ST. AIC AAS. Haarlemmerstraat 19. Haarlemmerstraat 19. U. A. J. TETHOFF Jr. ADVERT ENTIEN. l)e Ondergeteekende heeft de eer zijnen geachlen Sladgenoolen en Begunstigers te berichten «lat zijne Etalage gereed is en UEd. beleefdelijk uitnoodigt tot een bezoek. De verscheiden heid van artikelen laat niet toe en detail alles te noemen. Hij beveel! zich echter op nieuw iu dat zelfde verlrouwen aan dat hij voortdurend zoo ruimschoots heeft mogen genieten. Naar ^ewoonüe concurreereude prijzen en soliede artikelen. De Prent- en Leesboeken worden weder op aanvrage ter inzage aan huis bezorgd en gedurende de St. Nicolaas-week met 10 p( t. extra-korling opgeruimd. UEd. Dicnstw. Dienaar, afgekeurdverklaarde de minister van binnenlandsche zakenLasserdat de regering reeds 1111 meende te weten wal wel en wal niet uitvoerbaar was. Hij herhaalde ten slot te de reeds door den minister van financiën, in hel huis van afgevaardigdenafgelegde verklaringdat aan de onderhande lingen met Hongarije over de bank het beginsel van eenheid van bankbil- letien onverbreekbaar ten gronde lag; wie het beginsel technisch, weten schappelijk en praktisch ten uitvoer wil leggen, moet genoegen nemen met de daaruit noodwendig voortvloeijende gevolgen. LEIDSCIIE SCHOUWBURG. „Bondgenootschap van vrouwen", Blijspel in 3 bedrijnen, door Pol Moreau. uil het Kransch door I'. L. Cochereten „Het Wiegje", Dram. schets in 1 bedrijf, door Emiel van Goethem. De vt opstellingen der Roiterdamsche tooneellisten worden tegenwoordig druk bezocht, heigeen het beste bewijs is dat men hun spel ten onzent hoog waardeert, liet ware te wensehen dat zij er toe konden besluiten om ook volksroorslelliigen te geven, dan kon menigeen wien hooge entree-prijzen niet convcniecren ook eens iets goeds zien. In den Haag geeft nien zelfs operavoorstellingen voor het volk en dat is een uitmuntend idee. //Bondgenootschap van vrouwen" is eene dier luchtige, vroolijke intrige stukken, zooals alleen de Franschen ze kunnen schrijven, liet is geschikt om het publiek alleraangenaamst bezig te houdenmaar hel laat ook niets na. Eenig fond, eenige zedelijke strekking is er niet in Ie vinden, liet zou moeilijk zijn er een volledige schels van te geven want het is een aaneenschakeling van amusante kleinigheden, een kruisvuur van geestige of ten minste grappige gezegden. Een lieve jonge weduwe, Henrietlc, heeft het er op gezet haar neef Gas ton, natuurlijk een officier bij het leger in Algeriëaan een vrouw te hel pen. Maar er is een medeminnaar, Philippe, die reeds zijn 22e engagement .heelt gehad, en deze heeft zich even vast in hel hoofd gezet om Clara, het mooie rijke meisje in kwestie, te trouwen. Nu ontbrandt de strijd tnssclten het weeuwtje en den medeminnaar, waarin de laatste meestal het onderspit delft. Wanneer een lieve, geestige jonge vrouw een man in een minnehandel helpen wil. dan kan het gevolg niet twijfelachtig zijn, maar als die vrouw dan nog eene elegante, geestige Frangaise is. dan behoeven wij in 't geheel niets meer te zeggen! liet zijn dan ook finesses, guitig heden, plagerijen, affronten met de grootste beleefdheid, zonder eind. De uitslag is (en het was wel wat te verwachten) dat beide minnaars op de behendige Henriette verliefd raken. Zij kiest echter den bedaarden neef en eindigt als bondgenoote van haar vroegeren vijand door dezen juist als hij het niet meer wenschl met Clara te vereenigen. Die goede Clara maakt geen best figuur in het stuk, want zij schijnt tnsschen de beide pretenden ten weinig verschil te maken, hetgeen ons eenige vrees doet koesteren voor den duur van het 23e engagement des heeren Philippe. Na het stuk vermelden wij de uitvoeringen die uitvoering waswat de rollen van Henriette en Philippe betreft, meesterlijk. Mevr. de Vries en de lieer van 'Zuylen waren zóó geheel in hunne rollen thuis, bewogen zich met zóóveel gemakkelijkheid, dat het was alsof wij ons niet meer in den schouwburg bevonden, maar of ons een kijkje in een Franschen salon was vergund. Mevr. tie Vries, met haar aangenaam voorkomen, hare sprekende oogen en lieve slem is dan zeker ook voor zulke rollen de meest geschikte persoon. F,r zijn scènes in hel stuk, die sterk aan Sardou's //Patles de motichc" doen denken, zooals die met de twee werkmandjes en vooral die met het boek, hetwelk gedurende een levendig discours nu eens in de handen van Hen riette en dan weer in die van Philippe overgaat. Die scènes nu werden door mevr. de V. en den heer v. Z. zóó gespeeld dal hel meesterstukjes werden van kleur en teekening. De heer Chrispijn speelde als Gaston niet zoo goed als wij het welcens van hem gezien hebben. Hij heeft deze rol niet juist opgevat. Wanneer namelijk een officier van hel Fransche leger, gebruind door een Afrikaansche zon, onhandig en verlegen is tegenover dames, dan is hij dat niet op dezelfde wijze, als een schooljongen dat is. En de heer Chrispijn gaf ons eenvoudig een onhandigen schooljongen te zien. Bij hem was geen zweem van die brusqheid, die ruwheid van vor mendie in zoo'n geval aan een krijgsman eigen zijn. Daardoor werd ook zijne laatste scène met Henriette nog ongelukkiger dan die reeds was Bij die declaratie toch is Gaston tot het eind toe zóó houterig voorgesteld, als van geen enkel jong mensch en nog minder van een officier, te verwach ten is, zoodat hij bepaald een gek figuur maakt, en zelfs het slot van hel stuk er onduidelijk door wordt. Mej. van Dam, wier lof wij bij hel ver slag der //Danichefis" mochten verkondigen, maakte nu hare onbeduidende rol zoo onbeduidend mogelijk. De heer v. Nieuwland was vermakelijk als Badinois; hij wordt een goede komiek, maar moet zich voor overdrijving wachten. //Het Wiegje" is hier vroeger door het Vlaamsche looneelgezelschap opge voerd, maar zooals hel nu gespeeld werd zal niemand het Mevr. de Vries en den heer v. Zuylen verbeteren. Het stukje onderscheidt zich door een uitmuntende strekking en ofschoon het wel geen Hollandschen toestand schetst en geen enkele fatsoenlijke Hollandsche vrouw in zoo'n ballet-cos tume naar een bal masqué zal gaan, verdient het toch wegens de schoone les aan het slot op het repertoire te blijven. Leiden, 28 November 1876. INGEZONDEN. Mijnheer de Redacteur! In de ingekomen stukken voor den gemeenteraad wordt door de com missie voor de gasfabriek voorgesteld, de jaarwedde van den directeur te bepalen op ƒ3000; en een aandeel in de winst der exploitatie-rekening. Geheel in het midden latende of voor het genoemde directeurschap het voor gestelde jaarlijksch inkomen al of niet voldoende is, (ofschoon men moet erkennen dat er wel ambtenaren zijn van wie meer geeischt, en aan wie minder betaald wordt) is hier de vraag: Is het in het belang eener goede gemeente-verlichting een premie te stellen om zoo min mogelijk gas te ver bruiken? of liever moet men een gemeente-ambtenaar, die een jaarlijksch inkomen heeft van ƒ3000, nog bovendien een premie geven om zijn plicht te doen? Immers neen! In liet belang cener goede straat-verlichting is hel bepaald niet; want hoe minder gas er wordt gebruikt, en boe schraler de gemeente wordt verlicht, hoe meer winst door den directeur wordt behaald Maar wat staat er bij eigen exploitatie eener gaslabrick op den voorgrond? Niet om winst te behalen uil schrale verlichting, maar wel degelijk om eene goede verlichting te verschaffen. Als men de geschiedenis van de wording der gasfabrieken nagaat, dan komt men tot de overtuiging dat liet bepaalde doel altijd is geweest in een beleren toestand te geraken wat aangaat de straatverlichting; dal er later voordeden mede zijn behaald, is geheel toevallig en bijzaak, maar om die winsten of \oordcelen, of hoe men ze ook normen mag. te trachten uit te breiden ten koste van hel doel waarmede de gasfabrieken zijn daargesteld, is op zijn zachtst genomen hel doel nil liet oog verliezen. Die vraag ot een gemeente winst mag behalen is nog immer onbeantwoord gelaten, en het is hier de plaats niet daarover Ie beslissen, maar of zoodanige inrichting winsten mag behalen ten koste van het doel waarmede zij is daargesteld, moet stellig in outkennenden zin worden beantwoord, want dit zou zijn iu strijd met het algemeen belang. Eu toch. als inen den directeur een aandeel in de winst geelt, dan beslaat er voor hem een prikkel om zoo min mogelijk gas te verbruiken; en daardoor winst Ie behalen; bij wordt dus gebracht in een alternatief lusschen plicht en eigen voordeel; dat mag niet. Immers bij het minste gebrek dat er bij straat-verlichting plaats heelt wordt hij lig! verdacht dit met opzet te hebben veroorzaakt om voor deel Ie behalen. Men zegge niet dal het is om daardoor een zuinig beheer te krijgen; ieder gemeente-ambtenaar, die goed betaald wordt en zijne roeping goed begrijpt, zal dat uit zichzelven trachten te doen; doel hij dit niet, men ontsla lictnde commissarissen van de gasfabriek zijn genoeg op de hoogte om te kunnen zien of de zaak goed wordt beheerd of wordt verwaarloosd. Maar bovendien, vroeger was de Lcidsche gasstraat-verlichting alom beroemd, tegenwoordig laat dit wel eens iets te wensehen over, dik wijls is het des avonds reeds pikkedonker, en nog zijn gelieele achterbuur ten van verlichting verstoken, (voor de hoofdstraten wordt natuurlijk wel gezorgd), en bij buijige lucht, en twijfelachtig maanlicht gebeurt het dikwijls dat gehecle wijken in Egyptische duisternis verkeeren. en dat behoort toch zoo niet te wezen; komt bij een dergelijken toestand niet onwillekeurig de vraag voor: zou zoo iels wel plaats hebben als de directeur der gasfabriek er geen belang bij had zoo min mogelijk gas te verbruiken Daarom, meent men dat een inkomen van f 3000 voor den directeur der gasfabriek niet voldoende is, men verhoogc het, maar niet op eene wijze, waardoor een prikkel wordt geb ren de gemeente onvoldoende verlichting te verschaffen. Leiden, 27 Nov. 1876. Q. Bevallen van een Zoon ANGEN1ETA RICHTER, Vrouw van W. F. JONGBLOED. Leiden 28 November 1876. lieden beviel voorspoedig van een Hocliter M. HAZENBERG v. d. STOOP. Leiden 28 November 1876. Algemeene kennisgeving. Voor de vele bewijzen van deelneming, ondervonden gedurende de ziekte en bij het overlijden van onze geliefde Dochter, betuigen wij onzen harte- lijken dank. J. H. MARIJT. S. J. MARIJT, Boogers.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1876 | | pagina 3