LEIDSCHE
0III A T.
VRIJDAG 17 AUGUSTUS.
N°. 103,
STADS-BERICHT EN.
PATEWTELADE N.
BINNEN LA NDSCHE BËRIGTEN.
De Courant verschijnt dagelijks, Zon- en Feestdagen uitgezonderd. De prijs der Courant is per vierendeel jaars f 3.franco p. p. ƒ3.50,
met het Verslag der Handelingen van den Gemeenteraad f 3.35, franco p. p. f 3.85. Het verslag afzonderlijk is verkrijgbaar voor f 2.50
'sjaars, builen de expeditiekoslen. Afzonderlijke nonmers der Courant zijn verkrijgbaar voor 5 Cents, franco p. p. 0 Cents.
De prijs der Adverlentién is van 1—4 regels 1. iedere regel meer 25 cents.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN doen te welen, dal de
Gemeenteraad, ingevolge art. 265 der Wet van 29 Juni 1851 (Staatsblad
11°. 85), in zijne vergadering van heden het le suppletoir kohier van de plaat
selijke directe belasting voor het jaar 1877 heeft vastgesteld en dat kohier
alsnog ter Secretarie dezer gemeente, gedurende acht dagen, voor een ieder
ter lezing is nedergelegd; terwijl binnen dien tijd elke op dat kohier aan
geslagene, krachtens de 5« zinsnede van bovengenoemd wetsartikel, zijne
bezwaren tegen den aanslag, bij verzoekschrift op ongezegeld papier, bij de
Gedeputeerde Staten dezer provincie kan inbrengen.
En geschiedt hiervan afkondiging door plaatsing in de Leidsche Courant.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE EREMERY, Weill. 1° Burgemeester.
Leiden, 16 Augustus 1877. E. KIST, Secretaris.
De BURGEMEESTER, Hoofd van het Gemeentebestuur van Leiden, doet
te weten dat de ingevulde patentbladen over het dienstjaar 1877/8 voor
wfjk IV. bij liet College van Zetters, in een der vertrekken van het Raad
huis dezer gemeente, verkrijgbaar zijn. dagelijks, des namiddags van één
tot drie uren, en wel tot en met Zaterdag 18 Augustus a. s.terwijl
na het verstrijken van dien termijn, de onafgehaalde patentbladen van die
wijk ter uitreiking moeten worden afgegeven aan de deurwaarders der
directe belastingen alhier, die voor hunne moeite mogen cischen tien
cents, zonder meer.
En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Courant afgekondigd.
De Burgemeester voornoemd,
Leiden. 15 Augustus 1877. DE FREMERY, Welh. 1° Burgemeester.
LEIDEN, 16 Augustus.
In de heden gehouden zitting van den gemeenteraad werd het voorzit
terschap waargenomen door den wethouder de Fremery; de burgemeester
heeft verlof gekregen zich voor eenigen tijd uit de gemeente te verwijderen.
De voorzitter deelde o. a. mede dat was ingekomen een verzoek van den
hoofdonderwijzer in de gymnastiek, den heer Disse, om verhooging van
jaarwedde, en een verzoek van Gehr. van Hoeken tot hel bekomen van ge- g
meentegrond aan de Kijfgracht. Ook deelde hjj mede dat, iu verband met
het medegedeelde op 31 Maart jl eerstdaags den raad zou worden aange
boden een voorstel tot oprigting eener instelling tot vorming van 0.1. amb
tenaren.
Aan de orde was in de eerste plaats het onderzoek der geloofsbrieven van
de nieuw inkomende leden van den gemeenteraad. Die geloofsbrieven wer
den gesteld in handen eener commissie, beslaande uit de bh. Goudsmit, van
lleukelom en van Wensen, die na ecnig beraad, bij monde van haren rap
porteur, den heer Goudsmit, mededeelde dat die geloofsbrieven in orde en
regelmatig waren, zoodat zij tol toelating van al de benoemde leden advi
seerde. Achtereenvolgens werd dan ook met algcmecne stemmen besloten
tot de toelating van de hh. du Rien, de Fremery, Librecht Lezwiju, Harte-
■veltvan Hettinga Tromp, Juta, Willielmy Damsté en le l'oole. Bij de stem
ming over de toelating van den heer de Fremerynam de wethouder Librecht
lezwijn het voorzitterschap waar.
Na afloop daarvan werd de zitting geruimen tijd met gesloten deuren
voortgezet.
Na de heropening der deuren had de benoeming plaats van een leeraar in
de geschiedenis aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar
onderwijs. Daartoe werd benoemd de heer J. Woltjer, thans lijdelijk met
de waarneming dier betrekking belast.
Voor dat overgegaan werd lot de benoeming van een conrector van liet
gymnasium deed de heer de Laat de Kanter het voorstel die benoeming
aan te houden, ten einde nadere inlichtingen te vragen van hh. curatoren
omtrent de sollicitanten, omtrent hetgeen in 1867 en 1872 was medege
deeld omtrent de betrekking van conrector, en over het tijdelijk voorzien
in de vacature. Dit voorstel werd met 11 tegen 8 stemmen verworpen. De
heer van Iterson, die onder de tegenstemmers behoorde, dfed daarop een
dergelijk, maar gewijzigd voorstel, t. w. om de benoeming aan te houden en
van curatoren inlichtingen te vragenwaarom zij meenden de voorkeur te
moeten geven aan den voorgedragen candidaal en over de voorgestelde
tijdelijke voorziening, alsmede omtrent de wijze en de kosten van die lijde
lijke voorziening. Dit voorstel werd door den heer Gondsmit in dien zin
geamendeerd dat aan curatoren in de eerste plaats de wensch zal kenbaar
gemaakt worden naar eenige inlichtingen omtrent den tweeden sollicitant.
Het alzoo geamendeerde voorstel werd aangenomen met 16 tegen 3 stemmen.
Vervolgens werd, op zijn verzoek, J. A. 11. van Hartrop gecontinueerd
als klokkenist, eervol ontslag verleend aan H. van der Klip, als bewaarder
van de stads-timmerwerfen als zoodanig benoemd J. de Calavon. Voorts
werd, ingevolge hun verzoek, eervol ontslag verleend aan mej. S. H. W.
van Goor den üosterlingh, als onderwijzeres 2e kl. aan de meisjesschool
1' kl.en aan J. W. Segaar, als hulponderwijzer aan de jongensschool 2e kl.
De voordragt van burg. en welh., om gunstig te beschikken op het ver
zoek van J. 11. llcyl c. s.schippers op Utrecht, om ontheffing van de be
taling van padgeld werd met algemeene stemmen goedgekeurd.
De voordragt betrekkelijk de bijdragen van de omliggende gemeenten in
de kosten van liet lager onderwijs gaf tot gecne discussie aanleiding, alleen
leverde het moeijelijkheid op tot eenstemmigheid te geraken omtrent de wjjze
van stemming, ten einde eene zuivere beslissing in de zaak te verkrijgen,
omdat ook enkele Iedc-n niet alleen tegen eene bijdrage van 25maar ook
tegen eene bijdrage van ƒ10 waren gestemd. Het denkbeeld van de com
missie van financiën, om eene bijdrage van ƒ10 te vorderen, werd door den
heer van der Lith als ameudement voorgedragen op het voorstel van burg.
en welh., dat eene bijdrage van. ƒ25 bedoelde. Dat amendement werd het
eerst in stemming gebragt en aangenomen met 13 tegen 4 stemmen. Het
aldus geameudeerde voorstel van burg. en weth. werd daarop in stemming
gebragt en met 14 tegen 2 stemmen aangenomen.
De voordragt tot wijziging van hel tarief voor het gebruik van de gehoor
zaal en tot vaststelling van de voorwaarden voor de openbare verpachting
van hel buffet, werd, op voorstel van den heer Goudsmit, aangehouden. De
heer Goudsmit meende dat enkele Jcdcn voornemens waren wijzigingen in
sommige bepalingen voor te stellen en achtte het minder geschikt daarover
in deze zitting, die reeds door eenige leden was verlaten, te beraadslagen.
De voorzitter en de lieer de Laat de Kanter verklaarden zich tegen uitstel,
omdat de zaak spoedeischend was, daar het contract met den legenwoordi-
gen pachter met 14 September eindigde. De heer Goudsmil meende dat een
kort uitstel niet zou schaden.
De voordragt betrekkelijk de tijdelijke voorziening in de vacature van
leeraar in de natuurlijke historie aan de gemeente instellingen voor hooger
en middelbaar onderwijs, alsmede het eerste suppletoir kohier der plaatse
lijke directe belasting, dienst 1877, werden goedgekeurd. Ook werden
goedgekeurd de rekeningen over 1876 van vrouwen-kraammoeders, van het
r k. armbestuur, van het r. k. wees- en oudcliedenhuis en van het II. G.
of arme wees en kinderhuis.
Voor het sluiten der vergadering vroeg de heer Willielmy Damsté aan
den voorzitter ol het niet hoogst noodzakelijk was de verpachting van het
buffet iu de stads-gehoorzaal aan te kondigen, met het oog op den tijd dat
die pacht zou ingaan t. w. 14 September. Voor eene gewenschte concur
rentie achtte bij dit dringend noodig. De voorzitter antwoordde dat dit
nog moeijelijk kon geschiedenomdat de voorwaarden nog niet vastgesteld
waren, alleen zou men voorloopig kunnen aankondigen dat men voorne
mens was in September de verpachting te houden. De heer de Laat de
Kanter zeide dat het de wil van den raad was geweest de behandeling
der voorwaarden uit te stellen. Wanneer er eene aankondiging plaats had.
zou hij thans niet in slaat zijn aan belanghebbenden, desgevraagd, inlich
tingen te geven. De heer Willielmy Damsté meende dat eene dergelijke
zaak minstens drie maanden te voren aan de orde had moeten komen.
Het dagblad de Tijd beschuldigt ons. dat wij ten opzigte van de stem
pelsnijders aan 's rijks munt eene hatelijke onwaarheid hebben verzonnen.
Wat het blad beweegt nu aan ons toe te schrijven wat het te voren als
van een //onbekende" afkomstig mededeelde weten wij niet. Die beschuldi
ging echter verpligt ons hier te doen opmerken dat wij met geen woord van
die stempelsnijders hebben gesproken, en de Tijd vriendelijk te verzoeken,
hetgeen door de redactie is geschreven en hetgeen in een ingezonden stuk
staat in het vervolg wel te willen onderscheiden.