van den ambtenaar belast met het toezigt op de honden is de commissie niet overtuigd; zijne bezoldiging kan gerekend worden thans ƒ430 te bedra gen. Ook vindt zij geen vrijheid de verhooging aan te bevelen van de jaar wedden der inspecteurs van policiedie reeds in 1873 zijn verhoogd. Wat betreft het subsidie voor de schulterij-muziek meent de commissie, na rijpe over weging, dat dit corps niet geacht kan worden een voldoende reden van be staan te hebben en dat alzoo de kosten aan zoodanig corps verbonden op de begrooting der dd. schutterij misplaatst zijn. Zij zou echter bejammeren wanneer de raad zich eenvoudig bepaalde tot het weglaten van bedoelde toelage, want zij acht het van het uiterste belang dat de gemeente in het bezit blijve van een muziekcorps, waardoor een heilzame invloed wordt uitgeoefend op de beschaving en veredeling des volks. De commissie stelt daarom voor het subsidie voor de muziek van de begrooting der dd. schut terij af te nemen en een nieuw artikel bij hoofdst. VII te voegen, t. w. «Bijdrage in de kosten van een muziekcorps ƒ2800." Burg. en weth. zou den daarbij uitgenoodigd worden een plan te ontwerpen om aan die gelden cene doelmatige bestemming te geven. De voorgestelde verhooging der jaar wedde van den hulponderwijzer in de gymnastiek kan mede de goedkeuring der commissie niet wegdragen; zij vereenigt zich met het gevoelen van hen, die het behoud wenschelijk achten van de veranderlijke belooning der hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen. De commissie stelt ook voor de som van 100 ten behoeve van de commissie voor de volksvoor lezingen, met het oog op eene te houden bloemententoonstelling, te doen vervallen. Indien in het volgende jaar eene zoodanige tentoonstelling wordt gehouden, dan kan later eene beslissing daaromtrent worden genomen. De commissie heeft er tegen dat op die wijze eene blijvende uitgaaf op de be grooting wordt gebragt. Ten gevolge van de door de commissie voorgestelde wijzigingen zou de begrooting in uitgaaf en ontvangst beloopen ƒ470,738.15%. De onlwerp- begrooling wjjst aan 489,237.52 's GRAVENIIAGE26 October. Door Z. M. is aan W. F. Bolte, te Geerlruidenburg, als blijk van goed keuring en tevredenheid wegens het redden van een drenkeling, toegekend de bronzen medaille, ingesteld bij besluit van 22 Sept. 1855, alsmede een loffelijk geluigschrilt. Tot griffier bij het kantongeregt te Appingedam is benoemd de heer mr. E. A. F. Thomas, thans griffier bij het kantongeregt te Delden. - De heer J. P. Oortwijk, ontvanger der directe belastingen en accijnsen te Rijp, is overgeplaatst naar Boekcnpoort. Bij het personeel van de geneeskundige dienst der landmagt in Ned.- Indië is benoemd tot officier van gezondheid 2e kl. de heer M. Cohn, civiel geneeskundige. De kapitein op non-activiteit H. II. T. Walter is weder bij het 1reg. infanterie in activiteit gesteld. H. M. de koningin is heden ochtend met den Ilolt. trein naar Voge lenzang vertrokken. De prinses van Saksen-Meinungen is heden middag naar Duilschland teruggekeerd en haar werd aan het station alhier door H. K. H. prinses Marianne uitgeleide gedaan. De minister van marine zal Vrijdag aanst. geen gehoor verleenen. In de zitting van de tweede kamer van gisteren, bij de behandeling van de door den heer van den Berch van Heemstede voorgestelde spoorweg- lijn Leiden—Utrecht, zeide de voorsteller dal hij, na al het gebeurde met Leiden—Woerdenwenscht dal deze lijn in het aanhangige wcts-onlvverp worde opgenomen. Reeds jaren geleden heeft de Holl. spoorweg-maatschappij de lijn Leiden—Woerden willen aanleggen. Er werd zelfs een aanvang met een kunstwerk gemaakt. Was de wet van 21 Sept. 1861 aangenomen, de aansluiting zou reeds lang bestaan hebben. Nu wenscht spr. niet te treden in de gevoerde onderhandelingen lusschen de hh. de Bordes en Sloet met de stad Leidenevenmin als in de onderhandelingen Misschen de directie der Rijnspoorweg-maatschappij en de stad Leiden. Hij zal te dier zake niet in beoordeeling treden van de overeenkomst van 5 Julij en 29 Junij 1875. Hij neemt volkomen aan dat van verschillende zijden alles te goeder trouw is behandeld geworden. Spr. stelt zich altijd en uitsluitend op het standpunt van billijkheid. Leiden en de dorpen langs de Rijnstreek mogen op gelijke behandeling aanspraak maken als de sleden en dorpen die thans aan spoor wegen zijn gelegen, zonder dat van deze geldelijke bijdrage wordt gevraagd. Eene lijn door de Rijnstreek is van evenveel belang als de meeste lijnen. Misschien vraagt men: waarom stelt gij dan niet voor eene lijn Leiden Woerden? Spr. antwoordt: omdat het in mijn plan ligt dat mijn lijn door de Holl. spoorweg-maatschappij zal worden geexploiteerdals daartoe de meest geregtigde na hetgeen in 1861 en 1862 is voorgevallen. De minister van binnenl. zaken is belast met het toezigt op de spoorwegen, heeft te waken dat de Rijnspoor niet van den weg der Holl. maatschappij het vrije gebruik hebbe. Anders zouden noodlottige botsingen te vreezen zijn. Spr. geeft de rigting zijner lijn aan en noemt de gemeenten, langs welke zijne lijn zal loopen, om zich aan den Oosler-spoorweg en aan den Centraal-spoorweg aan te sluitenten belooge dat door deze lijn Zuidholland en Utrecht gebaat zullen worden op eene wijze als men elders te vergeefs zal zoeken op zoo korten afstand. Zijn voorstel steunt op billijkheid. De minister van binnenl. zaken kan zich met het amendement niet ver- ecnigen. Zijn eerste bezwaar is: het zou zijn geld wegwerpen. Behoefte bestaat alleen aan eene verbinding Leiden—Woerden. Leiden is dan door een spoorweg aan Utrecht verbonden. Dus acht hij eene nieuwe verbinding onnoodig. Zijn tweede bezwaar bestaat hierin, dat zells geene raming kan worden opgegeven van een werk dat verscheidene millioenen zal kosten. Voor zoodanige werken zou men toch wel eene raming mogen verwachten. Een derde bezwaar; de heer v. d. Berch beroept zich op billijkheid. Maar juist de billijkheid verzet zich. Door den minister Ueertsema is den 7on April 1873 concessie verleend aan de hh. Sloe! en de Bordes. De concessionaris- te voeren. Is het nu billijk van een concurrent op den hals te schui. eïscht het landsbelang van hei sen zjjn bereid en bij magte deze uit staatswege aan die concessionarissen ven? Wij zijn daartoe geregligd. Doch uiterste regt gebruik te maken zóó te handelen ten aanzien van concessiona rissen op wiejuit het oogpunt van soliditeit niets te zeggen valt. De heer v. d. Berch zeide, dal hij het gebeurde lusschen de hh. Sloet en de Bordes en Leiden niet wilde aanroeren. Dat doet den minister leed. Het wart anders nuttig geweest deze zaak duidelijk in het licht te stellen en dan zou volkomen blijken van de onbevlekte goede trouw en de loyauteit iet concessionarissen en van de volkomene kennis van zaken bij het gemeente, bestuur van Leiden, waarmede dat gemeentebestuur eene zeer weinig be- zwarende verpligting op zich heeft genomenwelke in de plaats trad cener anderewelke zij 2 jaren te voren op zich genomen had. Dat de spr. niet spreekt over de overeenkomst gesloten met de Rijnspoor. wegmaatschappij dat apprecieert de minister; daarmede huldig ik, zegt de minister, zijne mij bekende prudentie. Wat het publiek belang betreft, zegt de minister, zal dit het meest gehaat worden door eene verbinding Leiden-Woerdenwaartoe eene onteigeningswet zal worden voorgelegd, Dan zal blijken dat het niet aangaat den last op de schatkist te schuiven, voor werken, die particulieren bereid zijn aan te leggen. En de minister vleit zich, dat'de kamer over deze zaak in haren geheelen omvangzal kunnen oordeelen, nadat zal zijn ingediend de onteigeningsw et zoowel tol aanleg van den spoorweg Leiden—Woerden, als die tot het maken eener verbinding van het gemeenschappelijk station van den Holl. naar Rijnspoorweg. De heer Stieltjes verdedigt het amendement en treedt daaromtrent («g zacht sprekende) in bijzonderheden. De lieer van den Berch van Heemstede beantwoordt den minister. Cu spr. geen uitgewerkten staat heeft medegedeeld is volkomen juist. Hij is geen deskundige en kan dus niet precies de kosten opgeven, maar er is geen lijn in ons vaderland op zoo korten afstand zoo nuttig als deze, ge® waarbij eene zoo talrijke bevolking belang heeft en waarbij met minden schade geëxploiteerd kan worden. De minister van binnenlandsche zaken wil niet treden in de beschouwin gen van den heer Stieltjes, waarom, als eene verbinding door particulieren zonder staatshulp kan worden tot stand gebragt, dan die verbinding met 's lands geld te bekostigen. De minister waarschuwt tegen luchthartigheid met de finantiën. De beraadslagingen over deze lijn werden hiermede gesloten. In de zitting van de tweede kamer van heden zijn de beraadslagingen voortgezet over de bij amendement voorgestelde nieuwe lijnen. Vervolge» zijn al de amendementen op art. 1 der spoorwegwet verworpen, behalve lil van den lieer IleydenrijckAmersfoortRhenenNijmegen, dat van decent missie van rapporteursstrekkende tot doortrekking tot den hoek tn Holland, en dal van den heer van Wassenaar Calwijck, Zwaluwe—'sBostl, Regeringsartikel 1 aangenomen met 60 tegen 5 stemmen. In de zitting van den hoogen raad van gisteren is door adv.-gee.it Smits conclusie genomen in de beroepen van T. v. d. W. en W. B. betrei- fende de quaestie der honden voor of onder den wagen gespannen, waar omtrent door de regtbank alhier in liooger beroep een veroordeelend voonis is gewezen met toepassing van art. 122 der algemeene verordening. Genoeili ambtenaar van het 0. M. was van gevoelen dat de voorschriften der wi dening duidelijk waren, dat deze niet betreffen de wijze van aanspani; van den hond. hetzij voor hetzij onder den wagen, maar het gewigta den wagen door een hond gelrokken, hetgeen de 100 kilogr. voor eiken hond niet mag te boven gaan. Door de toestemmende beantwoording Ét z. i. eenige te beantwoorden vraag: is de ten deze bedoelde wagen, welii bevonden is 526 kilogr. te wegen, door één hond getrokkenwas naarzijne meening het pleit beslist. Hij achtte het cassatiemiddel niet aannemelijk en concludeerde ten slotte tot verwerping. De uitspraak is bepaald op li November. In hooger beroep stond heden voor het hof van Zuidbolland teregtli koopman G., die door de regtbank alhier, ter zake van opligting, is veroor deeld tot 9 maanden celstraf. Zooals men weet erlangde bek!., onder» gave dat hij was agent van een Amsterdamsch verkoophuis, een aantal kleedingstukkenwelke hij ten zijnen voordeele verkocht. Gok nu ontkend! G. het hem geimputeerde. Mr. van Gigch, thans als verdediger optredend!, zou zich volstrekt niet begeven in de kronkelingen der verhalen en tegen® halen ten aanzien van bekl. Ook omtrent hel bewijs van de feiten zou Ij niets afdingen, maar omtrent eene kleine ampliatie, die door de regtbank was voorbijgezien, moest hij eenige bedenking in het midden brengen, flj bedoelde een briefje, dat niet bij de stukken is gevoegd, dat bekl. met zijn eigen naam onderteekend aan den heer v. D. heeft afgegeven en waarop uil eenige qualiteil voorkomt. Dat was naar pleiters gevoelen een gewoon con tract van koop en verkoop, waaruit geen strafactie maar wel een civiel pro ces had kunnen voortvloeijen. Hij zou echter de handelingen van bekl. uil verdedigen, maar het kwam hem voor dat een straf van negen ma» den cellulair voor het ten laste gelegde feit. met terzijdestelling van ante cedenten wel wat streng was en verzocht den hove alsnog eene ligtere straf op te leggen. Adv.-gen. mr. Gregory was echter van meening, dal hier wel degelijk eene valsehe qualiteit was te baat genomen en daar iW in den laatsten tijd nog al veelvuldig voorkomt vond hij geen termen oi niet tot eene gestrenge straf te adviseren. Zjjn requisitoir strekte dan ook tol bevestiging van het vonnis. Na rq- en dupliek is de uitspraak opa» slaanden Dingsdag bepaald. Gisteren is alhier overleden jhr. H. Steengracht van Oosterland, uitstekend bevorderaar der beeldende kunsten en wiens kabinet van sclnl' derijen op den Vijverberg alhier een Europesche vermaardheid heeft. Ook van zeldzame uitgaven van boekwerken was hij een keurig verzamelaar. Zondag-middag is in het Gebouw voor Kunsten en WetensckapP -De intnen doet pier te 01 per 1 lije we nt re1 itrp li Tim

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1875 | | pagina 2