LEIDSCIIE
COURANT.
1875.
N°. 33.
WOENSDAG 10 FEBRUAiUJ.
3T ADS-KER IC UT EN.
BIINNEN'LAjNDSCHE beiugten.
Derde Eeuwfeest der
Hoogeschool
De Courant verschijnt dagelijks, Zon- en Feestdagen uitgezonderd. De prijs der Courant is per vierendeel jaars 3.franco p. p. 3.50;
met het Verslag der Handelingen van den Gemeenteraad f 3.35, franco p. p. ƒ3.85. Bet verslag afzonderlijk is verkrijgbaar voor 2.50
'sjaars. buiten de expeditiekosten. Afzonderlijke nemmers der Courant zijn verkrijgbaar voor 5 Cents, franco p. p. 6 Cents.
De prijs der Advertentiën is van 1—4 regels 1.— iedere regel meer 25 cents.
De Voorzitter van den Gemeenteraad van Leiden noodigt bij deze, krach
tens art. 7, 2« alinea, der wet van 4 Juli 1850 Staatsblad n°. 37), de
inwoners dezer gemeente uit om, zoo zij elders in de directe belastingen
zijn aangeslagen, daarvan vóór den 15'" Februari e. k., door overlegging
der aanslagbiljetten ter Secretarie dezer gemeente te doen blijken, teneinde
zoo noodig hun recht te bewijzen om, bij de jaarlijksche herziening der
lijsten van kiesbevoegden, daarop te worden geplaatst.
En geschiedt hiervan afkondiging door plaatsing in de Leidsche Courant.
De Voorzitter voornoemd.
Leiben, 30 Januari 1875. v. d. BRANDELER.
LEIDEN, 9 February.
De hoogeschool mogt haar driehonderdjarig bestaan vieren. Een roem
rijk verleden, een blocijende toestand, eene hoopvolle toekomst gaven met
volle regt daartoe aanleiding. Geheel ons vaderland toonde bij deze gele
genheid hare belangstelling in deze zijn oudste universiteit en de blijken
van sympathie, die uit den vreemde werden ontvangen, overtreffen de
stoutste verwachtingen. Op dit jubelfeest was sedert geruimen lijd aller
aandacht gevestigd, en met blijde verwachtingen zag men in ons midden
deze dagen te gemoet.
Zondag morgen zag men reeds vroegtijdig langs straten en grachten, be
schenen door eene heldere winterzon, de vlaggen vrolijk wapperenten
blijke van belangstelling in het te vieren feest. Volgens eene loffelijke, van
de vaderen geerfde, gewoonte had eene godsdienstige voorbereiding van het
feest in de Hooglandsche kerk plaats en dat men daarop nog steeds prijs
stelt, bewees de buitengewoon talrijke schaar, die het kerkgebouw ver
vulde. De hooglecraar Prins trad hier als akademie-prediker op. In eene
gepaste, veelomvattende en toch eenvoudige rede ontwikkelde de spreker,
naar aanleiding van Psalm 48 vs. 10, //O God! wij gedenken uwe welda
digheid in het midden uws tempels", wat de hoogeschool geweest was voor
Leiden, voor Nederland, voor Europa. Leiden, zco gunstig gelegen aan
den Rijnomgeven door vruchtbare beemdenen reeds vroeg eene aanzien
lijke plaats innemende onder de steden van Holland, had hare vermaard
heid te danken aan hare hoogeschool; die schooi was haar roem. Zij kon
die niet missen, vooral nu hare fabrieknijverheid zoozeer door den loop dei-
tijden had geleden; dit was gebleken in tijden van minderen bloei, die de
hoogeschool had doorleefd. Voor Nederland was de hoogeschool de steun en
de bewaarster der vrijheid geweest en door het onderwijs aan die school
gegeven waren zoo vele mannen gevormd die het vaderland hadden gediend,
getuigen de prinsen uit hel huis van Oranje, waarvan er twaalf daarbij
hunne opleiding hadden genoten, Hugo de Groot, eenmaal het licht der
wereld genoemd, voorts een rij van mannen in alle vakken van weten
schap, bij wie de vrijheid zich paarde aan de geleerdheid en bij wie tevens
de echte vroomheid niet ontbrak. Niet allen, die aan de hoogeschool waren
werkzaam geweest, hadden uitgeblonken. Er was steeds en er is nog ver
scheidenheid van gaven. De school had ook hare tijden van achteruitgang
gekend. Maar met haar stond Nederland toch steeds voor wetenschap en
godsdienst niet de banier aan de spits. Door hel lichtvan hier uitgegaan,
was er steeds strijd gevoerd tegen de magt der duisternis. Voor Europa
had de hoogeschool mede vruchten gedragen. Van de 70000 studenten,
sedert hare stichting ingeschreven, mogt men het getal vreemdelingen wel
op 10 a 18000 stellen. De hoogeschool wist steeds de uilstekendste geleer
den uil Europa aan zich te verbinden waarvan het gevolg was dat ook
vele jongelieden uit het buitenland hen herwaarts volgden. Na Boerliave en
Albinus was die toevloed van vreemdelingen allengskens verminderd, vooral
toen het Latijn ophield de taal der wetenschap Ie zijn. Daartegen stond
thans over dat.de geschriften onzer geleerden in verschillende talen worden
overgebragt. liet was thans geven en nemen, want de republiek der lette
ren was één. Eene goede verslandhouding met het buitenland was voor ons
eene levensvoorwaarde, en die bleek uit de overkomst van zoovele ge
leerde mannen, meer nog uit den toon der brieven die uit alle oorden waren
ingekomen. Uit de ontwikkeling dezer punten nam de spreker vervolgens
aanleiding om op te wekken tot blijdschap, tot dankbaarheid, tot vertrou
wen in de toekomst. Er waren hoogescholen in ons land te niet gegaan
rijken waren verdwenen, troonen omgeworpen, maar Lcidcns hoogeschool
stond daar nog in vollen bloei. De blijdschap daarover moest zich open
baren in dankbaarheid aan GodHem toch kwam de eer toe. Met ver
trouwen mogt men, onder vele gunstige voorteekenen, de toekomst legen-
&aai>maar daarin lag ook voor hoogleeraren en studerenden een spoorslag
tot ijverige werkzaamheid, voor ieder om te woekeren met de hem ver
leende gaven. Daartoe wekte de spreker ten slotte allen op.
Bij de godsdienstoefeningen, in de overige bedehuizen gehouden, werd dit
blijde herinneringsfeest niet onvermeld gelaten. Des avonds werd in de j
Hooglandsche kerk nog een dank- en bedestond gehoudenwaarbij ds. Se-
gers als voorganger optrad, die bij die gelegenheid sprak naar aanleiding
van Lucas 12 vs. 48b.
Toen tegen den avond van dien dag het heldere win terzonnelicht voor
den schemer begon te wijken, werd het feestlicht ontstoken aan den gevel
der stedelijke gehoorzaal, alwaar het gemeentebestuur de hooggeleerde gas
ten der akademie en allen die daaraan eenige waardigheid! bekleeden had
genoodigd tot het bijwonen eener plegtige receptie. De groote zaal,
waarin deze ontvangst plaats hadwas daartoe in een vorstelijken tooi van
bloemenlichtspiegels en kleuren gestoken. Aan het einde der zaal
troonde eene Minerva van kolossale almeting, hel grootste beeld dat van
dezen vorm in Nederland bestaat, in eigendom behoorende aan de maat
schappij van beeldende kunsten te Amsterdam, tusschen dundoek en bloe
men. Verder zag men de borstbeelden van prins Willem I en de drie opvolgende
koningen. Daar prijkten ook de namen der beroemdste hoogleeraren in
j gulden letteren.
Langzamerhand vulde zich de zaal met geleerde mannen uit alle oorden
der wereldmeestal versierd met grootorden of andere iitsianiëu getuigende
van hooge verdienste. Curatoren, provinciale en gemeentelijke autoriteiten,
de hoogste militaire autoriteiten vulden langzamerhand de zaal, waar in alle
talen en niet het minst in Latijn de begroeting en kennismaking plaats vond.
Dr. VV. C. van den Brandeler voerde als hoofd van deze gemeente daar
het eerst het woord, om een hartelijk welkom toe te roepen aan allen, die door
hunne komst hadden doen blijken van belangstelling in het feest, dat de
Leidsche hoogeschool thans te vieren stond. Vervolgens rigtte de spreker]
het woord tot curatoren, hoogleeraren, oudsludenlen en studenten derj
hoogeschool,
De president van het collegie van curatoren, jhr. mr. Gevers van Endegeest,
voerde daarna het woord in de Fransche taal. In het bijzonder rigtte die
spreker het woord tot de talrijke vreemdelingen die daar tegenwoordig
waren. Hij riep hun een welsprekend welkom toe met de betuiging dat
hun komst op den hoogsten prijs werd geschat, een eer was voor de universi
teitwelker roemruchtig bestaan gedurende drie eeuwen thans herdacht werd.
De serenade van het studentencorps, ter verwelkoming der vreemde gasten,
trok met laculteits- en dispnutvaandelen omstreeks 10 ure naar de stads-
zaal, alwaar een breed gelid van banieren en vaandels zich schaarde,
terwijl daarachter het fakkellicht grillige tinten wierp over een zevenhon
derdtal sludenlen die daar met geestdrift het geheiligd »Io vivat" deden
weergalmen. Het collegium trad de zaal binnen waar de heer Heemskerk
als president in meesterlijk Latijn de gasten namens zijn medebroederen een
welkom toeriep. Eene zaak was er, volgens hem. welke in de feestvreugde
der studenten een wanklank verwekte, namelijk, dat de omstandigheden
liet onmogelijk hadden gemaakt dat de studenten thans hun jubileum vier
den, doch daarom juist was het hun eene behoefle hier openlijk dat leed
gevoel uit te spreken nevens hun warme hulde. Vierde thans het geleerde
Europa feest, in Junij. dat hoopte de spreker, zouden ook de jongeren uit
den vreemde overkomen om met hen meê fec-st te vierenen daarom was
zrjn heildronk gewijd aan elke universiteitwaarmee die van Leiden in
vriendschap verkeerde.
Prof. Modderman, de rector-magniflcus der Grouingsche hoogeschool,
beantwoordde deze toespraak eveneens in het Latijn en bragt namens dé
vreemde geleerden hier tegenwoordig en namens de zuster-akademiën in
Nederland een heildronk toe aan de Leidsche studenten.
Intusschen spraken prof. Böhlau uit Rostock, Thiry uit Brussel en Renan
uit Parijs de studenten toe door de geopende ramen.
De heer Renan voerde later nog het woord in de receptie-zaal. Zijn
woord was eene hulde aan de wetenschap zooals zij te Leiden wordt be
oefend, aan de gastvrijheid welke zoo menig Fransch geleerde te Leiden
had gevonden, als hij als balling zijn vaderland was ontweken. Een gemoe
delijke opwekking volgde daarna om toch de Fransche natie niet al te ge
streng te oordeelen otn haar feilen; wel is waar vernietigde zij soms heden
wat zij een vorigen dag had opgebouwd, maar ook bezat zij goede deugden
en daarom strekte zijne rede hier om te vragen, dat volk onze sympathie
niet te onthouden.
De receptie liep ten einde en velen trokken naar de sociëteit Concordia,
alwaar de studenten, bij gebrek aan een eigen gebouw, op de bij hun
eigenaardige, feestelijke wijze het oude in het nieuice vieren zouden. Vele
professoren met hunne gasten trokken daarheen en weldra was het daar
een gejoel, ecu gezang, een feestelijke stemming als enkel een studenten
wereld te aanschouwen geelt. x
De presidiale schel bragt weldra stilte in dien chaos, waarboven zich
krachtig de stem van den president de studenlen-socieleit Minerva, Kap-
pcyne van de Copeilo, hooren liet, in de eerste plaats om de leden van
Concordia dank te zeggen voor hunne gastvrijheid en vervolgens om in het
Latijn de vreemde gasten te verwelkomen.
Dat was een mannelijk woord, evenzeer uitblinkend door schoonheid van
vorm als degelijkheid van gedachte en warmte van uitdrukking.
Geen wonderdat die toast een donderend applaus uitlokte. Prof. Goud
smit sprak toen om in het bijzonder de student-juristen uit te noodigen een
heildronk te brengen aan zijn gast prof. Jhering uit Göttingen, den geleerden