LONDEN, 13 December. Lagerhuis. Beraadslaging over het voorstel-
Whitbrèad. De heer Hartington beaamt niet het gevoelen dat het parle
ment geen oordeel heeft uit te spreken, wanneer de oorlog eens begonnen
is. De gebeurtenissen hebben getoonddat lord Northbrook gelijklord
Salisbury ongelijk had. De regeringdie vier wegen kón inslaankoos den
slechtstennl. dienwelke naar het bezetten van Afganistan of van een
deel van dit land leidt, De gedachte, dat Rusland een inval zou doen, is
bespottelijk. Spr, valt lord Lytton, onderkoning van Indie, zeer heftig aan
en eischt zijne terugroeping, welke echter niet te verkrijgen is, zoo lang
de tegenwoordige regering bestaat. De minister Northbrook geeft zijn leed
wezen te kennen over dezen aanval op lord Lytton, welke zijn gezag be
nadeelt.
WASHINGTON, 13 December. De senaat heeft met 35 tegen 26 stemmen
de door Edmunds voorgestelde kieswet aangenomen, waarbij de wijze van
stemopneming bij de verkiezing van den president der Unie geregeld wordt.
Indièn in een der staten de gelegenheid der stemming wordt betwist, moet
de zaak door dien staat uitgemaakt worden, en mogt dit niet kunnen ge-
schièden, dan zal het congres eene beslissing nemen.
DARMSTADT, 14 December. De groothertogin is heden morgen ten half
acht ure overleden.
BERN, 14 December. Een afgevaardigde van het bewind van Neufchatel
heeft de drukkerij van de Avant-garde gesloten. De bevolking vaii Chaux
de Fonds heeft dien maatregel toegejuicht.
LEIDSCHE SCHOUWBURG.
vLc PeHf Due", Opéra Comique en 3 Actes de Mrs. H. Méilhac et
L. Halévy. Musique de Mr. Charles Lecocq.
Door een zeer talrijk publiek werd gisterenavond de opvoering van boven
staande opera, door het Haagsche gezelschap, bijgewoond. En niemand zal
zich zeker zijn avond beklaagd hebben, want is «Le Petit Due" een amusant
stuk, over de uitvoering mocht men tevens tevreden zijn. Charles Lecocq
en zijne libretto-schrijvers welen hunne opera's of operettes altijd zóó in te
richten, dat zij den ernstigsten mensch aan het lachen brengen. (En wie wil
niet graag eens lachen in deze droevige wereld?) Wat men ziet en hoort
mag soms banaal zijn of wat équivoque, doch iets origineels, iets dat men
niet verwacht hadis er nooit in te miskennen. Zijn de toestanden niet
altijd nieuw, ze zijn toch weer zóó voorgesteld dat ze nieuw schijnen.
Ook met //Le petit Due" is dat het geval. Het onderwerp heelt veel over
eenkomst met het allerliefste blijspel: /'De overste van achttien jaren", ook
wel genoemd: de kolonel uit vroegeren tijd", waarin jaren geleden de be
kende Duitsche actrice Friederike Goszmann, en ook onze Suzanna Sablai-
rolles heeft geschitterd. Daar wordt voor den held van het stuk eenvoudig
een Regiment gekocht, dat hij als kolonel zal commandeeren; bij Lecocq en
zijne medewerkers is het uitgangspunthet huwelijk, wegens familie-belangen,
van den achttienjarigen hertog met een nog jonger bruidje. Aan den echtge
noot geeft men nu een commando over een Regiment om hem zelfstandig
heid te leeren en het hertoginnetje stopt men zoo lang op een kostschool,
waar zij twee jaren blijven moet. De vereeniging dezer twee bijzonderhe
den huwelijk en verheffing tot kolonel is zeer geestig bedacht en wordt de
oorsprong der koddigste gebeurtenissen. Verschaft men een kleinen jongen
timmermansgereedschap, dan bestaat er veel kans, dat hij overal spijkers
zal slaan en stukken van de meubelen zal zagengeeft men nu aan dien
jongen hertog, dien men wreed van zijn vrouw beroofteen Regiment, dan zal
hij het natuurlijk dadelijk gebruiken om zijn weggevoerde vrouw te bevrijden.
Nadat hjj eerst heel aardig gevraagd heeft of hij wel heusch kolonel is, of maar
zoowat op dezelfde manier als hij den titel van echtgenoot draagt beveelt
hij. na het toestemmend antwoord, aan zijn onderhoorigenop te rukken
en de kostschool in quaestie te belegeren. Of zoo iets in die dagen moge
lijk was en of de Regeering daarvoor hare regimenten liet gebruiken, ge-
looven wij niet, doch in een opera is alles mogelijk. Wij krijgen nu aller
aardigste scènes op -het pensionnaat. Eerst de zangles, dan de aardige
gesprekken der pensionnaires met de pas aangekomen duchesse de Partenay,
de koddige les in de litteratuur van den geleerden Frimousse, de schrik
bij liet vernemen van krijgsgerucht, gevolgd door de verschijning der ge
blinddoekte parlementairs, met wie de guitige éleves blindemannetje gaan
spelen. Vervolgens treedt de //petit Due" als boerinnetje gekleed op, ter
wijl de; docent Frimousse, met de koks en tuinknechts zich, sidderende
van angst, ter verdediging toerust. Het pseudo-boerinnetje bevrijdt de
gevangene duchesse, terwijl de directrice en de pensionnaires (heigeen een
zeer ondeugende greep is van de auteurs) zijn weggeloopcn om uit de
ramen van de slaapzaal naar de mooie soldaten te gaan kijken. Het pen
sionnaat wordt stormenderhand ingenomen en de kolonel is in het bezit
'zijner vrouw, maar de directrice brengt hem onder het oog hoe on
mannelijk hij handelt om tegen vrouwen te strijden, terwijl de vijand aan
de grenzen slaan. Le petit Due schaamt zich over zijn gedrag, zijne vrouw
spoort hem zelve aan //Va te battre, mon cher mari, lei je jure de t'atten-
dre," en hij vertrekt om wonderen van dapperheid te verrichten. In de
3« acte, die beneden de If staat, blijkt ook zijn heldenmoed. Door de
verschijning van hem en zijne dragonders wordt de vijand verjaagd en
alleraardigst is zijn vraag aan zijn leermeester, den officier Montlandry:
of dit nu //une bataille, une vraie bataille" is geweest, terwijl het toe
stemmend antwoord hem in verrukking brengt. De jonge duchesse komt i
onverwacht bij hem in zijn tent; zij is het pensionnaat ontsnapt om haar
man te zoeken. De scène dier twee beminnende personen is bekoorlijk.
Ten slotte mag hij ter belooning van zijn moed, zijn vrouw behouden.
De aangename indrukwelken het stuk blijkbaar op de toeschouwers ge
maakt heeft, is voor een groot deel toe te schrijven aan het fraaie stem-
geluid, en het losse, natuurlijke spel van Mile Blanche Miroir, als le petit j
Due, trouw ter zijde gestaan door Mile Mascart, als de Duchesse. Verschei
dene tooneeltjes muntten uit door bevalligheid en diep gevoel. Denken
wij sleehts aan het fraaie duo in de lc acte, dien lieven wedstrijd tusschen
i //Je vous aime" en //Je t'aime". In de 2e acte werden aan Mile Miroir, na
de uitmuntende voordracht barer coupletten, twee fraaie bouquetten geschon-
j ken. Verder verdienen, behalve Mme Granier als de directrice van het
Pensionaatook de heeren Desgoria als Montlandry en de Beer als Frimousse
afzonderlijke vermelding. De eerste is een goed zanger en de tweede onna
volgbaar als komiek. Niet weing bracht hij de lachspieren in beweging. De
koren volbrachten hunne niet gemakkelijke taak bijzonder goed. De zangles
I werd zoo uitmuntend uitgevoerd dat de Solfège bis werd gevraagd.
De velerlei costumes waren smaakvol, die van Mile Miroir prachtig.
Leiden, 14 Dec. 78.
INGEZOIIIDEE
Het is uit de aankondigingen in de dagbladen bekend, dat de Afdeeling
Leiden der Maatschappij tot bevordering der Toonkunst van de Aldeeling
Amsterdam de opdracht heeft ontvangen, om de leden van haar zangkoor
uit te noodigen tot medewerking aan het Muziekfeest, dat 2325 Mei, ter
viering van het 50-jarig beslaan der Maatschappij, te Amsterdam zal plaats
hébben. De feestcommissie is druk in de weer. om de hospitaliteit der
inwoners van de hoofdstad voor de zangers en zangeressen in te roepen,
en biedt hun, die zulks verlangen, bij die gelegenheid logies aan. Het be
stuur der Afdeeling en commissarissen van het zangkoor hebben, zooals uit
verschillende advertenties gebleken is, de gelegenheid tot deelneming aan
dit Nederlandsche feest zoo algemeen mogelijk willen openstellen, en daarom
nog opzettelijk aangekondigd, dat het lidmaatschap van eene andere zang-
vereeniging geen bezwaar behoeft te zijn, om zich voor deze gelegenheid
aan het zangkoor der Afdeeling aan te sluiten. Dat men lid van dit laatste
moet zijn, zoolang de repetities en het feest duren, spreekt van zelf; men
moet onder dezelfde verplichtingen staan, om in de volle rechten van de
gewone leden van het zangkoor te kunnen deelen. Maar men kan het tijde
lijk zijn, en speciaal voor deze gelegenheid, zonder dat men zich ook voor
later behoeft te verbinden. Dit werd nog in het bizondèr aan Commissa
rissen der Leidsche Zangvereeniging geschreven; en hun aan de hand ge
daan, om de aanmelding van diegene harer leden, welke zich wilden aan
sluiten, te doen plaats hebben door hun intermédiair; zoodat het waarlijk
wel te verwonderen is, dat men daaruit iets anders heeft kunnen putten
dan het streven, om de deelneming ook voor anderen dan de eigen leden,
zoo gemakkelijk mogelijk te maken, en om met de Leidsche Zangvereeni
ging in goede verstandhouding te leven.
Intusschen, dit aanbod werd door Commissarissen van deze met weigering
beantwoord, en wel in termen, die, om er niets meer van te zeggen, de
grenzen der betamelijkheid overschrijden.
Waar moet dit toch heen? Moeten zulke middelen dienen, om de Leid
sche Zangvereeniging te handhaven? Wordt nu, nadat men pas opgehouden
heeft, de Leidsche Maatschappij voor Toonkunst door weigering van samen
werking te indisponeeren, openbare vijandschap gezocht met de Afdeeling
Leiden?
Het is m. i. een geheel verkeerde weg, die aldus wordt ingeslagen. Laat
de Leidsche Zangvereeniging, als zij zich krachtig en strijdlustig gevoelt,
wedijveren om den voorrang door ijver en inspanning, laat zij trachten uit
te munten, zoo veel zij kan, door voortreffelijkheid van kunstoefening!
Zulk een wedijver, met eerlijke middelen, komt der kunst ten goede. Maar
samenwerking te weigeren, zich te isoleeren, zich vijandig te stellen tegen
eene andere vereeniging, en deze te beleedigen, is uit het oogpunt der
kunst niet te rechtvaardigen, verraadt zwakte in plaats van kracht, en kan
ten slotte niet anders dan nadeelig zijn voor de vereeniging zelve.
De jeugdige Zangvereeniging der Afdeeling heeft, als zij wedijverde met
hare oudere zuster, dit gedaan op betamelijke wijze, en daarbij nooit samen
werking geweigerd, integendeel die aangeboden waar gelegenheid bestond.
Er is wel te kennen gegeven, dat, indien de samenwerking van het zang
koor voor eene grootere uitvoering der Leidsche Zangvereeniging gewenscht
werd, deze zeker niet zou worden geweigerd. Men heeft echter dit mid
del, om eene goede verstandhouding te verkrijgen, niet aangegrepen, geljjk
men in het belang der kunst, en van de Vereeniging zelve, had moeten
doen. Het is bekend, dat van wege de Afdeeling eenmaal is voorgesteld,
eene groote gemeenschappelijke uitvoering te geven onder directie van
Brahms, die zich daartoewelwillend beschikbaar had gesteld. Ook dit Is
afgeslagen. En nu het geldt, Leiden, met terzijdestelling van locale rivali
teit, op het nationale feest le vertegenwoordigen, wordt met beschimping
geantwoord.
Ik meen tegen deze wijze van doen ernstig te moeten waarschuwen. Er
is hier, in het algemeen, gezindheid genoeg om te vergeten en te vergeven
wat eenmaal gebeurd is; maar alles heeft zijne grenzen, en er is een hol-
landsch spreekwoord: //de kruik gaat zoo lang te water tot zij breekt."
Ik wilde daaraan herinneren, voordat het misschien te laat is. En hiermede
heb ik mijn laatste woord gezegd. Laat ieder nu voor zich zelf beslissen,
en oordeelen wat hij doen of laten wil.
Een vriend van vooruitgang en vrede.
AHA9EIHIE-NIEUW8.
PROMOTIEN AAN DE LEIDSCHE UNIVERSITEIT.
Den M"1611 December de lieer K. Polano, geb. te Rotterdam, in de genees
kunde, na verdediging van zijn akademisch proefschrift: Bijdrage tot de
pneumato-therapie.
Denzelfden dag de heer A. J, van Thiel, geb. te Haarlem, in de rechts
wetenschap, na verdediging van zijn akademisch proefschrift: Art. 406
Code Pénal.
Denzelfden dag de heer P J. Hoekstra, geb. te Grouw, in de letteren,
na openbare verdediging van zijn akademisch proefschrift: Quaestiones de
Aristophanis Vespis.
298,lt Staats-L/OtertJ.
Vijfde Klasse. Trekking van 14 December.
Prijs van 100: N°. 13115.
15726 niet met premie van 3000.
Prijzen van f 70.
446 2302 4399 6682 8890 10153 11807 12132 14208 16842 17937 19163
713 3122 5942 8203 9735 10718 12106 14089 14229 16881 18743
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRaBBE,