.-gen. was van meening dat zoowel de valschheid als de ondersteking van het kind voldoende was bewezen. Wat het laatste punt aangaat, de verduistering van staat, daaromtrent was voorzien bij art. 345 Weth. van Strafregt en in afwachting van hetgeen de verdediger er van zou zeggen, kon hij zich niet voorstellen, in zijne actie op dat punt niet ontvankelijk te zjjn. Hij geloofde dat aan de bepaling van art. 323 Burg. Wetboek, dat mede over dit punt handelt, was voldaan en requircerde ten slotte de vetoordccliug van besch. tot 2 jaren celstraf en twee boeten van ƒ50. De verdediger mr. van Gigch stelde in de eerste plaats de vraag: is het openb. min. vooralsnog in zijne actie ontvankelijk? en beantwoordde die vraag ontkennend, daartoe onderscheidene gronden bijbrengende. Wat de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1880 | | pagina 2