ilel adres aan H. K. II. prinses Hendrik der Nederlanden luidt als vols Mevrouw De Gemeenteraad van Leiden voldoet aan eene innige en diep gevoelde behoefle door Uwe Koninklijke Hoogheid eerbiedig zijne opregte deelneming te betuigen wegens liet afsterven van Haren Koninklijken Gemaal Prins Hendrik der Nederlanden. Heeft dit zoo onverwacht sterfgeval algemeene verslagenheid in den lande teweeggebragt, ook in deze gemeente wordt het door Uwe Koninklijke Hoogheid geleden treffend en smartelijk verlies diep gevoeld en heelt de ontzet lende treurmare de ingezetenen met weemoed vervuld. Leiden toch heeft Uwen Koninklijken Gemaal leeren waarderen en hoog achten. Werd Zijne Koninklijke Hoogheid in het gcheele Vaderland alge meen geëerd en bemind, niet hel minst heeft Leiden de vruchten van Zijnen ialentvollen en edelen arbeid van nabjj mogen aanschouwen. De nagedachtenis van den edelen en beminden Vorst zal zoowel in deze gemeente als in het geheele vaderland in eere worden gehouden en in dank bare herinnering bljjven voortleven. Moge Uwe Koninklijke Hoogheid de noodige kracht worden geschonken tot berusting in den verpletterenden slag, die Haar heeft getroffen en de algemeene deelneming in den lande Uwe Koninklijke Hoogheid tot troost verstrekken in Hare droefheid en steunen bij deze zoo zware beproeving. Naar wij vernemen zijn de ijzerwerken voor de stationsgebouwen te Schcveningenten dienste van den tramway den Haag—Scheveningen (Ned. Ryuspoor), gegund aan de Kon. Ned. grofsmederij alhier. liet getal der in het Werkhuis alhier opgenomenen bedroeg gedurende deze week dagelijks van 72 tot 95 volwassen personen en 13 tot 18 kinderen. Men schrijft ons het volgende: De reederijen zenden hare schepen niet uit op de visscherij van Noordsche kabeljaauw, die anders reeds onder den naam van «nieuwe zoutevisch" voorhanden is. Veel langer dan andere jaren althans wordt deze visscherjj uitgesteld, zoodat de voorraad is uitgeput; er is geen zoutevisch, die puik is, meer verkrijgbaar. Het gaat de reederijen niet voordeelig. Schade aan vischwant en scheepstuig, verlies van drie log gers hadden zij in het algeloopen najaar te betreuren; daarbij wordt het gewin door groote kosten, waarvan die aan boekhouderij het belangrijkst z{ji, schier overtroffen. Vandaar dat de aandeelhouders aarzelen langer eene zaak te steunen, die op dit oogenblik kwijnt. Geen wonder derhalve dat de verlevendiging van de kantvisscherij algemeen met verlangen wordt te gemoet gezien. Met schelvisch, zooals in November werd aangevoerd, die zeer duur is, zijn slechts sommigen gebaat. Gedurende de laatste weken ging er weinig of niets om dan in stokvisch en «nieuwe" haring van Julij. -• De openbare vermakelijkheden worden heropend, om alleen nog op den dag der bi grafenis van Z. K. H. prins Hendrik gesloten te blijven. Ingevolge de bevelen des konings zalwegens het overlijden van Z. K. H. prins Hendrik; gedurende 4 weken de rouw worden aangenomen bij dé militaire magt, en wel door het dragen van een rouwband aan den linkerarm in alle tenuen en bij alle gelegenheden. De rouwband, ter breedte van 6 centimeter en voorzien van eene rosette, zal gedragen worden ongeveer een decimeter onder den schouder. De rouw wordt gerekend te zijn inge gaan den 16"n dezer. Betrekkelijk de beschikkingen van het dep. van oorlog naar aanleiding van het afsterven van Z. K. H. prins Hendrik, wordt nog medegedeeld, dat gedurende den tijd van drie maanden, gerekend van 16 Jauuarjj, geen groote militaire parades zullen plaats hebben, alsmede dat gedurende dien- zelfden tijd bij het optrekken der wachten geen trom zal worden geslagen. Het D. v. 's Gr. meldt: Op verlangen des konings zal de hofkapelaan dr. C. E. van Koetsveld, Zondag a. s.den 19de° dezer, in de kapel op het Loo bij de godsdienstoefening voorganger zijn. Door dr. van Koetsveld zal ook de grafrede bij de teraardebestelling van het stoffelijk overschot van Z. K. H. prins Hendrik worden uitgesproken. Naar de N. R. C. verneemt zou de generaal-majoor van der Star, j chef van den generalen staf, nadat de crediet-begrooting voor oorlog door de eerste kamer zal zijn aangenomenals minister van oorlog optreden. Het stoomschip Madura, van Nieuwe Diep naar Batavia, is op 17 Jan. van Port-Saïd vertrokken. Het stoomschip Overijssel is op 15 Jan. van Batavia naar Rotterdam vertrokken. Door den consul-generaal der Nederlanden te Londen wordt de aan dacht van belanghebbenden gevestigd op eene circulaire van den Board of i Trade, waarin, naar aanleiding van eenigc gedurende het jaar 1878 voor gekomen gevallen van zelfontbranding van steenkolen in zeeschepen, eene i waarschuwing wordt gerigt aan scheepsreedersgezagvoerders en assura deurs, waarvan een uittreksel hieronder volgt: Het gevaar ontstaat: 1". door dat eenige soorten van kolen uit haren aard. hij inlading. op lange reizen, aan zelfontbranding onderhevig zjjn; 2". door het breken der kolen bij het vervoer naar en de inlading in het scheepsruim, dcor het inladen van vochtige kolen, door het aanbrengen van luchtstrooming door de kolenlading. Het gevaar kan worden voorkomen: 1°. door bij het vervoer van steen kolen op groote reizen, opgezette lijden, de temperatuur in verschillende gedeelten der lading Ie onderzoeken en daarvan in het logboek aanteeke- ning te honden; 2". door zorg te dragen, dat de gassen, die zich in de kolenlading ontwikkelen, onafhankelijk van de luikopeningen voortdurend een uitweg kunnen vinden naar de open lucht, door middel van eene dek- ventilatie, die bij alle weersgesteldheid kan werken. Te Amsterdam is gisteren eene algemeene vergadering van de Hol- landsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij gehoudenwaarbij tegenwoordig waren ei n-en-veertig aandeelhouders. Daarin werd besloten om ter bestrij ding der kosten van gedane of nog Ie doen noodige uitbreiding van wer- I ken, iurigtingen en materieel, naar gelang van behoeften, eene leening aan te gaan, betzij in eens of bij gedeelten, van hoogstens vier millioengulden, oj) tijd en wijze als de raad van administratie het mee»l in het belang d, maatschappij zal achten. Van de gelegenheid dezer vergadering maakte ei der aandeelhouders, prof. von Baumhauer, uit Haarlem, gebruik om a| het bestuur eene vraag te doen aangaande het niet in dienst stellen vo doorgaande reizigers van de spoorverbinding te Amsterdam, reeds sedt October 1878 bestaande tusschen den Hollandschen en den Oosterspoorvvi Hij vroeg wal de reden is, dat de spoorweg-maatschappij en nog meer talrijke reizigers zoo lang verstoken moeten blijven van hel groote nt om doorgevoerd te worden over eene aansluiting tusschen twee grot spoorwegen, die reeds lang niet alleen gereed is, maar. vreemd genoe alleen voor het overbrengen van goederen gebruikt wordt. Naar aanleid» van het op dit punt op het voorloopig verslag van de spoorweg-begrooti, der eerste kamer gegeven antwoord van den minister gaf de heer n Baumhauer zijne verbazing te kennen, dat de minister het door den Hi landschen spoorweg gebruiken van het voor hem aangelegde werk afha kelijk scheen te stellen van en te doen wachien op goedvinden der Nedt landsche Rjjnspoorweg-maatschappij. Uit het antwoord van den voorzilt van den raad van administratie bleek, dat het spoorweg-bestuur vur wenscht de spoorverbinding ten nutte der reizigers te gebruiken en I voor doorgaand verkeer alles reeds gereed had bij de opening van het Wt lerdoksiation op 15 October 1878, zoo zelfs, dat de vertrekuren daarna geregeld werden Dat dit zoo natuurlijk vervoer niet plaats heeft, is alle omdat de minister reden schijnt te hebben het niet toe te laten. 01 overeenkomst van 1875, door de vorige regering met de Rijnspoorweg-maa schappij gesloten, hier het publiek belang wezenlijk in den weg staat, die male, dat dit in dezen in handen dier maatschappij zou zijnmogt b twijfeld worden, doch kon de raad van administratie niet beslissen. I voorzitter gaf de verzekering, dat de llollandsche ijzeren spoorweg-maa schappij voortgaat door aandrang en medewerking al het mogelijke te dot om de maatschappij en het publiek in het genot te stellen van een gerie hun te lang reeds onthouden, nadat de zoo kostbare staatswerken in zot verre gereed zijn. De heer dr. J. Forster aanvaardde gisteren zijn professoraat in de gi zondheidsleer en de geneeskundige politie, aan de universiteit te Amsterdan met eene redevoering, in de groote gehoorzaal van Felix Meritis.ovet «das Wesen iiud die Stellung der Gesundheilslehre an den Universiiaten." Uit 's Hertogenbosch meldt de Nbr.: Naar wij vernemen hebben dt afgesloten registers van den burgerlijken stand over 1878 tot velerlei aar merking aanleiding eegeven, vooral in het arrondissement 's Herlogenboscl lleeds zijn eenige ambtenaren van den burgerlijken stand voor de reglban alhier gedagvaard en wacht waarschijnlijk nog velen anderen hetzelfde lot De Luxemburgsche kamer, na het overlijden van den prins bijeengt roepenheeft eene commissie benoemd tol het ontwerpen van adressen vat rouwbeklag aan den koning-groothertog en aan de prinses. Nadat beid adressen waren vastgesteld, gaf de commissie als hare meening te kennen dat deze dag geen waardiger bladzijde in de jaarboeken der kamer zoj kunnen beslaan, dan wanneer bij deze gelegenheid een besluit werd genome in den geest van den overledene, den weldoener der armen. Mitsdien steld zij voor: «het onlangs vastgestelde cijfer der toelagen voor instellingen vat weldadigheid met 10000 fr. te verhoogen". Met bijval werd dit zoowe namens de regering als door de kamer goedgekeurd. Aan een particulier schrijven uit Walfcrdange ontleent het IV. v. d. D o. a. het volgende: Maandagavond hadden wjj bier een plegtig, indrukwek kend oogenblik. Tegen zeven uren stonden allen, van den hofmaarschall af tot de minste dagloonster, om de sponde geschaard van den edelen prins Het was alles dood eenvoudig. De prins lag daar als slapende. Sleehts di deken was met eenige witte bloemen bestrooid. De prinses-weduwe, ii diepen rouw gehuld, werd binnengeleid en knielde, zacht snikkende, aai het hoofdeinde. Met vaste, plegtige stem nam daarop d«. Neumareker hel woord en riep, uit naam van hen, die hier «als kinderen om het sterfbet van hun aller vader geschaard stonden", aan den overledene een eeuwif vaarwel toe. De korte, hartelijke toespraak van den geestelijke werd slecht! afgewisseld door zachte snikken en verzuchtingen. Voor psalmgezang hat men geen, kracht. Een treffend oogenblik was het, en al word ik honden jaar oud, ik zal het nooit vergelen. Het zal altijd bij mjj een ernstiget indruk achterlaten. De prinses werd weder uitgeleid en nu kon iedereet nog eens voor goed afscheid nemen van den braven prins. Wij druklei hem nog eens met innigheid de kil.e hand en allen verlieten diep bedroeft de sterfplaats. IZie verder hel Bijvoegsel) -J Al)VEIt I E N T I E lY lieden overleed Mejuffrouw JOHANNA DE REK. in den ouderdom van bijna 77 jaren. A. BOE KWIJT, Leiden, 16 Januarij 1879. Executeur Testamentair. Voor de vele bewijzen van deelneming, ontvangen bij het overljjden van Mejuffrouw ANNA MARIA SCHRANTbetuig ik namens de familie oprech ten dank. C. J. VAN DEN AABDVVEGH. Hartelijken dank aan allen, die dezer dagen blijken van hunne belang stelling. hem persoonlijk betreffende, hebben gegeven. 18 Jan. 1879. J. ENGELS JL

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1879 | | pagina 2