ADVERTENTIE IV. v«el en is meer een aangewaaide gril, een soort van tijdelijke koorts, die wel weer overgaat, dan een ingrijpend deel der handeling. De opvatting is niet diep, niet ernstig, zooals bij zoo'n onderwerp behoorde. Er worden niet met een lachend gezicht groote waarheden verkondigd. Men lacht, ziedaar alles. Het stuk is niet veel meer dan een onder houdend kluchtspel. Zonderling is het, dat menig tooneelschrijver, die werkelijk aardige scènes bedenkt, zoo weinig van een zeer dankbaar onderwerp weet te maken. Of nu die Mevr. van Romberg in Hausel-Mauzel- berger aandeelen en Bertha in Busz-Bach-Bechelheimer acties speculeert, ol dat zij in de loterij speelden, het doel er weinig toe, de speculatie-woede onzer dagen wordt er niet door geschetst. Daarvoor hadden wij ernstiger toestanden moeten zien: -- een huisgezin door weelde verarmdspeculaties als laatste redmiddelbehendige intriganten die ondernemingen in de maan op touw zetten enz. enz. Buitendien loont de auteur weinig kennis van finantieele zaken, want de voordeelige speculatie op naam van Erna is ronduit onmo gelijk. Welke makelaar zal alleen op het woord van een onbemiddeld luite nant een speculatie op touw zetten van 6 a 10000 gulden, waar NB. 19000 meer verdiend wordt! Tegen zoo'n kolossale winst stond verlies over, en wie zou dien makelaar dan zijn schade hebben vergoed Maar is nu de conceptie van 'tsluk onbevredigend, gaarne erkennen we dat er zeer amu sante scènes in zijn. liet misverstand tusschen Majoor van Homberg en zijne vrouw in het 5e bedrijf is zelfs wel wat al te amusant voor een stuk, dat vertaald is onder toezicht van een Afdeeling van 't Ned. Tooncelverbond. De dia loog is meestal aardig, vooral de gesprekken tusschen de Majoors vrouw en Bertha, de dames Ten llagen en Buderman—v. Dijkdie beiden lof verdienen. De intrige beslaat voornamelijk in het verwisselen van een briefje aan een makelaar met een minnebrief. De uitvoering was over het algemeen goed en de nieuwe Rolterd. Schouw- burgvereeniging houdt zich steeds in de gunst van ons publiek staande. De volle zaal en het luide applaudissement bewezen het. De heer Le Gras speelde uitstekend als Majoor van Romberg. Evenzoo de lieer J. Haspels in zijne kleine rol van Rhebock (een persoon die, in 'tvoorbijgaan gezegd, gebruikt schijnt le worden om het stuk te vullen). De heer van Zuylcn speelde den majoor van Sturrwitz wel wat woest. Als hij zich meer matigt zal zijn verdienstelijk spel nog beter voldoen. Het verwonderde ons dat de heer J. Haspels die rol niet liever vervulde en de lieer van Zuvlen die van Rhebock. Erna werd goed gespeeld door Mw. Haspels-Valois en de twee luitenants door de lieeren v. Nieuwland en Korlaar. Leiden, 2 Feb. 1875. INGEZONDEN. Leiden. Februarij 1875. Mijnheer de Redacteur! Met teleurstelling van eenc flaauwe hope, las ik in uwe couranten van 25 en 29 Januarij 11. de oproeping om, op den 4dtD Februarij a., over te gaan lot de aanbesteding van demping der Cellebroeders- en Minnebroedcrs- grachten. Meermalen heb ik gezocht naar eene voldoende reden waarom men in deze gemeente steeds voortgaat met dempen van grachten, en daarvoor gcenc gegronde kunnen vinden, dan wanneer demping wordt [toegepast op stilstaande vuile wateren in slooten die doodloopen en geene gemeenschap hebben met buitenwater, zooals die binnen deze stad niet gevonden worden. Eene twijfelachtige reden zou kunnen zijn de finantieele berekening van mindere kosten voor onderhoud van de kaden, maar dan heeft men hier de. ondervinding kunnen opdoen, dat dit eene misrekening is, als men de kos ten in aanmerking neemt die de herhaalde uitmalingen aan de Volders- en Marendorpsgracliten veroorzaakt hebben, üf men het eene verfraaijing zal noemen bij slecht weder in een morsigen of bij zomerhitte in stofwolken te wandelen, hangt af van den smaak, waarvoor mocijclijk een algemeene regel geldend is. Eindelijk kwam de vraag of het dempen ook kon zijn een maatregel ter bevordering van de volksgezondheid? Dit vereischt nader onderzoek, zooals later zal blijken. Mijne bedoeling is om, zoo onpartijdig mogelijkde bewijsgronden vóór en legen naast elkander te plaatsen en de beslissing aan anderen over te laten. Eene eerste bedenking legen liet dempen ligt in de vraag ol de bewoners gehoord zijn? Er is eene bepaling die voorschrijft, dat de geburen zullen gehoord worden: "de commodo et incommodo", en ofschoon niet altijd aan de gegronde bezwaren wordt toegegevenzoo dikwijls het eene industrieele daarstelling betreft, in een lijd alside tegenwoordige, waarin veel moeite wordt gegeven om de voor de gezondheid schadelijke individen voor te komen of te verwijderen, en door radicalen zoowel als door antirevolutionnairen voor den zoogenaamden 4l,tn stand, waartoe de bewoners van deze grachten be lmoren. gestreden wordt, zou het niet overbodig zijn de formule: "de com- D10l.'.° 'ncouimodo" ook in deze zaken toe te passen. Hel is niet onwaar schijnlijk dat, indien men de tegenwoordige bewoners van de gedempte grachten, die zich den vroegeren toestand herinneren, hunne meening vraagde, het antwoord zou zijn: «geel ons de open grachten weer", en dat de meer vrijmoedigen onder hen er zouden bijvoegen: //maar zorg dan, als 't u be- lielt, beter voor baggeren en uitdiepen." 2°. Door het dempen van de gracht missen de bewoners den waterweg, zoo gemakkelijk tot vervoer. 3°. Door het dempen wordt den bewoners het middel ontnomen tot reini ging van woning en straat. Water is bij zomerhitte een middel tot al koe ling en ligchaams-reiniging, en zou na verbeterden toevoer, in casu uit de singelgracht, ook kunnen dienen tot wassching van stoffen. 4". Bij het ontslaan van brand wordt de moeijelijkheid tot spoedige blus- sching verminderd. Er is sprake geweest omnaar het voorbeeld in andere plaatsen, waterbakken te metselen, maar men heelt dit middel vooral aan gewend in plaatsen waar toevoer van water te moeijelijk was. 5°. Dal met betrekking tot de Cellebroedersgracht de vervuilde toestand kan verbeterd worden, nadat de lakenfabriek en de daaraan verbonden spoel en verwerij is opgeheven. Was het overtuiging of berustend vertrouwen in een behoorlijk vooraf gaand onderzoekdie de leden van den gemeenteraad tol hiertoe meestal braglen tol goedkeuring van de voorstellen, thans is uit het Verslag van het verhandelde in de sectiën, en bij de stemming over de begrooting over 1875 gebleken dat vele bedenkingen gemaakt zijnen het voorstel niet is aange nomen dan met eene meerderheid van 13 tegen 10 stemmen. Die uitkomst geeft aanleiding tot de toetsing of en in hoeverre de bedenkingen in de sectiën door het antwoord zijn wederlegd. In de sectiën verklaarden zicdi de leden tegen dè uitgaaf, wanneer die. zooals was aangevoerd in de Memorie tot de begrooling, zou moeten dienen tot verlraaijing, "eene weelde die het reeds hoog cijfer van den hoofdelijken omslag zou doen stijgen""en dat door die demping de toevoer van water naar het Rapenburg alweder zou verminderen", liet antwoord hierop luidt: "Dat de demping geenszins als luxe wordt beschouw d. Eenc kapitale verbetering is met grond daarvan te verwachten, terwijl vermoedelijk daar van eene niet onbelangrijke vermeerdering der huurwaarde het gevolg zal wezen, even als zulks heelt plaats gehad na de demping van de Koepoorls- gracht. Bovendien is de gracht zeer nauw en vuil, vermits daarin ongeveer 40 riool-takken uitmondenworden de kosten gevonden door verkoop van inschrijvingen op het Grootboekdan heeft zulks geen invloed op het cijfer der plaatselijke directe belasting, terwijl hel voortdurend gemis van renten meer dan voldoende wordt vergoed door de van de demping te wachten voordeelen. De toevoer van water uit genoemde gracht naar het Rapenburg is overigens hoogst onbeduidend". Men zou kunnen vragen of in het bovenstaande niet suikerwater voor champagne geschonken wordt, en ol het in ernst gemeend is, dal in die buurt de kleine panden door grootere en betere zullen vervangen worden; en of het voorbeeld van de Koepoorlsgracht goed gekozen is; of namelijk de hoogere huurwaarde gevolg is van verbouwing of van de verhoogde schat tingen. En leveren de andere gedempte grachten, zooals St. Japiksgracht Volders- en Marendorpsgracliten het bewijs, dat er verband bestaat tusschen dempen en het verbeteren van woningen? Is het waar dat de Cellebroêrs- gracht zeer naauw is, wanneer een praam met hooi daarin kan varen, en een breed spoelvlot daarin kan liggen zonder belemmering van den door gang? Is de gracht nu vuil, dan is dit gevolg van verwaarloozing, en zal dit niet meer zijn als uit het Singel-water ruimer toevoer zal plaats heb ben wanneer de opening verbreed wordt, die zoo klein is gehouden ter wering van smokkelen, toen er accijnsen geheven werden. Gok nu is de toevoer niet uiterst gering, omdat, volgens de wet van het evenwigt. het water uit hooger peil afloopend de naaste opening zoekt om het verschil in het watervlak gelijk te maken, terwijl het, die opening niet vindend, links en regts in de Singelgracht vervloeit. Vooral thans is het noodig daarop de aandacht te vestigen, omdat van die zijde de waterverversching voorna melijk afhangt en thans verkregen wordt, nadat een gunstiger peil tot doorlaten van water aan den Leidschen Dam verkregen is, en de zamen- werking van de beide waterschappen Rijnland en Del/land gedurende den laatsten tijd merkbare verbeteringen in den waterstand en in de ge halte gebragt heeft. Wat betreft de riool-takken, die nu in de gracht uit monden en die vuil makendie zullenzoo lang de riolen niet opgeruimd zijn, toch ergens eene uilloozing moeten hebben, hetzij in beerputten of in een onder de straal gemetseld riool uilloopen; wordt daarbij niet beter acht gegeven op de vereischle verhoudingen in helling en ruimte, dan verkrijgt men dezelfde, voor de bewoners ondragelijke lasten, als nu na de knoei werken aan de Volders- en Marendorpsachtergrachten. Hecht men eenigermale aan de heerschende meening, dat bcdem en onder grondwater door faecaliën vergiftigd worden, dan wordt die door het leggen van die soort van riolen meer bevorderd dan verminderd, omdat voor dien bouw niet altijd het hardste soort van steenen, maar meestal de poreuze gebruikt worden en soms de bodem met houten onderlaag bedekt wordt. Waarom de herstelling van de kaden, waarvoor ook op de begrooling eene som is uitgetrokken, verzuimd is aan de Minnebroersgracht, blijkt niet uit de Memorie. Zijn zij ingestort, dan staat dit gewoonlijk in ver band met ingezakte kruinen van riolen, en 2al het dempen vergeleken kun nen worden met het: sluiten van de kat in den kelder, en de vervuiling doen toenemen. De uitgaaf van ƒ1950 voor demping tegenover de herstel ling ter somma van /1300 zal ook wel voor iedereen niet duidelijk de noodzakelijkheid aanwijzen, te minder omdat het water, dat uil de Haven in de gracht komt, zeer bruikbaar is tot reiniging. Ook tegenover de bewo ners daar geldt de vraag: zijn zij als belanghebbenden gehoord? Wanneer ik nu, aan het einde van mijn geschrijf gekomen, de uitgebreid heid overzie, dan vrees ik te veel van uwe gunst te vergen, door daarvoor eene plaats in uw dagblad te vragen; maar als ik mij herinner uwe milde vergunning in het opnemen van eene groote briefkaart, met een adres dat niet overeenstemt met de bestemming, dan heb ik hoop, dat gij mij de plaatsing niet weigeren zult, ook dan niet wanneer ik, ten vervolg, na derhand mijn verzoek herhaal. "Mosterd na den maaltijd", zal men zeggen of denken, en ik vrees dit ook. Maar. men kan toch geen mosterd aanbieden vóór den maaltijd, noch gedurende, wanneer men niet tot de gasten behoort, en men alleen met den afloop bekend wordt; men moet tevreden zijn als men, wijzend, na den afloop, dat er iets vergelen was, niet het antwoord hoort; dat de mos terd niet deugt. Met dankbetuiging t. t. Q. N. Ter correctionele teregtzitting van de arrond.-regtbank te Leiden, van 2 Februarij, zijn de volgende vonnissen uitgesproken: J. A., te Nieuwveen, wegens gewelddadigheid, bloedstorting en kwetsuren hebbende veroorzaakt, gepleegd jegens een bedienend beambte in de waarneming zijner bediening, tot cellulaire gevangenisstraf van drie weken; J. 11. en A. H., te Katwijk aan Zee, de eerste wegens beleediging met woorden, de tweede wegens be dreiging en beleediging met woorden jegens bedienende beambten in de waarneming hunner bediening, ieder tot geldboete van l of subsidiair 1 dag gevangenisstraf; J. d. B. en J. II., te Katwijk aan Zee, wegens be leediging met woorden van bedienende beambten in de waarneming hunner bediening, ieder tot geldboete van 1 of subsidiair 1 dag gevangenisstraf; D. S.te Woubrugge, wegens verwonding, waardoor beletsel om te werken van meer dan twintig dagen is ontstaan, tot cellulaire gevangenisstraf van 1 jaar; G. K.te Leiden, wegens mishandeling, tol gevangenisstraf van 3 dagen. Het Bestuur van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis alhier betuigt aan zijne Stadgenooten oprechten dank voor de milde giftennaar aanleiding der circulaire ten behoeve van genoemd gesticht voor dit jaar ontvangen of toegezegd. Over de inge schreven gelden zal eerstdaags beschikt worden. Mocht ergens onverhoopt geene circulaire bezorgd zijn, zoo wordt daarvan beleefdelijk opgave verzocht. Namens hel Bestuur, J. J. PRINS, Voorzitter. Leiden, I Januari 1875. J. E. VAN ITERSON, Secretaris.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1875 | | pagina 3