met haar die hem was bijgeblevenals een grijsaard in de ellendigste omstan- digheden. Beiden worden opgenomen in het kasteel van den heer van Ilack- lort, doch hel meisje, toen rene vrouw, bezwijkt ten gevolge der dourge- stane vermoeijenissen. De jonker van liackfort laat op zijn uitgebreid gebied nadat hij lussehen den blinden speelman en zijn vroeger verloofde Geertrui, die inmiddeis weduwe is geworden, eene verzoening heeft bewerkstelligd, een huisje voor den ouden Johan, zijn vroegeren speelmakker, bouwen, die er verder zijne dagen met zijne harp rustig slijt. De vroegere lielde tusschen Item en Geertrui is door den lijd niet uitgebluscht. Meermalen bezoekt zij hem. en op een dezer bezoeken terwijl zij elkaar hunnen vroegeren levensloop herinneren en de liefde die zij elkaar steeds hebben toegedragen, bezwijken zij in elkanders armen en worden door den jonker van liackfort op een rijtoer door zijn landgoed op deze wijze gevonden. liet spreekt van zelf dat dit dor resumé het geheel slechts zeer gebrek kig teruggeeft. Van bet begin tol het einde werd sprekers voordragt met onverdeelde aandacht gevolgd, en, moglen wij ons ééne enkele opmerking veroorloovenzij zoti deze zijn: o(, als, wat wij vermoeden, het door den s|»rcker voorgedrag ene voor den druk bestemd is, eene kleine omwerking der oni ^cooping aan de schoonheid van het geheel niet bevorderlijk zou zijn. 'sGRAVEPjliAGE, 21 November. Door Z. M. is vergunning verleend aan den stafmuzikant J. C. G. Schulz, van het 4e reg. infanterie, tot het dragen van het Pruissische herinnerings- tceken voor het deel nemen aan den veldtogt tegen Oostenrijk in 1866 en van de Duitschc medaille, ingesteld ter herinnering aan den veldtogt tegen Frankrijk in 1870/71en aan den voor de dienst in Indië bestemden sol daat 11. L. von Höhl, lot het dragen van: het IJzeren kruis 2e klasse; het militair eereleeken 2e kl., wegens zijn gehouden gedrag in den slag bij königgratz, beide hem toegekend door den keizer van Duitschland, koning van l'ruissen; het Pruissische herinneringskruis voor het deel nemen aan den veldtogt tegen Oostenrijk in 1866; en de Duitsche medaille, ingesteld ter herinnering aan den veldtogt tegen Frankrijk in 1870/71. De luit. ter zee 2e kl. A. G. J. baron van Plettenberg, dienende aan boord van het schrocfstoomschip Zilveren Kruis, wordt op non-activiteit gesteld; de luit. ter zee 2e kl. II. van den Pauvertdienende aan boord van het wachtschip te Amsterdam, wordt mede op non-activiteit gesteld en ver vangen door den luit. ter zee 2' kl. J. B. Snethlage. Door den minister van koloniën is A. W. Boodt, onderbaas indebank- werkerij en slclplaats der fabriek van den heer Wilton, te Delfshaven, gesteld ter beschikkinz van den gouverneur-generaal van Nederl. Indië, om te worden geplaatst als machine-opsteller bij de fabriek voor de marine en het stoomwezen te Socrabaija. liet examen van de onderofficieren der cavalerie, dingende naar den officiersrang, is alhier afgeloopen; de drie candidaten zijn allen geslaagd in de volgende rangorde: Schlingeman, Alberda en Scheurleer, allen wacht meesters van den hoofdcursus te Haarlem. Er waren 4 plaatsen. In de zitting van de tweede kamer van heden is een negental wets ontwerpen aangenomen. Daarna werd overgegaan tot het opmaken der aanbevelingslijst ter vervulling der vacature bij de algemeene rekenkamer. Tot eersten candidaat werd gekozen de heer jh'. mr. S. M. S. de Savormn Lobman, secretaris der algemeene rekenkamer; tot tweeden candidaat de heer mr. J. J. Beaujon, secretaris van den raad van state; tot derden eandi- daat de lieer mr. A. M. Maas Geesteranus, redacteur der Ned. Staatscourant. Aan de Wjjkerbrug onder Voorburg had eergisteren avond een treurig ongeluk plaats. Een persoon verwijderde zich even uit een vroolijk feest en werd later levenloos uit de vaart opgehaald. De overledene was zeer bijziende. Het geregtshof alhier nam gisteren van eene zeer belangrijke strafzaak kennis. Er stonden namelijk te regt de gebroeders H. L. en J. J. B.. balansenfabrikanten te Rotterdam, beschuldigd de eerste van valschheid in een onderhandsch geschrift door het verzinnen eener bevrijding en beiden van het des bewust gebruik maken van dat valsche stuk. In het einde van 1874 werden door de beide beschuldigden met den tim merman P. E. te Botterdam onderhandelingen geopend over het bouwen eener fabriek aan den Westzeedijk, waarvan het gevolg was dat in Fe bruary 1875 eene vaste opdragt tot den bouw verleend en met het werk een aanvang genomen werd. Hoewel E. steeds in daggeld werkte en zel den aannemingen deed, maakte hij medio April, toen de fabriek bijna vol tooid was, op verzoek van gebr. B. een ontwerp-aannemingscontract en werd de som op 9955 gesteld. Dit contract was echter bestemd voor den vader van beschuldigden, in Amerika woonachtig, zoomede eene quitantie, groot ƒ1730, die onderteekend was door E., hoewel hij deze som niet had ontvangen; ook dit stuk was gefingeerd en had alleen ten doel den vader van besch. te bewegen hun het geld te doen toekomen. Bij de voltooijing van het werk bleken de kosten 8250 te zijn; de timmerman had alleen den 13'° Maart 1875 ƒ200 ter leen ontvangen om zijn werkvolk tc betalen cn ontving den 14en Mei daaraanvolgende iu mindering der ge- lieele som ƒ5000, in dalzelfde jaar nog ƒ200 en in het begin van 1876' ƒ100; eene verdere betaling bleef achterwege. Op de aanmaning tot vol doening maakten besch. er zich af met te beweren dat de zaken slecht gingen, dat zij niet konden betalen en boden zells aan ƒ25 ja later ƒ10 per maand al tc doen; eindelijk zouden besch. aan E. hebben geraden hun niet meer lastig te vallen, daar zii hem anders iets zouden voordraaijen waarvan hij niet zou epfrisschen. De timmerman liet zich echter niet afschrikken en riep regtskundige hulp in, maar toen een proces tot betaling tegen bekl. werd ingesteld, kwam er een quitantie van ƒ2750 voor den dag, op rekeningenpapicr geschreven en ondertcckeiid door E. Deze kon zijne handleekening niet ontkennen en peinsde sedert om te'ontdekken, hoe men toch wel aan zijne onderteeke- ning had kunnen komen, daar hij deze nooit onder dergelijke quitantie had gesteld. Gedurende niet minder dan drie jaren ging hij onder den indruk van de benadecling, die hij had ondervonden, gebukt en als met een loo- verslag kwam er na dien tijd eenig licht. In 1878 herinnerde 15.'s vrouw BUITtëNLANDSClltë BIÜIUGTK.Y Ik op vei we ail eis Sa! gel 1 wo r 1 kri ver 15( hem aan een bezoek, dat Gebr. B. hem op een Zondag-avond in April 18"j hadden gebragt, dat er toen in zijn kantoortje over de kosten der -fabriek was gesproken en toen door hem met potlood op een stuk rekeningenpapier eene becijfering van nog te maken bijwerk was vervaardigdwaaronde zoowel E. als de eerste besch. H. L. B. met inkt hunne handteekeningo hadden gesteld. Deze omstandigheid werd ook herinnerd door eene jnf. vrouwdie op dien avond een bezoek aan jufvrouw E. had gebragt. Niet. tegenstaande men nu eenig licht in de duisternis had verkregen, duurde bet nog tol November van het vorige jaar eer er een regtsgeleerde over de ont dekking geraadpleegd werd, terwijl men toen beweerde, dat voor de be. doelde potloodbecijfering de tekst der quitantie van 2750 was in de plaag getredenwelk beweren eenigzins aannemelijk is1°. met het oog op hg papier waarop het voorkomt en 2». met het oog op de omstandigheid, dj voor besch. nog al bezwarend is, dat onder die verdachte quitantie ook handleekening van den 1'° besch. voorkomt. Het bovenmedegedeelde resulteerde uit de verklaringen der drie eerste g(. tuigen, nl. E., diens vrouw en de bedoelde jufvrouw. Zij werden respect velijk zeer lang door den president ondervraagd en herhaaldelijk op h< groote gewigt hunner verklaring gewezen, maar zij hielden vol, dat niets dan de waarheid hadden medegedeeld. De beschuldigden daarentegen ontkenden alle schuld aan het hun ig laste gelegde. Zij beweerden dat de quitantie, die van valschheid wori verdacht, echt is, dat E. de ƒ2750 werkelijk heeft ontvangen en dat hé verhaal van hun bezoek in April 1875 geheel en al onwaar is. In den verderen loop van het getuigenverhoor waren de verklaringen (i deskundigende heeren F. en dr. II., het belangrijkst en voor de besch. tij bezwarend. Vooral de getuigenis van d'. H. kan als zoodanig worden au jr gemerkt, die, onbeantwoord moetende laten de vraag of op het papierft quitantie potloodindrukken zijn waar te nemen, hetgeen bij zijn chemise onderzoek niet duidelijk was geworden, toch verschil had ontmoet ini inktsoort tusschen den tekst en de onderteekening der quitantie, zoomd eene verflaauwing der roode staande lijnen in het papier, die later wan bijgewerkt. Uit een door den verdediger, mr. van Gigch, overgelegd sclaj ven van prof. D. uit Glasgow, bleek evenwel, dat naar zijn oordeel in li hem toegezonden papier van dezelfde soort, als waarop de quitantie voi komt, indrukken van potloodschrift, altijd moeten kunnen worden terugs vonden, al is het geschrift met de meeste zorg onleesbaar gemaakt. Voor het overige werd eene belangrijke verklaring afgelegd door iemail die in Febr. 1876 op zekeren avond in een bootje gezeten om zijn eemlc huiswaarts te drijven, in de nabijheid der fabriek van besch. gekomen, gesprek beluisterde, waarin hij over een quitantie. waarvan E. zou opkijkt en over weggaan bij ontdekking, hoorde gewagen. De getuige, die dezen klaring deed, kon evenwel niet zeggen of dit gesprek door de beide bcsd gei werd gevoerd. De besch. ontkenden iets van zoodanig gesprek te welen, zaa 1 ENGELAND. LONDEN, 20 November. De anti-pacht-beweging wordt in Ierland steeds voortgezet. Te Rot men werd een meeting gehouden, waarop een geestelijke het woord voer en de stelling uitwerkte, dat het tegenwoordige grondbeziI-systeem niet harmonie is met de natuur. Er zal eerst dan vrede in het land heersche wanneer de pachter vasten voet op zijn grond zal hebben gezet, zij het di door koop of door vaste pacht. De rede van den geestelijke werd gedui afgebroken door kreten als: "het betalen van pacht moet worden afgeschaft //weg met de landlords". De afgevaardigde Parnell nam daarop het won Ilij gaf aan de pachters voorts den raadslechts een derde der pacht in eerstvolgende 35 jaren te betalen en zich na verloop van dien tijd eigenai van het land te verklaren. De Times maakt gewag van een buitengewoon verschijnsel. Den 1? November werd op een vijver in de heide van Wimbledon schaatsen geredi De olmen in de onmiddellijke nabijheid hebben echter nog niet ten vollek bladercndos verloren, terwijl het loof van andere bootnen nog ter naauwi nood een herfstkleur heeft aangenomen. Op eene meeting te Dewsbury, waarbij 3000 personen tegenwoori 0II§ warenis eene met menschen gevulde gaanderij ingestortw aarbij veen personen werden gekwetst, twintig zeer ernstig; twee bleven op de plai dood. FRANKRIJK. Men wil weten dat de kamer van afgevaardigden dit jaar geene langrijke quaesliën zal behandelen. Misschien zal de amnestie-quaestie aan de orde komen, maar men gelooft dat zij iu den zin der regering beslist worden, en slechts p.m. 100 leden er zich voor zullen verklaren, De prefectuurraad in het Seine-departement heeft eergisteren hein deld het verzet van Humbert tegen het besluit van dien raad, waarbij ij verkiezing tot lid van den Parijschen gemeenteraad is vernietigd, lluoik was tegenwoordig, maar liet zijnen advocaat het woord voeren. De pi fectuurraad handhaafde zijn vernietigingsbesluit van 4 November. De correspondent van de Times te Parijs deelt hel volgende mei Een welgekleed jongmensch kwam mij voor eenige dagen voor eene ge» som het oorspronkelijk ontwerp aanbieden van hel Duitsch-Oostenrijlu tractaat, met al de veranderingen en aanvullingen, over en weèr daa gebragt. Het stuk was op fraai officiëel papier geschreven cn besloeg bladzijden in de vrij groote hand, aan departementen van buitenlands zaken gebruikelijk. Ik verklaarde het aanbod te zullen aannemen, ind prins Bismarck, graaf Andrassy of baron llaymerle de echtheid van stuk wilden waarborgen. liet jonge mensch verzoekt eenige dagen uii en ging heen, waarna hij niets meer van zich heeft doen hooren. ■l nee rui 1 inv dus I toe trei oog 1 den den de Ie i u bah den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1879 | | pagina 2