BUITEN LANDSCHE BER1GTEN. zij hunnen vijand, liet waler. moesten ontvlugten, en zich op hunne zol ders redden, alles moeten achterlaten: aan kleederen, vooral aan ondergoed is zeerzeer groot gebrekbijzonder voor vrouwen en kinderen. Een verslaggever van de IV. H. C. meldt omtrent eenen door hem medegemaakten togl naar Brakel en Poederoijen o. a. het volgende. Te Herwijnen was het allertreurigst. Aan de buitenzijde van den dijk was geen enkel van de 90 huizen behouden gebleven. Eenige waren ingestort. Van de 60 verlaten huizen der geringe klasse waren er ruim 30 reeds zoo danig vernield dat er aan geen herstel te denken viel Een dertigtal hui zen van meergegoeden verkeerden in denzelfden toestand. Van de 1800 inwoners waren er reeds meer dan 700 ten laste der armenkas gekomen. Om in dien toestand zooveel mogelijk tegemoet te komen, had de gerefor meerde diaconie haar laatste saldo, ad ƒ300, opgcoflerd. Binnendijks scheen I de grond te zijn droog gebleven, doch was doorweekt van kwelwater. Naar die zijde waren de bewoners der buitendijksche huizen gevlugt. Voor hun huisraad was aldaar geen plaats; het lag hier en daar onder takkebossen en slroo op den dijk, terwijl zij zeiven in de huizen opeengehoopt zaten. Een kort bezoek in eenige dier woningen was voldoende om zich een denk beeld te maken van de algcmeenc ellende. Te Brakel waren geen vlugtelin gen of vee van elders opgenomen. Gelukkig, want Brakel zelf, met eene bevolking van 1100 zielen en thans 140 bedeelde huisgezinnen, was zwaar geteisterd. Daar waar anders in dezen tijd van hel jaar de boer den grond bewerkt, hadden gisteren schepen gezeild. Eene straat was gedeeltelijk, eene andere geheel ontruimd. In deze laatste voer men thans met bootjes langs de zolderverdiepingen. Gok in kerk, school, onderwijzerswoning en een aantal andere huizen buiten die straten staat het water hoog. Wij voe ren door de overstroomde lanen en buurten, hier en daar langs weggedreven gedeelten van huizen, naar het oude kasteel, genaamd het Huis De Spijker", alwaar 73 personen waren opgenomen. Deze zijn uitmuntend gehuisvest. In al de oude zalen en cellen heerscht, niettegenstaande bijv. in een vertrek op eene bovenverdieping vee was geplaatst, eene buitengewone zindelijkheid. Terwijl de mannen bezig waren met eten koken, hielden de vrouwen zich onledig met hemden naaijen. De aldaar aanwezigen erkenden dan ook, dat zij het veel beter hadden dan hunne lolgenooten die bij de buren in huis waren gevlugt, met achterlating hunner inboedels, die thans in lange rijen op een dijk onder stroo geborgen lagen. Pouderoijen was van twee kanten gelrofïen; zoowel binnen- als buitendijks lag alles onder. Op de bui tenplaats van den heer Viruly waren in het ruime huis honderd personen opgenomen. Bij andere ingezetenen was het naar evenredigheid hetzelfde geval. De meeste vlngtelingcn hebben alles verloren. Naar eene verklaring van bevoegde zijde heelt echter geen van allen broodsgebrek geleden. De declgenooien aan den togt gingen te voet langs den Vleugeldijk en Aalster dijk, om over eene lengte van 1% uur gaans alles in oogenschouw te ne men. De eerstgenoemde dijk zag er jammerlijk uit. Op vele punten was nog slechts ruimte voor één persoon en was de passage moeijelijk. Van beide kanten was overal de grond afgeslagen ol doorboord. Over eene lengte van bijna uur langs den Vleugelsdijk lagen tafels, stoelen, kasten, beddegocd en ander huisraad, kookgereedschap en wat al meer, het eene in den modder onder tegen den dijk, het andere op de glooijing, het eene blijkbaar weggedreven, het andere op de vlugt verloren Bij een der hoogst gelegen huizen, waarvan al de muren afbrokkelden, stond in den modder tegen een muur nog eene tafel vol borden en aardewerk te waggelen. Een paar malen moesten wij op den dijk een stuk huisraad ter zijde werpen om ons een doortogt te banen. Op enkele plaatsen had het water in den ondergrond geheele holen gemaakt. 's GRAVENHAGE, 23 Maart. Z. M. heeft aan den voor de dienst in lndie bestemden soldaat F. Zuc- ch.ni, van hel koloniaal werfdepot, vergunning verleend tot het dragen van de Italiaansche herinneringsmedaille, voor het deelnemen aan den veldlogt legen Oostenrijk in 1866. Door Z. M. zijn benoemd tot lid van het hoog militair geregtshof J. Vos, gepens. kapitein ter zee, en tol deurwaarder bij hel geregtshof te Leeuwarden de heer N. C. M. Koch, vroeger deurwaarder bij het prov. ge regtshof in Groningenthans als zoodanig fungerende bij de arrond.-regt- bank te Groningen. Voorts is, op hun verzoek, eervol ontslag verleend aan den heer A. F. Scheflers, als procureur bij het geregtshof en de arrond -regtbank te 's Herlogenboschen aan den heer S. Blijdensteinals plaatsvervangend kanionregtcr te Enschedé. De heer K. J. Gey van Pettius, ontvanger der directe belastingen te Ravenstein, is als zoodanig benoemd te Weesp. De le luit. E. de Man, van het 2' reg. infanterie, is voor den lijd van vijf jaren gedetacheerd bij het wapen der infanterie van het leger in Nederl. Indiè. De consul-generaal der Nederlanden le Londen heeft tot vice-consul te Gloucester aangesteld den heer 11. Gadenne aldaar, ter vervanging van den heer W. Nicks, die als zoodanig op zijn verzoek is ontslagen. Art. 33 van de wet tot regeling van het hooger onderwijs, waarover gisteren in de tweede kamer werd beraadslaagd, luidt als volgt: "Elke der universiteiten bevat, behoudens de bepaling van art. 134, de navolgende faculteiten: a. de faculteit der regtsgeleerdheid; b. ii u geneeskunde: c. wis- en natuurkunde; d. a n letteren". Daarop werd een amendement voorgesteld door de commissie van rappor teurs. strekkende om het artikel aldus te lezen: "Elke der universiteiten bevat de navolgende faculteiten: a. de faculteit der godsdienstwetenschap; b. ii u o regtsgeleerdheid; (enz. gelijk in het regeringsariikel). Op dit amendement werden twee sub-amendementen voorgedragen: een van den heer van Naamen van Eemnes, strekkende om het woord "godsdienstwetenschap" te veranderen in "godgeleerdheid": een van den heer Saaymans Vader, strekkende om het woord "gods dienstwetenschap" te doen vervangen door «theologie of godgeleerdheid". In de zitting der kamer van heden liepen de beraadslagingen geheel over bovenstaand artikel en de daarop voorgestelde amendementen. De minister heeft het regeringsvoorstel uitvoerig verdedigd. Morgen voortzetting. Een zelden voorkomend geval, dat een vonnis van de regtbank te Gorinchem ten gevclge hadwerd eergisteren aan het oordeel van het hof in appel onderworpen. Het was namelijk eene onbevoegde uitoefening van de geneeskunde en het onbevoegd afleveren van geneesmiddelen door den Rot- lerdamschcn koopman C. St. Nicolaas. Deze zoogenaamde docter werd tot een half jaar celstraf en twee boeten, eene van ƒ300 en eene van /200, veroordeeld, omdat hij aan eene dienstbode te Gorinchem, na haar te heb ben onderzocht, eenige medicijnen had verstrekt, die hoewel zij geen kwaad, toch ook niet, ter bereiking van het gewenschte resultaat, baat konden opleveren; terwijl hij zich daarvoor met ƒ10 liet betalen. Deze feiten werden door den quasie-docter erkend; maar het geld was hoofd zakelijk voor reiskosten berekend. Met een beroep op zijne behoeften voor vrouw en kinderen, beval hij zich voor eene ligterc straf bij den hove aan. Advocaat-generaal mr. Gregory keurde in scherpe bewoordingen het gedrag van bekl. af. Hij geloofde dat men hier te doen had met óf een misdadiger in den waren zin van hel woord, óf met een lagen bedrieger. Wetende dat zijne middelen geen eflect zouden doen, bedroog hij de persoon die dacht baat te vinden en hij wist op die wijze zich van eene vrij belangrijke som meester te maken. Met het oog op do vroegere vcroordeeling van den bekl., moest naar de mcening van advocaat-generaal het vonnis der Gorin- chemsche regtbank worden bevestigd. Aanstaanden Maandag uitspraak. In appèl werd gisteren voor het geregtshof bepleit de wissel-quaestie, reeds bij de behandeling voor de regtbank alhier vermeld, gerezen tusschen de curators in hel faillissement van Overklift en C". en de firma Werlheim en Gompertz. [Zooals destijds werd medegedeeld, wees de regtbank bij vonnis van 14 December 1875 toe den eisch van de toen eischeres, om te worden toegelaten als erkend creditrice in genoemd faillissement voor de hoofdsom van den door haar van de gefailleerde firma genomen wissel ten bedrage van 7908.32 *4, met de interessen en met veroordeeling van de curators qq. in de kosten. Ook nu voerde mr. A. M. van Stipriaan Luisgius namens de curators het woord. Hij lichtte het hooger beroep uitvoerig toe en conclu deerde len slotte op verschillende gronden tot vernietiging van het vonnis. M'. A. P. Th. Eyssel wedcrlegde de verschillende gemaakte bedenkingen en zag met vertrouwen bevestiging van het vonnis te gemoet. In appel werd heden door het hol behandeld de zaak van den kermis reiziger N. A. P. van Rotterdam, die door de regtbank le 's Hage tot 18 maanden gevangenisstraf is veroordeeld wegens diefstal van een gouden ho- rologie uit eene woning te Delft. Zoowel in de instructie als bij de behan deling der zaak voor de regtbank en zelfs voor den hoogeren regter ont kende de beklaagde aan den diefstal schuldig te zijn, maar eene zeer gemoe delijke en ernstige vermaning van den president van het hof deed bekl. eene andere houding aannemen en bekende hij het hem ten laste gelegde. Reeds een zestal vonnissen waren hel deel van dezen gevangenisbewoner en nog twee veroordeelingen van een jaar wachten hem. Adv.-gen. requireerde de vernietiging van het vonnis, omdat eene zwaardere straf had moeten zijn opgelegd, en eischle de veroordeeling tot 2 jaren en 8 maanden. Gisteren middag werd aan het station van den Holl. spooiweg een persoon in hechtenis genomen, die zich uit zijn kosthuis had verwijderd en daar een bankbillet van ƒ300 had ontvreemd. Ook is door de policie, ten huize van den heer A.in de Wagenstraat, een dienstbode in arrest geno men. die beschonken was en bovendien verdacht werd van diefstal. De meid verzette zich te vergeefs tegen die aanhouding en het bleek niet zon der reden, want aan het commissariaat gekomen ontdekte men. dat zij nog twee flcsschen wijn onder haar kleederen verborgen had. K X E I, A X SS. LONDEN 22 Maart. Bij de verdere discussie over den titel van «keizerin van Indië"die men aan de koningin wil verleenen, heeft de heer Disraeli, ten einde veel misverstand weg te nemenmedege 'eeld dat het nooit in de bedoeling der regering gelegen had, den titel van keizerin in de plaats te stellen van Harer Majesteits hoogeren en hoogsten titel van koningin. In geen geval zouden de ministers goedkeuren dat de keizerlijke titel in Engeland gelden zou. Ook was het gerucht onwaar, dat de keizerlijke titel zich zou uit strekken tot de kinderen en bloedverwanten van H. M.zoodat dezen voor taan zich Koninklijke en Keizerlijke Hoogheid zouden laten noemen. Zulk een slap zou door de regering geheel worden afgekeurd. Deze mededecling heeft de oppositie, die tegen de voordragt bestond, vrij wat te doen afnemen. In het hoogerhuis heeft lord Manley de aandacht zjjner medeleden ge vestigd op den handel in negers, die aan de Nijloevers en ter kuste van de Roode zee gedreven wordt. Hij betreurde het dat de Engelsche regering, bij hare jongste onderhandelingen met den Khediveniet heeft aangedron gen op de afschaffing van den slavenhandel op het Egyptische grondgebied. Lord Derby, minister van builenl. zaken, deelde, naar aanleiding van de opmerkingen van lord Manley, mede, dat de regering reeds voor vier maan den onderhandelingen met den Khedive heelt aangeknoopt met het doel een tractaat te sluiten tot afschaffing van bedoelden handel, en dat de Khedive het grootste verlangen aan den dag legt om, zooveel van hem afhangt, mede le werken ter bereiking van het door Engeland beoogde doel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1876 | | pagina 2