sprak; de bedoelde personen moesten weten of zij zidi aan de daarbij vastgestelde bepalingen wilden onderwerpen. De heer van Hettinga Tromp was van meening dat alleen zij, die eene aanstelling hadden gekregen als ambtenaren te beschouwen waren; dat was dan, meende de heer Goudsmit, niet het geval metcopiïsten, want die werden gehuurd. Hij stelde voor de zaak voorloopig te laten rusten en die aan de overweging van het dagelijksch bestuur aan te bevelenwaarmede genoegen werd genomen. In den loop dezer discussie had de heer Cock als amendement voorgesteld den post, die in 1875 J 850 bedroeg, maar thans tot 950 was ver hoogd, met ƒ100 te verminderen, daar die verhooging niet was geregtvaardigd. Tegen dit amendement verklaarden zich 16 leden, terwijl 7 er voor stemden. Bij no. 79, waarbij de uitgifte van de Handelingen van den Gemeenteraad ter sprake kwamwees de heer Cock op de wenschelijkheid om daarin ook op te nemen het sectie-verslag en de memorie van beantwoording in zake de gemeente- begrooting, en drong de heer van Heukeloni aan op het afzonderlijk houden van de ingekvmen stukken en de verslagen der zittingen. De voorzitter zon trachten aan die wenschen gevolg te geven. Bij no. 81 vergoeding van schrijfloonen enz, aan de heeren der gebuurten, wees de heer Bijleveld, evenals in de sectiën, er op dat de verordening op de verdeeling der gemeente in wijken en gebuurten, vervat in de 46 eerste artikelen der Folicie-verordening van 1867 sedeit de vast stelling. der Folicie-verordening van 1873 op herziening wachtte, een toestand, die hijin weerwil van de tegenspraak van hitrg. en weth.abnormaal bleef noemen. Vroeger was bepaald dat de bedoelde verordening zou gesteld worden in handen van de comrnLsie voor de huishoudelijke verordeningen ten bewijze waarvan hij voor lezing deed van het vroeger daaromtrent in den raad verhandelde. I)e voorzitter verklaarde, na dit laatste gehoord te hebben, zich bereid daaraan nog gevolg te geven. De heer Goudsinit meende dat het voldoende zou zijn die verordening, zonder strafbepalingen, in te dienen bij den raad. De heer Dercksen betoogde de wenschelijkheidten einde verwarring te voorkomenom aan de woningen ook de vermelding van het wijk weg te laten; de voorzitter zou dien wensch in gedachten houden. Bij no. 85. onderhoud van straten en pleinen, herinnerde de heer Har- tevelt aan den wensch van de commissie van financiënom bij aanbesteding van yerstratingen de materialenvoor zooverre die bij de gemeente aanwezig zijnter overneming voor den aannemer beschikbaar te stellenhetgeen gunstig op de aan besteding zou werken. De voorzitter zeide dat dit, voor zooverre daartoe mogelijk heid bestond, zou kunnen geschieden. De heer Cock stelde voor weder eene som van 480 op de begrooting te brengen voor het besproeijen der straten, hij had er thans spijt van dat in het vorige jaar besloten was dien post te doen vervallen. De voorzitter meende dat, om eene goede uitwerking te verkrijgen, men die som tot een vèel hooger bedrag zou moeten uittrekken. De heer van Iterson bleef bij zijne in het vorige jaar geuite meening dat de besproeijing met het waterzooals men dat hier in de grachten vindt, weinig goed doet. Het voorstel van den heer Cock werd met 16 tegen 7 stemmen verworpen. De heer Scheltema herhaalde de klagt over het gebrekkige der straten. Een gedeelte van de Oude Vest zag er schromelijk uit, en dit was eerst 8 jaren oud; die tijd was te kort en hij geloofde dus dat de fout lag in het maken der straat. Zelfs een toen niet vernieuwd gedeelte was nog beter gebleven. De heer de Laat de Kanter geloofde dat met den besten wil er te dien aanzien altijd te wenschen zou overblijven Eene vergelijking door hem gemaakt had hem doen ziendat hier de straten zeker niet slechter waren dan in 'sHage, Rotterdam. Haarlem en Amsterdam. Het dikwijls opnemen van den grond deed ook geen goed. Wanneer men de uitgebreidheid der stad in aan merking nam, kon men met den voorraad stecnen waarover men te beschikken had de keijenstraat eenmaal vernieuwen in de 87 jaren en de klinkerstraat eenmaal in de 104 jaren. De voorzitter wees op een groot gedeelte der Brecstraat, waaraan in 11 jaren niets was gedaan en dat nög niet. slecht was. Het inzakken hier en daar was gebleken het gevolg te zijn van den toestand van den grond. Bij no. 88, onderhond van bruggen, bragt de'heer van der Zweep liet geopperde denkbeeld ter sprake tot demping of ovetwuiving van liet Kort Rapenburg, in verband met de voorgestelde vernieuwing der Noordeindsbrug. De voorzitter verklaarde dat alleen de vrees dat bet Rapenburg in een minder gunstigen toestand zou geraken burg. en weth. hadden weerhouden dit denkbeeld over te nemen. Het Rapenburg was een sieraad der stad. De heer de Laat de Kanter, die in het collegie van btfrgL en weth. de minderheid had uitgemaakt, was voor het plan. Volgens hem zou de toestand van het Rapenburg daardoor beter wordendaar men bij spuijing een sterken stroom zou verkrijgen De lieer van ITeukelom meende er zich ernstig tegen te moeten verzetten. Men had reeds gezien dat er stemmen opgingen voor het dempen van het Rapenburg tot den Vliet. Als alles stukwerk moest zijn, was hij er tegen. Anders zou het zijn als het gold een plan om de stad te verfraaijen b la Haussmanten minste als dit maar niet veel geld kostte. Als men dien weg opging moest het gepaard gaan met kanalisering en Liernur-stelsel. De heer Cock meende dat men door dat plein van het Rapenburg een cul-de sac zou maken. Bij oostenwind merkte men nog vrij wat beweging in het water op, en het weinige, dat men nog had, moest men niet belemmeren. Hij wees ook op het ongerief der kleine scheepvaart. Ook de heer van der Lith was van gevoelen dat de toestand van het Rapenburg erger zou worden. Hij zou eerst dan met bet plan kunnen medegannindien er een goed plan vau riolering aan verbonden was. De lieer Goudsmit meende dat men wat betreft die dempingsplannen nog niet op de boogie was en dat men nadere inlichting behoefde. Hij was er daarom voor de discussiën daarover uit te stellen en nadere voorstellen af te wachten; inmiddels wilde hij den post betreffende de vernieuwing der Noordeindsbrug aanhouden. De heer van Iter son was mede niet gestemd voor de voorgestelde demping, omdat hij niet wist of die nadeeligen invloed zou hebben op de doorstrooming. De l eer Juta was voor de demping; in weerwil van de thans aanwezige doorstrooming was de toestand vau het Rapenburg, zelfs naar het oordeel van een tegenstander der demping, onhoud baar. in stemming gebragt zijnde, werd het voorstel van den heer van der Zweep verworpen met 16 tegen 6 stemmen (een lid, de heer Goudsmit, hield zich buiten stemming) De vernieuwing van de Noordeindsbrug kwam daarna meer in het bijzonder ter sprakewaarbij het bleek dat men gaarne eene positieve verklaring wilde hebben van de commissie van fabricage dat de brug in eenen zoodanigen toestand verkeerde dat voorziening dringend noodzakelijk was. Uit de memorie van toëliebting bleek niet duidelijk of er periculum in mora was. De heer de Kanter zeide geene andere verklaring omtrent de brug te kunnen geven dan die door heiin in de sectiën afgelegdhoe lang de brug het nog zou kunnen uithouden was nioèijelijk te zeggen, daarvan zou hij ook niet gaarne de verantwoordelijkheid op zich nemenwant dat hing van omstandigheden af. Enkele leden gaven daarom in bedenking de brug nogmaals door deskundigen te laten onderzoeken. De voor zitter bragt den post, vernieuwing der brug ad ƒ3400. in stemming en deze werd met 12 tegen 11 stemmen aangenomen. Bij no. 91, onderhoud van klokken enz., stelde de heer Cock een amendement voor, om de ƒ150, uitgetrokken ter bevordering van het plaatsen van klokken bij horlogiemakerste doen vervallen. Dat amendement werd door onderscheidene leden ondersteunddaar zij de zaak als geheel onnnodig beschouwden; de heer de Fremery verdedigde den maatregel, als eene voorziening in eene bestaande behoefte in de gemeente om den tijd te weten. Met 1 7 tegen 6 stemmen werd het amendement aangenomen. Bij no. 94 werd voor de schietbaan, op voorstel van den heer de Laat de Kantereen memorie- post uitgetrokken; er was verlof gegeven de baan in gebruik te nemen, echter onder voorwaarden die kosten zouden vereischen. In eene avond-zitting, ten 7 ure geopend, werden de beraadslagingen voortgezet. Bij no. 99, onderhoud van huizen enz.kwam in aanmerking het voorstel van de commissie van financiën, om de som van y 270uitgetrokken voor het plaatsen van een ijzeren hekdeur in den ringmuur van het gebouw de Lakenhal te doen vervallen, Dit voorstel vond bijval, na de verklaring van den voorzitter dat de commissie voor oudheden enz dit had voorgesteld, omdat de deur, zooals die nu wasniet fraai voor het gezigt was en voor vreemdelingen niet uitlokkend om het museum een bezoek te brengen. Daar het dus eene verfraaijing gold, kon dit, meende men, wel wachten lot later en beteren tijd. Het voorstel der commissie van financiën werd aangenomen met 14 tegen 7 stemmen. Bij no. 100, dae. en weekgelden der werklieden in dienst der gemeente enz., drong de heer Schel tema krachtig aan op uitbreiding van het stelsel van aanbesteding, en om te doen uitkomen dat het de ernstige wensch waszonder burg. en weth. te belemmeren het werken in eigen beheer in te krimpeTn, stelde hij voor den post, ad/148oo met ƒ500 te verminderen. De heer Goudsmit stemde met den heer Scheltema in' maar meende dat, om het beginsel te doen uitkomen, het genoegzaam zou zijnde' post niet J 50 te verminderen. De heer de Laat de Kanter verklaarde dat de com. missie van fabricage er op uit was zooveel mogelijk aan te besteden. Hij had het echter beter geacht dat men bij het onderzoek der laatste rekening had aangewezen welke werken men nog had moeten aanbesteden. De heer Scheltema meende dg! dit meer te pas kwam bij eene nieuwe raming. De heer van der Zweep meende dat het uitbreiden van het stelsel van aanbesteding nooit een maatregel van be. zuiniging zou zijn omdat er alsdan nog minstens twee opzieners meer zouden noodig zijn, hetgeen thans nog in eigen beheer werd uitgevoerdwaren meest kleine herstellingen. Dit werd door verschillende leden tegengesproken. Volgens den heer Scheltema kwamen juist al de kosten van toezigt voor rekening van den aannemer de gemeente had slechts toe te zien op de rigtige oplevering. De voorzitter meende dat op die wijze de kosten toch wel op rekening der gemeente zouden komen want de aannemers zouden er op rekenen. De heer Tromp haalde eenige voor! beelden aan van werken, die, naar zijne meeningaanbesteed hadden kunnen worden die echter, naar het oordeel van den voorzitter, daarvoor minder vatbaar waren! De heer Scheltema wees nog op den prikkel van het eigen belang van den aan! nemer, dien men bij het werken in eigen behèer miste, maar de voorzitter meende dat ook wel bij menig aannemer een prikkel bestond om slecht werk te leverei, Het voorstel, om den post met ƒ50 te verminderen, werd ten slotte met 13 tegen 8 stemmen verworpen. Bij no. 105, kosten van toezigt en invordering der plaat, sclyke belastingen, kwam de heer van Iterson terug op zijne bezwaren, reeds lij de behandeling der vorige begrooting geopperdomtrent de ongelijke schatting vaa het meubilair; de inzage van het kohier had hem daarvan weder de overtuigin» geschonken, Er was in de leeekamer een lijstje of tarief ter inzage gelegd, dn voor de schatters tot leiddraad moest dienendaartegen zouden wel bedenking kunnen ingebragt wordenmaar er was aan dat lijstje geen uitvoering gegeven. Hij zou voortaan tegen den post moeten steramen, maar zou dat thans nogniei doen, omdat de wethouder van financiën gezegd had dat hij in overleg metdj schatters zou treden. De heer Cock vroeg, op welken grond het steunde dat burg. en weth. instructiën aan de schatters gaven; dit ging toch niet op, want het waren beeedigde personen. De heer Bijleveld was van hetzelfde gevoelenzijne overtuiging was dat geene aanwijzingen aan de schatters mogen gedaan worden. De heerdt Fremery zeide dat de schatters burg. en weth. niet hadden begrepen. Hij moes; vragen hoe burg. en weth. voor eene gelijkmatige uitvoering der verordening konden zorgenbijaldien zij niets te zeggen haddenhet kohier zou dan ter tafel moeten komen, zooals de schatters het indienden. Zij hadden niet aangegeven hoe lij do percelen hadden te schatten. Burg. en weth. waren bereid de instructie buiten aanmerking te houden en de zaak af te wachten. De heer Cock meende dat di uitvoering der verordering gemakkelijk was, t. w. door het benoemen van bekwame en eerlijke taxateurs. Verder hadden burg. en weth. niet te gaan. Dc taxateurs konden zich onderling verstaan omtrent de moeijclijkheclen die zich voordoen, zonder instructie te volgen. Ilct dagelijksch bestuur had zich een onnoodigen last op dc schouders gelegd. De heer Bijleveld achtte dit laatste reeds eene concessie die de heer Cock deed. Zelfs een onderling gemaakt tarief mogt niet gebruikt wor den. De heer Cock stemde toe dat het eene concessie was; het was omdat lij gaarne zoo toegevend mogelijk was. De heer de Fremery verklaarde dat men tiei gedaan had in dc overtuiging dat de zaak beter zou slagen, maar men wilde ooi gaarne dat tarief terugnemen. Volgens hem leerde deze zaak dat het belastingstelsel niet deugde. De beer Goudsmit betoogde dat de schatters werden benoemd om te waken tegen willekeur; als zij nu eene instructie kregen, dan werd het doel, de waarborg, gemist. Bij no. 107, jaarwedden van de commissarissen van politie, trad dek- van 1 leukelom in eene beschouwing over dc kosten der policie in het algempee, die sedert 1SC4 met ƒ11000 waren toegenomen, terwijl de toestanden dezelfdew ren gebleven. Hij moest zich daartegen verklaren. De Voorzitter zeide hierop dat tot de vermeerdering der kosten niet weinig had bijgedragen de stijging van den prijs der levensbehoeften voor een 52-tal agenten; ook de nieuwe organisatie,dr wegzending der klapwakers, had daartoe veel bijgedragen. Financiële bezwareo mogten niet in aanmerking komenwanneer men eene goede policie wilde hebk De heer Bijleveld wees op het onderscheid dat gemaakt werd tusschen len en 2a commissaris, eene regeling die in strijd is met de wet, die alleen commissaris kent. De voorzitter was mede van oordeel dat het wenschelijk was dat dit onder scheid verdweenmaar een titelbij de benoeming gegeven kon men niet terug nemen. De post werd met 20 stemmen tegen 1 goedgekeurd. Bij no. 108, belooning van inspecteurs, dienaars enz. kwam ter sprake het voorslti om de betrekking agent 4e kl. te doen vervallen en het getal agenten 3e klop eene bezoldiging van 450 te bepalen op 40. De voorzitter verdf- digde nader dien maatregel, waarmede de commissarissen van policie instemden. Zijns inziens kon het denkbeeld van de commissie van financiën om den agent als prikkel, eerst na twee jaren dienst, verhooging van tractement te geven, niel opgaan, want in die twee jaren tijds zouden de meesten reeds naar elders zijn vertrokken, waar de dienst minder moeijelijk was. De post werd met 12 tegen li stemmen goedgekeurd. Met 16 tegen 7 stemmen werd bij no. 119 de torenwié- ter in zijne hooge betrekking gehandhaafd. Bij no. 123 (hoofdst. 7, onderwijsl stelde de commissie van financiën voor den post, in verband met no. 125, te ver minderen met 200, uitgetrokken tot verbooging van het tractement van den on derwijzer in de gymnastiek. De heer de Fremery verdedigde de vcrliooging, al» gegrond op het aantal lessen dat door dien onderwijzer werd gegevenmaar onder scheidene leden verklaarden er zich tegenmet het oog op de tractementen der overige leeraars. Het voorstel der commissie werd aangenomen met 18 tegen 4 stemmen. Insgelijks werd aangenomen, met 14 tegen 8 stemmen, M voorstel om het toekennen van prijzen op de hoogere burgerschool af te schaffenwaartoe de commissie van toezigt over die school W geadviseerd. Bij no. 133, kosten van bewaarscholen, werd het verzoek der on derwijzeressen om verhooging van jaarwedde, aangehouden tot later. Bij oo. 135 vond het voorstel om een subsidie van ƒ300 toe te kennen aan de volks- en burgerzangscholen van het dep. der maatschappij t. N. v. 't Alg. veel bestrijding, op grond dat dergelijke aanvragen voor even nuttige instellingen zouden toenemen. Bj het opzetten van dergelijke zaken moest men weten wat men deed en berekenen of men het konde volhouden. Ook wist men niet of alle middelen tot vermeerde^ ring van inkomsten uitgeput waren. Een lid waa van meening dat de maatschappij rijk genoeg was om een barer onderdeelen subsidie te geven. Met 17 tegen stemmen werd besloten den post met ƒ300 te verminderen en dus liet subsidie du toe te staan. Als no. 138a was op dc begrooting gebragt een post van als toelage aan de commissie voor de volksvoorlezingen ten behoeve van dc N mcntentoonstelling en van de tentoonstelling van werkstukken euz m te houden. Ook deze post ondervond bestrijding De heer Ilartcvelt voor die som niet toe te staande commissie kon zich later tot den wenden om restitutie van zaalhuur, verder kon men niet gaan. De Wilhelmy Damsté verdedigde den post. De som zou, indien zij werd to# staanweder terugvloeijen in de gemeentekas als huur van de zaalde zaak to weinig drukken op de belastingschuldigen. Ook wees hij er op dat bij het bon'® der gehoorzaal men daarbij wel degelijk het doel had de gehcele burgerij te go" ven. De heer Cock was wel ingenomen met de zaak, maar als men alle nn P zaken moest subsidiërendan was er geen einde aanook hij was tegen hel -0 sidieren van instellingen in het leven geroepen door eene maatschappij, z°o rl| die van t. N. v. 'tAlg. De heer Goudsmit was er mede tegen om dit subsidie as post op dc begrooting te brengen, het werd alsdan a:ligt een vaste post. De van der 'Lith kon dit niet toegeven, daar iedere begrooting op zich zelve ston

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1876 | | pagina 2