LEIRSCI1E COURANT. 187». a°- si?* VRIJDAG 22 OCTOBER. STADS-BERICHT EN. I I BINNENLANDSCHE BEiUGTEN. De Courant verschijnt dagelijks, Zon- en Feestdagen uitgezonderd. De prijs der Courant is per vierendeel jaar» f 3.franco p. p. 3.50; niet het F er slag der Handelingen van den Gemeenteraad t 3.35, franco p. p. f 3.85. Het verslag afzonderlijk is verkrijgbaar voor 2.50 'sjaars, buiten de expediliekosten. Afzonderlijke nommers der Courant zijn verkrijgbaar voor 5 Cents, franco p. p. 6 Cents, De prijs der AdvertcntiCn is van 1— 4 regels 1.— iedere regel meer 25 cents. burgemeester en wethouders van leiden, Gezien art. 8, le alinea, der wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad n°. 95), tot regeling van hel toezicht bij het oprichten van inrichtingen, welke ge vaar, schade of hinder kunnen veroorzaken; Brengen bij deze ter algemeene kennis dat door hen vergunning is ver leend aan J. J. Van Dijk en zijne rechtverkrijgenden, tot het oprichten van eene smederij in het huis in de Moriaansteeg u». 6. En geschiedt hiervan openbare kennisgeving door plaatsing in de Leid- iclie Courant. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester. Leiden, 21 October 1875. E. KIST, Secretaris. PATEKTBIADE». De BURGEMEESTER, Hoofd van het Gemeentebestuur van Leiden, doet te weten dat de ingevulde patentbladen over het dienstjaar 1875/6, voor wijlt V, bij het College van Zetters, in een der vertrekken van het Raadhuis dezer gemeente verkrijgbaar zijn, dagelijks, des namiddags van een tol drie uren, en wel tot en met den 23s,tn October e. k.j terwijl na hel verstrijken van dien termijn, de onafgehaalde patenlbladen ter uitreiking moeten worden afgegeven aan de deurwaarders der directe be lastingen alhier. die voor hunne moeite mogen eischen tien cents, zondermeer. En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Courant afgekondigd. De Burgemeester voornoemd, Leiden, 16 October 1875. v. d. BRANDELER. LEIDEN, 21 October. In de zitting van den gemeenteraad van heden, voordat de aan de orde gestelde onderwerpen in behandeling kwamenvroeg de heer Juta het woord, om te antwoorden op het in de vorige zitting door den voorzitter gesprokenein antwoord op de interpellatie betreffende den spoorweg Leiden—Woerden. Hij verklaarde o. a. dat het zijne stellige meening was dal, als de leden van den raad geweien hadden dat de lijn ook zonder sub sidie van gemeentewege tot stand zou zijn gekomen, zjj het subsidie niet hadden toegestaan; integendeel, volgens de kennisgeving van den minister zou de lijn zonder het subsidie niet tot stand komen. Wat hem betrof, hij zou tegen het contract hebben gestemdals hij had geweten welke toezeg gingen de minister aan de Rijnspoorwegmaatschnpjijj had gedaan. Nn ecliter de juristen in de vergadering de zaak reeds hadden behandeld, zou hij daar over niet verder spreken, maar slechts releveren enkele beschuldigingen dooi den voorzitter tegen hem ingebragt. De voorzitter had gesproken van «ver rassen" en «verdachtmaking", en daarloe gaf het door hem gesprokene geene aanleiding. Nooit was het zijne meening gewerst eenigen blaam op den voorzitter te werpen. Als een persoonlijk feit merkte hij nog op dat een der leden den aanhef van de rede van den voorzitter genoemd had eene reprimande en dat de voorzitter daarop geene aanmerking had gemaakt. Hij moest het er dus voor houden dat dit in de bedoeling van den voorzitter lag, en hiertegen moest hij opkomen, want wat moest er op die wijze worden van de vrijheid van discussie. Wat hem betrof hij zou, in weer wil daarvan, niet ophouden moedig voor zjjne overtuiging uit te komen. Be voorzitter zeide dat hjj zeker zoo niet zou gesproken hebbenindien de Beer Juta zich niet op het door hem gekozen standpunt had geplaatst. Indien hij eenvoudig gevraagd had openbaarmaking van het verhandelde, dan had hij hetzelfde doel bereikt. De 10 jarengedurende welke hij de vergaderingen had geleid, zouden wel de overtuiging hebben geschonken dat lijj de vrijheid der beraadslagingen niet wilde verkorten. De heer Juta ant woordde dat het mogelijk was dat hij een verkeerd standpunt had ingeno- mm, maar dit was geen reden om hem eene berisping te geven, die nog niet was ingetrokken. De voorzitter zeide dat eene berisping, in den zin Hoor den heer Scelig daaraan gegevenniet in zijne bedoeling bad gelegen. Alleen had hij afgekeurd de wijze, waarop de zaak ter sprake was gebragt. Hiermede liep deze zaak af. Overgaande tot de aan de orde gestelde onderwerpen kwam in behandeling Je ontwerp-verordening regelende het pensioen aan gemeente-amblenaren en Bedienden te verstrekken. Op grond dat dit concept niet- was in handen gesteld van de commissie van financiën, werd besloten deze zaak aan te houden. Het verzoek van den kerkeraad der Ned. herv. gemeente, gerigt aïm Z. M, den koningbetrekkelijk de rangschikking van het H. G. of arme wees- en kinderhuis op de lijst der instellingen van weldadigheid, dat door gedep. staten, om advies, in handen van burg. en weth. was gesteld, gaf aanleiding tot uitvoerige discussiën. De heer Eigeman trad in beschouwingen over den loop der zaak. Hij had niets legen de conclusie van burg. en weili., maar wel tegen de wijze waarop zjj tot die conclusie waren gekomen. Hij moest er ook zjjne bevreemding over uitdrukken dat de gemeenteraad thans een anderen weg zon inslaan dan vroegerb. v. bij de armbakkerij. Geen gel dige reden was daarvoor te vindenof men zou het moeten toeschrijven aan invloeden buiten den raad. De heer Cock trad ook in eene ontwikkeling van den loop der zaak, ten einde zjjne stem tegen de voordragt te motive ren. llij had vroeger met leedwezen gezien dat de kerkeraad den regtea weg waarop hij zich bjj den aanvang bevond, had verlaten, om langs een omweg het doel te bereiken. De heer Gotidsmit betoogde dat de omweg, waarvan de heer Cock had gesproken, een expedient was, door de commissie ad hoe den kerkeraad aangeraden; daar waarde fciteljjke toestand niet ovêt- eenkomi niet den regtstoestand, moet men toevlugt daartoe nemen. Maar wat deed nu weder de kerkeraad Hjj vroeg aan den koning plaatsing der instelling onder letter a en hierbij zou hij schipbreuk ljjden. De heer van der Lilh had het adres van den kerkeraad gelezen. Naar zijn gevoelen sloeg de kerkeraad een weg in niet overeen te brengen met de armenwet. Van eene beslissing des konings kon geen sprake zjjnwel van eene regterljjke uitspraak. Hij kou zich dus niet vereenigen met de conclusie van burg. en weth., want men moest er ook tegen opkomen dat hier 's konings beslissende magt werd ingeroepen. Nadat het verzoek van den kerkeraad aan Z. M. den koning was voor gelezen, stelde de heer van der Lilh nog nader zijne meening niteen. De kerkeraad verlangde eene beslissing des konings en beriep zich ten slotte op art. 69, dal ech ter doelt op inrigting en bestuur. Nadat neg vele leden hel woord hadden gevoerd, stelde de heer van der Lith een amendement voor op de conclusie door burg. en weth. voorgesteld, welk amendement, nader in overleg met den heer Goud smit gewijzigd, met 16 tegen 4 stemmen werd aangenomen, en insgelijks ook de gclieele conclusie. Dientengevolge zullen burg. en weth. antwoorden dat eene beslissing in deze, volgens art. 72 armenwet, voor den regter moet gebragt worden, maar in de vooronderstelling dat de kerkeraad eene min nelijke schikking beoogt, de gemeenteraad op grond van het in de betrek kelijke stukken aangevoerde geen termen heeft gevonden om aan het verzoek van den kerkeraad, dat het H. G. of arme wees- en kinderhuis gerangschikt worde onder de kerkelijke instellingen, bedoeld bij art. 2 der armenwet, gunstig gevolg te geven. Achtervolgens werden goedgekeurd: Verzoek van J. Van Loghem, om ontslag als leeraar in het boekhouden aan de gemeente-instellingen voor liooger en middelbaar onderwjjs; idem van de weduwe W. Arnoldus, om eene brug te leggen en een plankijs of waterstoep; idem van de firma R. M. Beuth en Zoon. om een gootsteen te leggen met waterlozing; idem van J. Pont, om eene stoep te leggen aan de Waardgracht, n». 130; idem van H. A. Van lngcn Schenauom schadevergoeding wegens de vernieuwing van de Leiderdorpsche brug; idem aan C. Van den Berg, ter bekoming Van gemeentegrond; Idem van VV. Van Dam en C. Teylingenom stoepen le leggen aan den Ouden Singel en het Utrcchtsche veer. Omtrent het voorstel betrekkeljjk de verhooging der jaarwedden van de leeraren aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwjjs werd besloten deze zaak aan te houden, en, overeenkomstig liet advies van de commissie van financiën, burg. en weth. uit te noodigen een ontwerp in te dienen voor eene volledige regeling, die in werking zal treden met 1 Jan. aanst. Over het voorstel van commissarissen der 'gasfabriek, tot wijziging der verordening houdende bepalingen omtrent het gebruik van gas door parti culierenontstond eene uitvoerige discussie, vooral over de vermindering van den prijs van liet gas van 12'4 op 10 els, per kub. meter, door commissarissen voorgesteld, en op 11 els, door de commissie van financien voorgesteld. Ten slotte werd art. 10 der verordening, waarbij eigendom van den meter slechts geoorloofd is bij gebruik van meters met een meierverm'ogeii grooler dan 1400 kubiek decimeters (10 lichts) aangenomen met algemeene stemmen; art. 11, houdende bepaling van den uieter.hu.ur van 15 cents lot ƒ2.40, naar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1875 | | pagina 1