ADVERTENTIE N. hunne eigen oogen onfeilbare ideeën. Voor ons ecbter blijft de troost dat het niet kan. Wanneer we in de vragen des lijds artikelen zien, die er op aandringen dat men deze mecning moet omhelzen, dat huwelijk een paskwil is, en meer kinderen te hebben dan men kan onderhouden, een domheid, dan vragen we onwillekeurig: waar gaat dat heen? Kwaad doei het niet, zal de man van kennis en verstand zeggen, maar dan ook alleen voor hem. Voor den minder ontwikkelde kan het zeker kwaad. Niet voor den ontwik kelde doen de verwrongen stellingen van een Naqnet kwaad, noch een óf verkeerd begrepen óf verkeerd ritgelegde leer van Mailbus. Men rekene alleen op de gevolgen en die zijn vreesselijk. Men zou om hel beste te nemen een goed doel kunnen beoogen en daar voor een slecht middel aan de hand doen. Redeneer nooit abstract met hem die alleen door de werkelijkheid bestaat en daarin zijn geluk vindt en zich daarbij werkelijk wel bevindt. Verkoop geen opgeschroefde of holle theorie over dat wezen dat juist door zijne eenvoud, liefde en zachte ingetogenheid den sterksten man vermurwt en een hcilzamen invloed op hem uitoefent. Verkort daardoor niet het regt der moeders en vrouwen. Wanneer iemand vraagt: wat is mannelijk? men zon kunnen antwoorden: kracht, wil, moed en diezelfde man zoekt meest voor het vrouwelijk bij uitnemendheid, zachtheid, liefde en trouw. Ziedaar eene wet die door den één voor den andere het geluk bewerkt en voor den tijd regelt. Ik stel dit voorop en ga hierna de lezing van mej. Raart bespreken. De lezing bestond in ééne novelle of misschien nog beter in eene proeve voor een tooneelstuk, waarin de dialoog den boventoon roerde. Eene prach tige adelijke rijke bankiersdochter, Mathilda v. Molenbeek, met licht blond haar en hoog voorhoofd, slanke taille, groote sprekende oogen etc. is de hoofdpersoon. Overal gevierd en aangebeden heeft ze de kokette gespeeld: iedereen inge palmd, behalve hem dien zij meende dat haar met spotternij bekeek. Dit leven begint haar te vervelen, en ze wil iets anders en gelukkiger worden. Zonder cenigen overgang moet dit plaats hebben. Alfred van Swinderen is de man dien zij nog niet heeft vermurwd en die reeds zoo veel genoten heeft en zoo dikwijls de dupe is geworden, dat hij zich niet wil laten vangen. Toch bemint ze hem, ofschoon hij het eerst voor coquettcrie aanziet. Maar een vriend ziet verder en voorspelt hem dat hij als nakomeling van een ge slacht wat sterk gepassionneerdis ook daardoor te niet zal gaan. Beide menschen toch zijn voor elkaar geschapen. De ellendige wereld echter heeft door hare onbekookte wetten voor altijd eene vereeniging onmogelijk ge maakt. Alfred heelt eene vrouw die buitenslands zijn geld verkwist en daar geniet, terwijl hij ongelukkig zijn leven slijt. Hierbij volgt dus de uitbar sting tegen dat ellendige huwelijk, dat zooals zoo dikwerf eene vergissing is, en juist daarom zoo gemakkelijk verbroken moest kunnen worden. Een gril uit de jeugd moest geen man binden die ziet dat hij zich vergist heeft en omgekeerd ook geene vrouw. Mathilda wil echter goed doen en begeeft zich daartoe naar eene ingestorte mijn. waar ze de arme nog zuchtende en kermende mijnwerkers verpleegt, terwijl ze hen gelukkig noemt die na korten doodstrijd dadelijk zijn be zweken. Zij wil niet dat menschen meer in waggelende mijnen zouden werken en slaakt in verzuchting den kreet dat de geldzucht van den eigenaar zoo roekeloos de menschenlevens opoflert. Zij tracht in hare plannen een oom, een oud generaal, mee Ie slepen en wil hem dan eerst alles vertellen als hij een eed zal gedaan hebben niets te zullen zeggen. Dit gelukt eindelijk en de oom zweert, zoo waar hij deel der schepping is, niets te zullen vertellen. Men moet bekennen dat mej. Baart prachtig speelde en vooral in dien dialoog schitterende posen aannam. Maar die eed is een onding. Een officier gelooft men op zijn woord van eer en wil men iets anders dan zwere men den gewonen eed »zoo waarlijk helpe mij God", wat toch gemakkelijk te rijmen valt als men van schepping spreekt. Na veel acteren wordt de oom er van afgebragl zijn eed te verbreken en den vader niet deelgenoot van zijn geheim te maken. Kort hierop krijgt de vader eene beroerte en de oom verwacht nu kracht en moed van Mathilda. Zij bukt zich over haar vader, die oogenblikkelijk na die beroerte zeer duidelijk spreekt en haar raadt, daar hij nog slechts een uur te leven heeft, beter gebruik van hare schatten te maken, die hij haar nalaat, dan hij het in zijn leven gedaan heeft. Zij belooft dit en de oude heer sterft. Hierna verdwijnt Mathilda en acht jaren later hooren wij over haar spreken door eenige heeren op een partijtje. Er was er een die meende dat zij wel een vriend gevolgd zou zijn en een oud heer bestrijdt dit hevig, en wil alles bewijzen uit den blik dien hij van haar had opgevangen, toen zij het lijk haars vaders had nagestaard, niet ongelijk aan die wijze, welke wij op de prachtige plaat 'Ie dernier adieu" zoo dikwijls hebben aanschouwd Eene bedroefde vrouw, hier dochter, ligt het gordijn op. en staart den lijkstoet na Maar waar Malhilde blijft, wordt ook opgehelderd. Zij is geen M. meer, maar veranderd in julvr. Friperg. die het doctoraat in de medicijnen te Zürich heeft verkregen. Men behoeft zich daarover niet te verwonderen, want dat doen honderden mannen ook jaar lijks. Zij wordt benoemd als assistent bij een professor in het krankzinni- gen-instiliiut, die vreemd op staat te kijken eene dame te zien die hem altijd Ier zijde staat en hem altijd doctor noemt, (lp zekeren dag wordt eene vrouw binnrngebragten de bleeke onthutste Malhilde moet ze gaan bezoeken op N®. 23. M. was onthutst, want Alfred bad zich aangemeld om haar te spreken. Zij wil geen Malhilde meer zijn maar eindelijk bekent ze toch dal ze hem nog innig bemint, en verzoekt hem hierna heen te gaan, omdat ze alleen door zijne liefde lot al hare opofferingen in haar tegenwoordigen stand in staat was. Nadat zij dus op deze wijze van den man haars harten heeft afscheid ge nomen, zal zij de nieuwe patiënte gaan bezoeken. De professor van het geslicht ziel haar en constateert dal hij nooit die bleekheid gezien had op een gelaat ol het beleekendc iets slechts. Zij daarentegen houdt zich goed en gaat waar pligt haar roept. Eene krankzinnige vrouw, die maar niet kraukzinnig wilde zijn, wilde gaarne nog eens wraak oefenen op die wereld, die voor haar alles bedorven had, en alles rood verwen van bloed, van noord lol zuid, van oost tot west. Eeuwen zou zij willen lijden om die wraak te kunnen smaken. Haar be minde had moeten vertrekken met de uittrekkende troepenen toen de laatste terugkwamen, en het volk hel zegevierend leger met kransen begroette, was hij er niet bij. Die uitbundige vreugde was voor de arme eene bespot ting M. verpleegt ze, en vindt ze zelf ook niet zoo heel krankzinnig. Door beste oppassing en de aanhoudende zorgen van Malhilde slaagt men er in de vrouw te genezenmaar zooals M. zegt ten koste van haar zelve. H|> den dag dal de vrouw ontslagen wordt en gezond der maatschappij wordt teruggegeven ligt M. doodziek. Ze wilde Alfred nog eens zien en terwijl ze tobt en woelt denkt ze nog wel dat hij haar de oogen zal sluiten. Ein delijk ziet ze hem en roept //daar is hij!" en zinkt stervend in de kussens. Zie hier den hoofdinhoud der voordragt. Hel spel, want zoo moet men bel noemen, was uitnemend, de poses juist en gaven de toestanden prachtig terug. Hel stuk zelf heeft zeer ge- rinse waarde en indien men het leest en niet hoort op de wijze die jufvr. Baart ons gaf te aanschouwen werpt men het weg Zamenhang zit er niet in en hel idee is dun. Ecre echter aan de meesterlijke voordragtdie ge durende den gelieelen avond het auditorium voor het grootste deel heeft weten te boeijen. Maar ook dit. De nieuwsgierigheid van velen is bevre digd, doordat ze dit gehoord en gezien hebben. De liefelijke, duidelijke stem van jufvr. Baart brenge echter geen veranderde stemming Ie weeg. We hopen dat de theorie, in dat novelletje aangekleefd, geen weerklank vinde in de harten onzer vrouwen. Indien het ongeluk mogt willen dat men zoo gemakkelijk over alle maatschappelijke convenances heen stapt, dan zie ik bij het verdwijnen van haar, die) wij vrouw noemen, de rouw in de plaats treden. Met een gepast woord van dank tot de talentvolle spreekster besloot de president, de heer Werst, den avond. Hij zeide, dat, al waren ook velen uit nieuwsgierigheid gekomen, mej. Baart toch de overtuiging moest hebben dat zij ze geboeid had. Verder hoopte de voorzitter datals jufvr. Baart het volgend jaar nog eens eene tournée door het [land maakte, ze nog eens Leiden zou bezoekenwaar ze zoo goed ontvangen was en zulk een dank baar gehoor gehad had. HVGEZONOEN. Uitboezemiiiaf op en na 30 Januarij 1877. Van daag geen zonnestraaltje, Neen daar komt niets van in, 't Zuidwesten blaast en raast maar Met dollen, grammen zin. Op schoorsteen, boom en daken Beproeft hij al zijn woên, De regen valt bij stroomen, Wat kan de mensch hier doen!? Maar mijn gedachten dwalen Wat verder dan mijn oog De wind neemt toe in krachten, 'k Zie angstig naar omhoog... De storm breekt loszijn woeden Vervult met vrees en schrik; Ik denk aan dam en dijken, In 't hachlijk oogenblik. 'k Denk aan den wakkren zeeman Die lijl en leven waagt, Schoon 't woên der elementen Hem 't schuim om de ooren jaagt Och, Heer! wil hen behoeden, Die in gevaar en nood Zoo moeizaam moeten zwoegen Om 't karig stukje brood. En legt de storm zich neder, Ziet men het schouwspel aan, 01 hoort men van de rampen Die 't noodweêr deed ontstaan, Dan zij 't meêwarig harte Tot hulpbetoon gereed. Wel hem, die dan zijn roeping Als Christen niet vergeet. [Met het oog op de rampendoor storm en watervloed onlangs in verschillende oorden des lands te weeg gebragt, meenden wij aan deze eenvoudige ontboezeming eener dame, als bij uitzondering, geene plaats te mogen weigeren. Red.] Het schrijven aan den heer A. J. K. zal in een volgend nommer geplaatst worden. Heden overleed, lot mijne diepe droefheid, mijne geliefde Echtgenoote ELISABETH BULT, in den ouderdom van ruim 65 jaren. Leiden 14 Februari 1877. A. GROOTENHUIS. Heden overleed te Haarlem, tol onze diepe droefheid, onze geliefde Vader en Behuwd-vadcr de Heer BARTHOLOMEUS PAANAKKER, in den ouder dom van 63 jaar. F. J. PAANAKKER. Leiden, 16 Februari 1877. J. C. PAANAKKER, Straathof. Eenige en algemeene kennisgeving. Heden werd ons ouderhart op nieuw diep getroffen door het overlijden van ons jongste kind JACOBUS THEOOORUS, in den ouderdom van 9 maanden. P. F. W. BOERS, Soeterwoüde, 16 Febt-. 1877. Genees-, Heel- en Verlosk. E. C. BOERS, de Keuning. Voor de vele bewijzen van deelneming, ondervonden bij de geboorte onzer dochter, betuigen wij onzen oprechten dank. W. A. BARTELS. V1CT0RINE BARTELS. geb. Terwey. Visites worden afgewacht 18 en 19 Fcbruarjj. Voor de vele bewijzen van belangstelling, ondervonden bij de geboorte onzer dochter, beluigen wij onzen dank. F. W1RTZ. A. WIRTZ, Paulez. Visites w orden afgewacht 19 en 20 Febr. a. s.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1877 | | pagina 3