LEIiSCIIE
COURANT.
1870.
131.
DINGSDAG 6 JUNIJ
De Courant verschijnt dagelijks, Zon- en Feestdagen uitgezonderd. De prijs der Courant is per vierendeel jaars f 3.— franco p. p. f 3.50,
met het Verslag der Handelingen van den Gemeenteraad f 3.35, franco p. p. f 3.05. Bet verslag afzonderlijk is verkrijgbaar voor f 2.50
't jaars, buiten de expeditiekosten. Afzonderlijke nommers der Courant zijn verkrijgbaar voor 5 Cents, franco p. p. 6 Cents,
De prijs der Advertentiën is van 1—4 regels 1.— iedere regel meer 25 cents.
i i "i i
Bij deze Courant behoort een Bijvoegsel.
Bij deze Courant wordt verzonden bladz. 8586 der Handelingen van den
Gemeenteraad.
STADS-BERICHTEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN.
Gezien art. 8 der Verordening van den 4(lcn Mei 1872 (Gemeenteblad
n'. 11)
Brengen ter algemeene kennis dat tot het laten inschrijven van
nieuwe leerlingen voor de openbare scholen voor voor
bereidend en voor meer uitgebreid lager onderwijs, gelegen
heid gegeven wordt:
voor die voor voorbereidend onderwijs voor jongens en meisjes, in het
schoolgebouw aan de Oude Vest
voor die voor meer uitgebreid onderwijs:
der le klasse, voor jongens, in het schoolgebouw aan de Aalmarkt;
der le klasse, voor meisjes, in het schoolgebouw aan de Boommarkt
der 2e klasse, voor jongens, in hel schoolgebouw aan de Pieterskerk-
straat
der 2e klasse, voor meisjes, in het schoolgebouw aan de Breéstraat
en wel op den 6, 8, 9, 12, 13, 15 en 16 Juni aanstaande des voormid
dags van half negen tot negen uren en des namiddags van half twee lot
twee uren en op den 7, 10, 14 en 17 Juni aanstaande des voormiddags van
halfnegen lot negen uren.
En geschiedt hiervan afkondiging door plaatsing in de Leidsche Courant.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester.
Leiden, 1 Juni 1876. E. KIST, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN,
Gezien art. 8, le alinea, der wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad ir. 95),
tot regeling van hel toezicht bij het oprichten van inrichtingendie ge
vaar. schade of hinder veroorzaken;
Brengen bjj deze ter algemeene kennis, dat door hen vergunning is ver
leend aan Willem Habtevelt en zijne rechtverkrijgenden tot het oprichten
eener smederij in het perceel aan de Haarlemmerstraat n°. 36.
En geschiedt hiervan openbare kennisgeving door plaatsing in de Leidsche
Courant.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester.
Leiden, 3 Juni 1876. E. KIST, Secretaris.
Vergadering van den Gemeenteraad van Leiden, op Donderdag den 8stfn
Juni 1876des namiddags te half drie.
BUNNENLANL^CliE BEBiGTE.Y
LEIDEN. 3 Junij
Door de commissie voor het geneeskundig staats-examen is op heden
het getuigschrift voor het eerste gedeelte van het arts-examen uitgereikt
aan den heer A. Zaaijermed. doctor.
Het getal der in het Werkhuis alhier opgenomenen bedroeg gedurende
deze week dagelijks van 47 tot 59 volwassen personen en 11 tot 17 kinderen.
Door den minister van binnenlandsche zaken is de volgende circulaire
gerigt aan de commissarissen des konings in de provinciën:
Olschoon sedert het in werking treden der wet van 5 Junij 1875 minder
gevallen van hondsdolheid werden waargenomen, vertoont zich die ziekte
toch in den laatsten tijd weder herhaaldelijk. Ruimer toepassing der be
voegdheid, aan het slot van art. 3 dier wet aan den commissaris des konings
gegeven, wanneer zich een geval vertoond heelt, komt mij daarom volstrekt
noodig voor. Dusver heeft alleen nw ambtgenoot in Noordhrabant van die
bevoegdheid gebruik gemaakt. Wegens liet groot belang der zaak meen ik
uitvaardiging van het in art. 3 bedoeld bevelschrift in groote gedeelten der
provinciën rondom gemeenten, waar Zich een dolle hond vertoond heeft,
met aandrang te moeten aanbevelen.
In het door de Staatscourant medegedeelde verslag omtrent den staat
van het rijksmuseum van oudheden in 1875, door den directeur uitgebragt,
leest men o. a. het volgende: Met betrekking tot het gebouw kunnen
slechts de opmerkingen en klagten van het laatst voorgaande en zoo veel
meer vroegere verslagen herhaald worden; doch met de toevoeging, dat
voorziening of liever voor goed afdoende maatregelen steeds met meerderen
drang gevorderd worden. Eene belangrijke herstelling van goten en ven
sters in de papyrus-gaanderij zal voor het behoud der zoo rijke als uitste
kend zeldzame afdeeling der Aegyptische handschriftenwier beslaan door
voortdurende inwatering en den steeds vochligen toestand der muren ernstig
werd bedreigd, eene groote verbetering aanbrengenin een ander locaal,
waar behalve vochtigheidook de hoogst nadeelige uitwasemingen van een
riool op de beelden, grafsteencn en andere monumenten met opschriften
eene bedroevende werking en onherstelbaar verlies hebben te weeg gebragt
is. althans legen de laatste dier schadelijke werkingen, eene voorziening
toegepast, ilie waarschijnlijk goede gevolgen kan leveren. Maar de vochtig
heid van dat en vele andere localende onmogelijkheid om door stoken of
andere kunstmiddelen op eenigzins voldoende wijze die kwaal te bestrijden,
de hoogst gebrekkige staat van enkele daken en goten op onderscheidene
gedeelten van het gebouw, de herhaalde lekkingen die daarvan hel onver-
mijdelijk gevolg zijn, die op vele plaatsen de muren bedorven, door deze de
daartegen staande kasten en de in de kasten geplaatste voorwerpen hebben
aangetast, de gevaren die uit te zware belasting van de bovenverdiepingen
en de ongenoegzame draagkracht der benedengedeelten ontstaan, het vol
slagen gebrek aan ruimte, waardoor een overgroot aantal der merkwaar
digste voorwerpen aan het oog onttrokken, voor de belangstellende bezoe
kers volstrekt nutteloos worden, en nteer andere grieven, die men tegen
het gebouw met regt kan doen gelden, vorderen dat de stichting van een
geheel nieuwvoor zijne bestemming opzettelijk ontworpen ingerigt gebouw
niet langer worde nitgesteld. Drooge bodem, goede, stevige grondslagen,
hechte muren, doelmatige verlichting, afscheiding door behoorlijke tusschen-
ruimle van andere gebouwenwaarborgen en hulpmiddelen tegen brand
voorzieningen zoo veel mogelijk tegen de nadeelige gevolgen van ons, tel
kens en zoo plotseling wisselend luchtgestel, en ruimte ook voor mogelijke
en gewenschte uitbreiding ziet daar eenige hoofdvereischten, waaraan zulk
een gebouw volstrekt behoort te voldoenen die alle sedert eene reeks van
jaren en steeds meer en meer, te vergeefs, op voorziening wachten. Maar j
wij gaan nog verder. Een museumgebouw mag geen pakhuis, ook niet een
magazijn wezen; het mag verwondering baren dat zulk eene opmerking ge
maakt wordt, maar de ervaring heeft geleerd dat zij lang niet onnoodig is;
behalve aan de vercischten van een wetenschappelijke indeeling en de daar
van geheel afhankelijke inwendige inrigtingmoet ook het uitwendige aan
de eischen der bouwkunst, en de vorderingen van goeden, zuiveren smaak
beantwoordenmoeten de bouwvormen en versieringen in overeenstemming
zijn met de bestemming. Voor de bereiking van zulk een doel bestaat er
vooreerst wel geen helder uitzigt, maar het was reeds eene verblijdende
omstandigheid dat, zoo als uil de officiële verslagen gebleken is, de aan
dacht der tweede kamer van 's lands vertegenwoordiging op het onderwerp
opzettelijk gevestigd, bezorgdheid over den toestand van enkele gedeelten
der oudheidkundige verzameling uitgesproken werd. Het onderwerp van
nieuwe, doelmatige gebouwen voor de vaderlandsche museums trekt meer en
meer belangstelling; voorziening in de behoefte schijnt niet voortdurend tot
de vrome wenschen te zullen blijven behooren; maar waar alles zoolang
verwaarloosd werd, kan de overgang tot eenen beteren, of liever tot den
voldoenden toestand niet op eens, niet in een kort tijdsverloop geschieden.
Daarom moeten lijdelijke hulpmiddelen toegepast worden, en die zijn, met
het oog op de onmiskenbare en onmiddelijke voorziening vorderende be
hoefte aan meerdere ruimte, slechts te vinden door bijbouw van nieuwe, en
waar die onmogelijk blijkt door toevoeging van belendende localen, aan de
gebouwen, die, ofschoon oorspronkelijk slechts tot woningen van bijzon
dere personen ingerigt en gebezigd, bij gebrek aan beter, maar al te lang
tot bergplaatsen van wetenschappelijke verzamelingen bestemd werden en
dienen moesten.
- Het heeft Z. M. den koning behaagd toe te kennen eene belooning van
ƒ100 aan A. Edelenbosch, loodsschipper 2e kl. en van 75 ieder aan D.
van Rees Jz. matroos tevens hulpzeeloodsJacs Borstlap, 1. P. Nieuwswater
en P. van der Made, matrozen, allen bchoorende tot het loodswezen aan