LEIDSCHE
COURANT.
ar. 123.
VRIJDAG 28 MEI.
BINNENLANDSCHE BERIGTEN.
1875.
De Courant verschijnt dagelijksr, Zon- en Feestdagen uitgezonderd. De prijs der Courant is per vierendeel jaars 3.franco p. p. 3.50;
met het Ferslag der Handelingen van den Gemeenteraad t 3.35franco p. p. f 3.85. Het verslag afzonderlijk is verkrijgbaar voor 2.50
'sjaars, buiten de expeditiekosten. Afzonderlijke nommers der Courant zijn verkrijgbaar voor 5 Centsfranco p. p. 6 Cents.
De prijs der Advertentiën is van 1—4 regels 1.—iedere regel meer 25 cents.
LEIDEN, 27 Mei.
In de zitting van den gemeenteraad van lieden' is ingekomen een adres
van W. Werst, houdende verzoek om eene toelage wegens de opheffing
zijner betrekking bij de bank van leening, alsmede een adres van bewoners
van de gedempte Cellebroersgracht, om aan die gracht den naam te geven
van Kaiserstraat.
Tot onderwijzers aan de kweekschool voor onderwijzers werden benoemd
J. Wuyster en V/. Haanstra. Voor dat de benoeming van den laatst
genoemde plaats had vestigde de heer van Heukelom er de aandacht op dat
Haanstra, die voorgedragen was. hoofdonderwijzer in het huis van militaire
detentie en dus rijks-ambtenaar was, en dat hij in die betrekking ieder
oogenblik moest beschikbaar zijn, zoodat hij mceijelijk in deze betrekking
kon optreden. Ook de heer Goudsmit gelooide dat beide betrekkingen moei-
jelijk te vereenigen waren. De voorzitter was van gevoelen dat hem wel de
noodige tijd overbleef en dat de schoolopziener en de directeur der kweek
school, die hem hadden voorgedragen, dit het best konden beoordeelen.
Tot onderwijzer 2de kl. aan de school n°. 2 voor minvermogenden werd
benoemd J. S. de Groot, te Numansdorp, en tot hujponderwijzeres aan de
meisjesschool 2de kl. mej. A. A. van Rijnalhier.
Een suppletoire staat van begrooling, dienst 1874, bclrefïende reiskosten
van militiepligtigenwerd goedgekeurd.
De voordragt tot nadere regeling van de jaarwedden der ambtenaren ter
secretarie, met staat van af- en overschrijving, lokte aanmerking uit van
den heer Dercksen, die daarin een gebrek zag aan een vast stelsel, en
geene leidende gedachte in die voordragt vond. Vroeger had er opschuiving
plaats en wist de beginnende ambtenaar welke toekomst hem te wachten
stond. Wel werden nu de tractementen verhoogd, zoodat niemand zou
klagen, maar het bleek niet waarom. De raad zou nu eigenlijk moeten be
slissen over personen. Men regelde niet het tractemenl aan iedere betrek
king verbonden, maar men stelde vast welk traclement ieder persoon, zou
hebben. Hij verzocht daarom eenige inlichting; b. v. een ambtenaar, van
elders gekomen, was reeds vroeger ƒ800 toegelegd, en nu al dadelijk
zag hij dat deze een opslag moest hebben van ƒ200. Hij moest de regeling
aan het dagelijksch bestuur overlaten, maar omtrent eene zoo zonderlinge
wijze van handelen was hij zoo vrij eenige inlichting te vragen. De voor-
zitler zeide hierop dat men met het stelsel, dat vroeger gold, gebroken
had. Men zag altijd opklimmen zonder dat men te rade ging met de capa
citeiten. Er moesten nu ook mutatiën plaats hébben tusschcn de verschillende
afdeelingen. Dit was het geval op de afdeeling financiëndoor het overlijden
van twee ambtenaren. Men wilde niet altijd zien naar mcnschen die hier
woonden; het was soms gewenscht nieuw bloed te hebben. Aan het hoofd
der afdeeling financiën was nu iemand geplaatst, die reeds geruimen tijd
de werkzaamheden aldaar, en gedurende cenigen tijd alleen, had waarge
nomen. Na repliek van den heer Dercksen werd de voordragt met algemecne
stemmen aangenomen.
Een suppletoire staat van begrooting, dienst 1874. betreffende aan- en
verbouw van schoollokalen, werd goedgekeurd; op het verzoek van E. J.
d'llaene, betrekkelijk de afscheiding van zijne woning aan de gedempte
Cellebroersgracht, afwijzend beschikt, en eene voordragt tot aan- en ver
koop van inschrijving op het grootboek goedgekeurd.
Een staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1874, ad.
ƒ5386.03gaf aanleiding tot discussie. Deze af- en overschrijving waren
het gevolg van uitgaven, gedaan boven de begrooting en wel ƒ1180 voor
vuur en licht op de scholen en ƒ709.23 door de commissie voor oudheid
kunde. De commissie van fin. verklaarde zich met kracht tegen het menigvuldig
overschrijden der begrootingsposten en stelde, als heilzame waarschuwing,
voor,denlaatstbedoelden post van ƒ709.23 niet toe te staan, zoodat die uit
gaven moesten blijven voor rekening van hen diè ze gelastten. De heer de
Fremery betuigde zijn leedwezen over hit voorstel der commissie van
financiën. De regeling van sommige uilgaven was niet gemakkelijk. Er
bestond volstrekt geene neiging om de begrooting te overschrijden. De
onderwijzers der scholen gaven bons uit en te laat ontdekte men dat te
veel was uitgegeven. In 1871 was daartegen gewaarschuwd en dit had
geholpen, maar verleden jaar was er weder meer uitgegeven Nu was de
maatregel verordend dat de bedoelde bons op de secretarie moesten goed
gekeurd worden. Wanneer ook werd gelet op de vele posten waarop bezuinigd
werd, dan mogt men het oordeel der commissie van financien wel wat
hard noemen. De voorzitter verklaarde dal wat betreft de uitgaven van de com
missie voor oudheidkunde daze slechts in se', ijn zoo hoog waren. De vroegere
concierge was een stads-werkman en wegens de toenemende drukte op het mu
seum had men dezen door een ander moeten vervangen, zoodat voor diens tracte-
ment ƒ300 van de toegestane 700 af moest. Het was voorts bij de nade
ring van den 3en October gevoeld dat de concierge onmogelijk het oog kon
houden in 5 zalen op de handelingen van het publiek, zoodat men het
noodzakelijk had geacht ijzeren staketsels te maken tot afscheiding, zoodat
nu de schilderijen zijn beveiligd. Ook een schoorsten, die zeer mooi was,
dreigde in te storten en eischte herstelling. De rekening, later daarom
trent ontvangen, had de commissie verbaasd, maar met het oog op de
verbeteringen, die aangebragt waren, kon zij die niet wraken. Hij wilde
de zaak niet vergoelijken, maar het oordeel was wat hard. De heer Cock
gaf zijne instemming te kennen met het gevoelen van de commissie van
financiën. Reeds vroeger was gezegd dal op diè wijze de begrooling een
wassen neus werd. Alleen door een radicaal middel kon men tot een bele
ren locstand geraken. De voorzitter meende dat men zich in de laatste
jaren binneu de palen der begrooting had weten te houden, getuigen de sta
ten van af- en overschrijving. De heer Ruys verdedigde het oordeel der
commissie van financiën tegen de beschuldiging van hardheid. De grief was
dat men meer uitgaf dan waartoe men bevoegd was. Controle mogt moei-
jelijk zijn, de heer Fremery had toch terstond het middel aangewezen om
die uit te oefenen. De raad moest in deze toezien. Het was eene oud-
hollandsche gewoonte dat ligchamen de magt uit de handen gaven, die de
wet hun toekenden tegenover de besturen. Daarvan had men tusschen 1815
en 1848 vele proeven gezien bij gemeenteraden en provinciale staten.
De conclusie van het rapport der commissie van financiën werd aangenomen
met 11 tegen 10 stemmen.
Vervolgens werden goedgekeurd: staat van af- en overschrijving, dienst
1874, ad ƒ94.25; voordragt lot aanvulling der verordening op de bezoldi
ging van het onderwijzend personeel op de openbare lagere scholen en tot
verhooging van de jaarwedden van eenige hulponderwijzers en hulponderwij
zeressen; rekening van het Evang. Luth. wees- en oudeliedenhuis, dienst
1874; suppletoire staat van begrooling en staat van af- en overschrijving,
dienst 1874, van het H. G. of arme wees- en kinderhuis; het verzoek van m'.
II.' Obreen om afschrijving van plaatselijke directe belasting, dienst 1874,
voor mevr. Tydeman; idem als voreH van J. C. Rodbard, werden toegestaan.
De voordragt betrekkelijk de inrigling van den grond bij de voormalige
Iloogewoerdpoort tot bouwterrein gaf tot uitvoerige discussie aanleiding.
Ook hier was het gevoelen van de commissie van financiën afwijkende van
de voordragt. Volgens haar gevoelen moest het besluit van 25 Junij 11. ge
handhaafd blijven en met het leggen eener nieuwe brug enz. gewacht wor
den tot dat er zich koopers voor het nieuwe terrein zouden hebben opgedaan.
Met 15 tegen 6 stemmen werd de conclussie van het rapport der commissie
aangenomen.
Het verzoek van J. van Mannekus tot het leggen eener stoep werd toege
staan, en op dat van F. G. van Riel, betrekkelijk de afbraak van het
commissarishuisje op het Utrechtsche Veer, overeenkomstig het voorstel van
burg. en weth.met 13 tegen 8 stemmen afwijzend beschikt. Het verzoek
van J. van Tongeren, om een riool te leggen aan het Levendaal, werd met
13 tegen 8 stemmen toegestaan, en omtrent het verzoek van A. J. Rjjshou-
wer, onder Zoeterwoude, betrekkelijk het verbreeden der sloot voor zijne
woning en het wegnemen van boomen, overeenkomstig het advies van burg.
en weth. besloten.
De voordragt betrekkelijk de verevening der schade geleden door den bank
van leening, ten gevolge van de handelingen van den ontslagen onderkassier,
strekkende om die schade van het kapitaal der bank af te schrijven,
maakte de heer Goudsmit de aanmerking dat hij er tegen was om den kas
sier en den eersten schatter, die volgens het ingewonnen regtskundig advies
aansprakelijk waren, daarvan te ontheflen, want zij hadden geweten met
wien zij te doen hadden, met iemand die reeds door bloedverwanten was
geholpen om een tekort te dekken. Er bestond hier achteloosheid. De heer
Buys verdedigde de voordragt, omdat het niet vrij van hardheid zou zjjn die
personen voor het geleden verlies aansprakelijk te stellen. In het geheel was