DSC IIE
X°. 190»
WOENSDAG 14 AUGUSTUS.
1ST*.
)rtsgr,
climaij
■r bek,;
1 wop),
De Courant verschijnt dagelijks, Zon- en Feestdagen uitgezonderd. De ]irijs der Courant is per vierendeel jaars f 3.franco p. p. f 3.50,
mei het Verslag der Handelingen van den Gemeenteraad f 3.35, franco p. ƒ3.85, liet verslag afzonderlijk is verkrijgbaar voor f 2.50
's jaars, huilen de expeditiekoslen. Afzonderlijke nomniers der Courant zijn verkrijgbaar voor 5 Cents, franco p. p. 6 Cents.
He prijs der AdverlcniiCn is van 1—4 regels iedere regel meer 25 cents.
RINNENLANDSUIE BERIGTEN.
LEIDEN, 13 Augustus.
Het Staatsblad n". 103 bevat liet kon. besluit van 30 Julij jl.bepa
lende dat de daarbij vermelde makingen aan de rijks-universiteiten te Leiden
en Utrecht de dusver daaraan gegeven bestemming zullen behouden. Dat
be.dnit is van den volgenden inhoud Overwrgeude: dat voleens art. 107
dei' wet van 28 April 1876 van bestaande makingen ten behoeve eener
theologische faculteit of van theologische studiën, al?mede van beslaande
sbclitingén van beurzen ol leenen ten voordecle van studerenden in de theo
logie aan eene van 's rijks universiteiten, indien eene regeling, zooals in
art. 104 is bedoeld, tot stand is gekomen, door ons de voortdurende be
slemming wordt aangewezen op de wijze, die bet meest met het doel der
erflaters en stichters overeenkomt: dat de regeling, in art, 104 der aan
gehaalde wet bedoeld, tot stand is gekomen: dat de volgende makingen
enz. bestaan: aan de rijks-universiteit te Leiden: van Samuel de Zee, dd.
10 Februarij 1724, van S. J. en J, Drijfnoo, dd. 26 Julij 1779. van Hendrik
Simonides Mijsberg, dd. 9 Julij 1827 en van J. H. Oosterdijk, dd. 28 No
vember 1860; Utrecht: van Daniel Bernard Guiljamsz, van Johan llreijer,
van jufvrouw A. Everwijn, van Hieronymus van Alphen, van J. L. van
Frankendaal, van Jan David van den Ende, van Pefrus van Mastricht en
van Engel van Vianeti; hebben goedgevonden en verstaan te bepalen,
dal voormelde makingen de dusver daaraan gegeven bestemming zullen
behouden.
In liet door de Staatscourant achtereenvolgens medegedeelde verslag
omtrent den toestand van bet rijks museum van oudheden alhier, deelt de
directeur mede dat een talrijk bezoek, zoo van vreemden als van landgc-
nootenop de Zondagen vooral van inwoners der stadvan belangstelling
getuigde en in ieder geval ten bewijze strekte, dat de gelegenheid van on-
bcperkten toegang door velen aangegrepen, een uitnemend middel bleef om
op de rustdagen eene nuttige verpoozing te leveren aan de arbeidende klasse
en een tegenwigt aanbood tegen het zoeken van uitspanningen die zoo ligt
tot uitspattingen voeren. Tol zijn leedwezen konden de bezoeken van
beurtelings een bepaald getal getrouwe toehoorders der, door hel Leidsche
departement der maatschappij tot Nut van 't Algemeen vcrorderdc volksvoor
lezingen, op de wijze waarop dit in het voorgaande jaar op enkele der
Zondagen geschied was, niet meer worden voortgezet Niet alleen de steeds
meer en meer ingekrompen ruimte tnsscben de voorwerpen, maar vooral
het bezwaar, om op die dagen steeds behoorlijk te voorzien in de behoefte
aan het geleide van eenen Ik voegden persoon voor het geven van eenvou
dige en bevattelijke toelichtingen, stelden beletselen in den weg die niet
konden opgeheven worden. Dat overigens die gelegenheid tot vermeerdering
van nullige kennis door velen gewaardeerd was geneest en velen haar
wederom wenschten geopend te zien, was hem van verschillende zijden
gebleken.
De directeur doet ook mededeeling van het feit dat in den zonter van het
algeloopen jaar plaats had, t. w. van den diefstal, waarbij het museum van
oudheden, evenals kort te voren het Britsch museum te Londen, hel verlies
van een aantal kostbare voorwerpen te wijten had. ilij zegt daaromtrent
het volgende:
Op of omtrent den 15den Junij had een jonge Duitscher, zich noemende
baron von Freitag Eslorf, maar ook Ernest Mensching, student aan de uni
versiteit ie Straatsburg, en, zooals naderhand schijnt gebleken te zijn, hcc-
tende baron Clamor Otto August Segebode von Freitag uil Estorf in Hano
ver, werkelijk als student in de regten aan genoemde universiteit inge
schreven, in het Britsche museum op een onbewaakt oogenblik zich meester
weten te maken van 13 gesneden steenen, zeldzaam en kostbaar, zoowel
om de stof zelve, als om de bewerking, den aard der voorstellingen en dc
opschriften, van Aziatische afkomst, en eene ivoren plaat met uitkomend
werk en hiëroglyphcn Hoogst waarschijnlijk was bij rr in geslaagd om
met eenen valscheh sleutel of ander werktuig de steeds goed afgesloten les
senaars te openen, onbemerkt onder de kleinere voorwerpen een goeden
srreep te doen en zich met zijnen buit te verwijderen Op den 18Jfn Junij,
dus drie dagen later, bragt hij een bezoek in het museum te Leiden, waar
hij zich in liet bezoekersregister inschreef als Ernest Mensching, cand. jur.
Hanover, en zich geruimen tijd met bet bezigtigen van enkele zalen onledig
hield. Den volgenden dag meldde hij zich weder aan, doelt toen niet den
wensch om mij te spreken, waarin hij, om mijne afwezigheid, eerst des
namiddags tegen ongeveer 6 uren slaagde, en wel aan mijne woning. Daar
had hij een naamkaartje van Ernest Mensching, cand. jur., afgegeven en
berigtte mij dat hij te Straatsburg studeerde, neef was van den onlangs
overleden hoogleeraar Grotefend, en, uit diens nalatenschap in het bezit
gekomen van eenige gesneden steenen, intaglio's van Babylonische, Assyri-
sche en Perzische afkomst, niet mij over den verkoop aan het museum
wenschte te onderhandelen; tevens deelde hij mij mede dat hij enkele dier
steenen aan liet Kon. kabinet van penningen en gesneden steenen te 's Gra»
venbage verkocht had, en door den directeur aan mij verwezen was voor
eene onderhandeling omtrent de overige voorwerpen. Zooals mij naderhand
bleekzijn mij door den roover al de uit het Britsch museum gestolen
voorwerpen, voor zooverre bij die nog niet verkocht had, en daarbij ook
het zoo zeldzaam ivoren reliefplaalje, ter bezigtiging voorgelegd. Om meer
dan eene reden meende ik echter niet in eenige onderhandeling lot aankoop
te kunnen treden. Ware mjj de in Londen gepleegde diefstal toen bekend
geweest, zooals ik die eerst eenige dagen later, in de eerste dagen van
Julij, uit de dagbladberigten, toen echter nog slechts zeer onvolledig, had
vernomen, dan zou de man bij mij welligt onder de verdenking gekomen
zijn, ware eene ontdekking mogelijk geworden en hel vadcrland.-ch museum
behoed gebleven tegen een gelijk lot als dat waarvan het Britsche het
looneel was geweest. Waarschijnlijk heeft von Freitag bij die herhaalde
Dezoeken op 18 en 19 Junij zijn terrein in hel museum verkend en zich
voorzien van eenen afdruk in was ol diergelijke stof van de, voor al de
kasten en lessenaars opzettelijk naar een zelfde model vervaardigde sloten.
Op den 16,leD Julij, dus eene maand later, heeft hij zijn bezoek in het
museum herhaald, althans wordt op dien dag de naam E. Mensching, slud.
jur Hannover in het bezockersboek wederom gevonden. Het was toen een
dag van afzonderlijke bezigtiging, die slechts onder geleide van den custos
plaats heeft, maar het groote aantal gezelschappen die zich op dien dag
aanmeldden. en gelijktijdig zich in de verschillende zalen bewogen, maakte
eene voortdurende strenge bewaking onmogelijk, en zoo nam de dief, wel
ligt met hulp van eenen medgezcl (s'echts één persoon van elk gezelschap
is gehouden zijnen naam in te schrijven) de gelegenheid waar, om in eene
benedenzaal, die der Indische monumenten, drie zware prachtige gouden
Javaansclie ringen, en uit eene der bovenzalen van de Egyptiselieoudheden,
zes gouden ringen, een halsketen, eenen gesneden steen en een achttal
versiersels van jaspis, talksteen en groen geëmailleerde gebakken aarde,
de ringen en halsketen vooral van uitstekende waarde, uil de kasten en
lessenaars te bemeesteren. Drie dagen later werd hel museum door een
bezoek van den keizer en de keizerin van Brazilië vereerd; maar was,
ofschoon bij zulke gelegenheden meer opzettelijk ook de aandacht op de
kostbare, door stof en kunst uitmuntende versierselen pleegt gevestigd tc
worden, het ontbreken van de weggeroofde stukken niet ontdekt. Die ont
dekking bail eerst eenige dagen later plaats op den 23st™ Julij. Toevallig
had dc custos in het voorbijgaan van eenen der lessenaars eenen der gou
den Egyptische ringen vermist; een onmiddellijk onderzoek bragt aan het
licht dat ook nog andere kostbaarheden ontbraken, maar het verlies werd
eerst in zijn geheclen omvang hekend. toen bij de werkzaamheden tot aan
vulling der gedrukte naamlijsten in de afdecling der Javaanschc oudheden,
ook daar drie der zwaarste gouden ringen ontbraken.
Op den 19dfn Julij, dus den derden dag na het plegen van den diefstal,
had de dief de onbeschaamdheid zich tc Londen bij eenen der conservatoren
in het Britsche mtiseum, den heer Aug. W. Fraiiks, aan Ie melden, en aan
dien heer eenige der te Leiden ontvreemde voorwerpen te koop aan Ie bie
den. Men mag vragen hoe de man zich in eene inrigting, waarin hij eene
maand vroeger zulk eenen aanmerkelijken diefstal van soortgelijke voorwer
pen gepleegd had, heeft durven wagen. Maar hij beging het waagstuk,
slaagde er zelfs in om eenige ringen te plaatsen, onderhandelde over
den verkoop van andere met eenen in Londen gevestigden handelaar
in oudhedenverliet Londen om zich naar Parijs te begevenzette ook
daar eenige der te Leiden ontvreemde voorwerpen hij kunsthandelaars van
dc hand, enkele ook nog aan den zich toen aldaar bevindenden Londen-
schen handelaar, nadat hij te Brussel zich ontdaan had van de gesneden
steenen enz. uil liet Britsch museum. Inlusschen had de lieer Franks mij
herig!dat enkele der hem te koop aangeboden ringen hem voorkwamen