de kamer heeft ze weggelaten. Waarom heeft, de minister niet de intrek king aangekondigd bij de belangrijke quaestie der vierde universiteit, zooals hij dit deed bij de quaestie van art. 194 der Grondwet Gaarne had spr. gezien dat de minister de hoofdbeginselen van zijn ontwerp niet had losge laten. Gok dit onder gemeen overleg te brengen, reikt te ver. De minister zeil heeft herinnerd dat Fransche geleerden hebben verklaard dat zij ver wachtten dat de Ned. kamer dit regt niet uit handen zal geven. Ook be riep spr. zich op het gezag van den tegenwoordigen Franschen minister van binnenlandsche zaken, die kort geleden ook heeft betoogd dat de regering het regt om graden te verleenen niet uit handen moet geven. En wat zal men zien gebeuren, als Amsterdam eene universiteit erlangt? Groningen zal wegteren. Utrecht wordt eene theologische school van eene bepaalde rigling. Leiden zal een kwijnend leven gaan lijden. De minister van bin- nenl. zaken heeft hel zeil eezegd, dat als men aan Amsterdam gelijke reg- ten geeft als aan de bestaande universiteiten, men eerlang voor de quaestie zal staan, welke der bestaande universiteiten het eerst zal moeten worden algeschalt. Zoo zal het einddoel dezer wet zijn éénc hoogst blocijende universiteit te Amsterdam. Misschien een schoon doel. Maar zoo men dit wilde verwezenlijken, waarom dit dan niet liever langs den koninklijken weg dan langs zijpaden bereikt? De heer Hein vroeg; staan wij hier voor een ontwerp der regering of voor een ontwerp van de tweede kamer? Hij zag in dit wels-ontwerp niets dan transactiën in plaats van beginselen. Hij waardeerde de uitgebreide kennis, de groote werkkracht, den volhoudcndcn ijver van dezen minister, talenten, die door voor- en tegenstanders zijn erkendmaar bij die waardeeriug mag bij niet voorbijzien dat de minister zich niet door vastheid van beginselen heeft gekenmerkt. De heer Michiels van Kessenich kan over een punt niet het stilzwijgen bewaren, nl. over de uitbreiding van het getal universiteiten. Voor ons land waren z. i. twee universiteiten allczins voldoende. Hij erkent wel dat als 't de vraag gold waar eene rijks-universiteit moest opgerigl worden hij voorzeker de voorkeur aan Amsterdam zou geven, maar niet naast en tegenover drie andere rijks-universiteiten. De uitbreiding tot vier univer siteiten wegen bij hem zóó zwaar dat hij niet voornemens is zijne stem aan deze wet te geven. De hit. Pické en Duymaer van Twist ontwikkelden eenige bezwaren, die echter niet van overwegenden aard waren. De heer l'ické achtte de uit breiding van bet getal der universiteiten een ramp. Hij verheugde zich echter over liet behoud van de godgeleerde faculteit, zoodat die lieve zuster niet als eene onnutte dienstmaagd was uitgestooten. De heer Dumbar ver- eenigde zich met de rede van den heer van Rhcmen. Hoe gaarne hij zou medewerken om dit wets-ontwerp tot stand te brengen, is hij van oordeel, dat hel regt om doctorale graden te verleenen uitsluitend behoort te ver blijven aan den staat. Dit was voor hem een principieel bezwaar. Daarover kon hij niet heenstappen. De heer Iluchner betoogde dat wat de universi teiten betreft. Amsterdam niet had mogen worden voorbijgegaan. Genees kundigen kunnen alleen in groote centra worden gevormd. Amsterdam is edelmoedig geweest om de taak op zich te nemen, die op het rijk rustte. Amsterdam verdient daarvoor den dank van allen, die op verheffing van het intellectueel peil van Nederland prijs stellen. Amsterdam zal deze laak vervullen grootsch en zijner waardig. Het gevolg zal zijn, dat twee andere universiteiten van zelve zullen vervallen. De meening van den Leidschen senaat dat het onverschillig is in welke gemeente eene universiteit wordt gevestigd, kan spr. niet beamen. Dus eer en lof aan Amsterdam! Deze int'igting zal aan Amsterdam groote offers kosten, maar de ingezetenen heb ben zich bereid verklaard die offers te torschen. In de zitting van heden hebben nog enkele leden het woord gevoerd. Daarna heeft de minister van binnen), zaken de wets-voordragt verdedigd en getracht zich te zuiveren van de hem ten laste gelegde stelselloosheid en onbegrensde meegaandheid, daar waar het hoofdbeginselen gold. Ten slotte is de wet aangenomen met 28 tegen 4 stemmen. Proces Jut—Goedvolk. Reeds vroeg in den ochtend was een talrijke menigte op de been, om de rijtuigen, die de beide beschuldigden naar den hove voerden, te zien pas seren. Van de gevangenis af tot op het Binnenhof hadden de nieuwsgierigen zich in de straten geschaard. Even 9 ure verliet Jut, in een gewoon rijtuig onder een behoorlijk geleide, de gevangenis, gecscorteerd door een piket huzaren. Kort daarna werd zijne vrouw in het cellulair rijtuig naar het hof gebragl. Hit Binnenhof en de toegangen lot de geregtszaal waren door eene digt opeengepakte menigte bezet, welke echter door de policie tot ach ter de poorten werd teruggewezenten einde het uitstappen zonder de min ste belemmering te doen geschieden. Na dien lijd werden ook de toegangen tot het gereglshof vrij gehouden ten gerieve eener geregelde passage van de getuigen en het publiek dat lot de gereserveerde tribunes werd toegelaten. Ongeveer tien ure waren die plaatsen reeds ingenomen door zeer vele hoorders en toeschouwers; tegenover tal van leden der magistratuur, die de voor hen bestemde plaatsen bezetten, was de balie gezeten, die ruim verte genwoordigd was. Een vreeselijk gedruisch op de trappen kondigt ten 10 ure aan. dat de deuren voor het publiek ontsloten zijn. leder stormt als het ware naar zijne plaats, zoodat hel niet lang aanhield of de brcede ruimte was tot aan de wanden toe gevuld. Juist ten 10 ure komt hel hof de geregtszaal binnen en wordt de crimi nele lereglzitting geopend. De beschuldigden worden binnengeleid te midden van de diepste stilte, eerst de tweede beschuldigde, Christina Goedvolk, daarna de eerste beschuldigde, Hendrik Jacobus Jut. Jut's vrouw gaat met vasten tred naar hare plaats. Voor zoo verre valt op te merken is zij in het donker gekleed, met een hoed op, terwijl haar gelaat bedekt is met, een lichte bruinen sluijer. dien zij echter verwijdert, zoodra zij bare regters aanschouwt. Het bevel om Jut binnen te leiden wordt door den president afgekondigd. Hij verschijnt omringd door eenige veldwachters en de gevangenbewaarders, die. met het oog op zijn physieken toestand, met zijne verpleging zijn be last. Hij is in het zwart gekleed, zijnde overigens niets bijzonders aan hem te bespeuren. Op de vragen van den voorzitter geven de beschuldigden hunne namen enz. op, de eerste beschuldigde op luiden toon, de tweede met zwakken stem. Zij zijn: 1». Hendrik Jacobus Jut, oud 24 jaren, van beroep logementhouder, geboren te 's Gravenhage; 2". zijne huisvrouw, Christina Goedvolk, oud 28 jaren, zonder beroep, geboren te Delft. De voorzitter maant den eersten besch. aan geene beweging hoegenaamd te maker. Als hij door bewegingen de orde stoort, brengt de voorzitter hem onder het oog. dat het geregtshof liet regt heelt hem te verwijderen, en de openbare zitting, zonder zijn bijzijn, voort te zetten. Ilij waarschuwt hem dus ernstig, zich stil te houden, daar het hof anders zal overwegen of het van die bevoegdheid, bij de wet loegekend, zal gebruik maken. (Jut, die eenige oogenblikken scheen te aarzelen, en wiens gelaat zich zenuwach tig vertrok, heeft blijkbaar de woorden begrepen en houdt zich verder bedaard.) Vervolgens worden liet arrest van teregtstelling en de acte van beschuldi ging door den griffier voorgelezen. Die voorlezing, ten even 10 ure aangevangen, duurt tot ruim 12 ure. Gedurende die formaliteit luisteren de beide beschuldigden aandachtig en stil voor zich uitziende. Bij sommige belangrijke zinsneden legt Jut blijk baar belangstelling aan den dag, door bijzonder daarnaar te hooren. Nu en dan wendt hij zijne blikken om zich henen en dan bewegen zich zijne oogen voortdurend heen en weder. Zoodra de zenuwen bij hem beginnen te werken, worden hem dadelijk door zijne bewakers bedarende middelen toegediend, terwijl bij eene evcntuële uitbarsting van ernsligen aard doc torshulp kan worden ingeroepen, vermits de beer Giesbers, officier van ge zondheid 2' kl. bij het garnizoen alhier, tevens geheesheer in de gevangenis, zich in de zaal bevindt. Overigens heeft men hem onschadelijk gemaakt door het aantrekken van het dwangbuis. De lijst van de 46 gedagvaarde getuigen en deskundigen wordt alsnu voorgelezen. Alleen de 45e getuige, Morilz Marx is afwezig; de proc.-gen. en het hof maken echter geen bezwaar de zaak te doen voortgaan. De j 19 eerste getuigen verwijderen zich uit de zaal. De 20"1—30e getuigen mo gen zich tot 2 uur verwijderen onder stellig verbod in de zaal tegenwoordig te zijn. De overige getuigen mogen zich tol 3 uur verwijderen onder ge lijk verbod. Het getuigenverhoor nam daarop een aanvang: Onder de gehoorde getuigen waren J. L. E. Bischof, huisvrouw van N. van Heusdeu, H. P. Dat, meubelmaker, verlooide van Helena BeeloG. J. van Vleuten, leerling aan de hoogere burgerschool, N. van lleusdenoud-ambtc- naar. en A. F. Beukman vroeger commissaris van politie te 's Hage. Groo- tendeels liep dit verhoor over reeds bekende bijzonderheden. Vervolgens werd door den griffier voorlezing gedaan van het visum reper- tum der schouwing door de deskundigen, de hh. dr. Becht en J. Dijkgraaf. Op verzoek van de verdedisers der beschuldigden werden aan de deskundi gen nog enkele vragen gedaan, o. a. of de mogelijkheid niet bestond dat de verslagenen gestorven kunnen zijn afgescheiden van de wonden, aan apo plexie of een hartkwaal vóór het toebrengen van de wonden. Dit werd ontkennend beantwoord. Volgens hen was het boven allen twijfel verheven dat beiden zijn gestorven aan verbloeding. De overige getuigen hebben meerendeels verklaringen algclegd overeenkom stig de acte van beschuldiging. Mevr. Schluter beeft van mevrouw van der Kouwen vernomen dat Helena Beelo op St. Nicolaasavond twee mannen aan de voordeur had gezien. Mietje Slap, de koopvrouw, heeft herkend de voorwerpen die zij gekocht of verkocht had. Het zilveren knipje houdt zij pertinent vol als van mevr. van der Kouwen afkomstig. De beide beschuldigden ontkenden wat de getuigen Vremsen, uit Vught, omtrent hun houding en gezegden aldaar hebben verklaard. Het geheele getuigenverhoor is afgeloopen. Morgen voortzetting. BUITENLAINDSCIIE BEIUGTEN. KKGELJIN0. LONDEN 26 April. De prins van Wales is te Madrid aangekomen. De koning, de minis ters en andere voorname personen, alsmede de Britsche gezant, ontvingen hem aan het spoorwegstation en begeleidden hem naar het koninklijk paleis. Z. K. II. heeft bedankt voor het hem aangeboden schouwspel van een stierengevecht. In het lagerhuis was nog aan de orde een voorstel van den afgevaar digde Fawcelt, strekkende om tot de koningin het verzoek te rigtenden titel van keizerin van Indië niet aan te nemen. Voor de behandeling van dit voorstel heeft de heer Fawcett van de regering een bepaalden avond verzocht. In antwoord op dit verzoek, verklaarde de heer Disraëli, dat hij daaraan geen gevolg zou geven, wijl, naar zijne meening, over deze zaak reeds genoeg woorden waren gewisseld en zij daarenboven beslist was. Fawcett heeft hierop aangekondigd dat hij zijne motie zal veranderen en een rcgtstreeksch votum van afkeuring tegen de regering zal voorstellen. Op verscheiden punten van de stad hebben bijeenkomsten plaats gehad ter bespreking van de vraag, hoe men zou kunnen bewerken, dat de open bare musea en schilderij-galerijen Zondags zouden opengesteld worden. Aan staanden Zondag zal deswege in llydepark een groote meeling worden gehouden. De stoet zal, op weg naar het park, aan de nationale galerijen aan het Britsch museum verzoeken binnengelaten te worden en, daar beide

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1876 | | pagina 2