LEIDSCHË
0 U R A N T.
V. \72.
ZATURDAG 25 JULI J.
isn
De Courant verschijnt dagelijks, Zon- en Feestdagen uitgezonderd. De prijs der Courant is per vierendeel jaars f 3.franco p. p. f 3.50;
met het F er slag der Handelingen van den Gemeenteraad t\ 3.35franco p. p. f 3.85. Bet verslag afzonderlijk is verkrijgbaar voor ƒ2.50
'sjaars. builen de expeditiekosten. afzonderlijke nommers der Courant zijn verkrijgbaar voor 5 Cents, franco p. p. 6 Cents.
De prijs der Advertentiën is van 1—4 regels f iedere regel meer 25 cents.
Bij deze Courant wordt verzonden IV°. 40 blad 44) der Handelingen
van den Gemeenteraad.
STADS-BER ICIITEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN doen te weten, dat de
rekening en verantwoording van de inkomsten en uitgaven dezer gemeente,
over het dienstjaar 1873, met al de daarbij behoorende bescheiden aan den
Gemeenteraad op heden is overgelegd, te gelijk voor een ieder gedurende
veertien dagen ter lezing nedergelegd op de Secretarie dezer gemeente en
in druk, tegen betaling der kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.
Geschiedende daarvan, ingevolge art. 219 der wet van 29 Juni 1851 (Staats
blad n°. 85), openbare kennisgeving door plaatsing in de Leidsche Courant.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELËR, Burgemeester.
Leiden, 24 Juli 1874. E. KIST, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN doen te weten dat door
hen. naar aanleiding van art. 1, in verband met art. C6 der Verordening
op hel Brandwezen, van den I5d,n Juni/24"e° Augustus 1871 (Gemeenteblad
n". 14). op voordracht van den Wethouder, Voorzitter der Commissie van
Fabricage, zijn benoemd de volgende ambtenaren, als:
aan de stoombrandspuit
tot opperbrandmeesterde heer Jacob De Koning;
tot brandmeesters: de heeren Willem Lodewijk Legct en Johannes Dee;
en tot adjunct-brandmeesterde heer Elias Johannes Franciscus Van
der Linden;
en voorts aan de stads-spuit n". 3,
tot adjunct-brandmeesterde heer Clement Johannes Martinus Den Bezemer;
aan de stads-spuit n". 4,
tot brandmeester: de lieer Willem Anthony Van Lith;
aan de stads-spuit n". 5,
tot brandmeester: de heer Hendrik Jan Van Kleef,
en tot adjunct-brandmeester: de heer Johannes Verhoog;
aan de stads-spuit n°. 6,
tot adjunct-brandmeester: de heer Willem Collet;
aan de st-ds-spuit n'. 7,
tot brandmeester: de heer Abraham Boekwijt,
en lot adjunct-brandmeester: de heer Willem Frederik Engels;
aan de stads-spuit n". 8,
lot adjunct-brandmeesterde heer Hendrik Jacobus Labree Jr.
Burgemeester en Wethouders voornoemd, j
v. d. BRANDELER, Burgemeester.
Leiden, 24 Juli 1874. E. KIST, Secretaris.
uiNMKNLAINDSCHE BE iugtE
LEIDEN, 24 Julij.
Bij het dep. van koloniën zijn voor de militairen, in den oorlog tegen
Atchin gewond of ziek geworden, onderscheidene bijdragen ontvangen en
naar Nederl. Indië overgemaakt. Van die bijdragen wordt in de Staatscourant
melding gemaakt, zij beloopen ƒ7283.15y2. Ook is van de feest-commissie
van het krooningsfeest op J2 Mei jl. te Katwijk aan Zee eene som van
f46.15 «voor het Roode Kruis voor Atchin" ontvangen, welke som aan het
hoofd-comilé van het Roode Kruis te 's Gravenhage is overgemaakt.
Den 21'" dezer heeft aan het ministerie van builenlandsche zaken de
uitwisseling plaats gehad der acten van bekrachtiging van het verdrag, den
19'" Junij jl. tusschen Nederland en Groot-Britannie gesloten, tot wedcr-
keerige uitlevering van misdadigers.
Door de commissie, belast met het examen voor vroedvrouwen, zijn
27 candidaten geexamineerdwaarvan 11 werden toegelaten.
In de gisteren te Rotterdam gehouden derde zitting van de jaarverga
dering van het Nederl. zendelinggenootschap werden behandeld de voorstel
len door het hoofdbestuur in den beschrijvingsbrief aan het oordeel der
afdeelingen onderworpen en strekkende: 1". tol het reduceren van den duur
der vergaderingen op twee dagen, door afsnijding van alle niet volstrekt
noodzakelijke werkzaamheden2°. tol het geregeld aan de orde van behan
deling stellen van zending-quaesties. Deze voorstellen werden nagenoeg in
haar geheel aangenomen. Vele leden hadden gewenscht, dat tevens de tijd,
voor de vergadering bepaald, van Julij op Augustus of September zou zijn
■overgebragt. De groote meerderheid zag echter in deze verandering te groot
bezwaar. Vervolgens werden belangrijke beraadslagingen gevoerd naar aan
leiding van de tweeledige vraag: «Welken invloed hebben in de Minahassa
de maatschappelijke toestanden op de evangelisatie? En wat behoort door
het genootschap gedaan te worden om beide in gewenscht en noodzakelijk
verband te brengen?" Na afloop dier beraadslagingen werd de vergadering
gesloten. Des avonds te voren was in de groote kerk door d'. Lasonder,
van Leeuwarden, cene zendingsrede uitgesproken, naar aanleiding van
Joh. XVII: 21.
Door de maatschappij «Arti et Amicitiae wordt het volgende aan de
Amsterdamsche bladen medegedeeld: Leed de Nederlandsche schilderschool
dezer dagen een groot verlies, door het afsterven van den heer Wouterus
Verschuur, op eenen leeftijd, waarin van zijne hand nog meer van die kunst
voortbrengselen verwacht;konden worden, die hem zulk eene uitstekende
plaats onder zijne kunstbroeders deden innemen en zijn roem zoo hier als
in het buitenland vestigden, ook de maatschappij «Arti et Amicitiae" werd
hierdoor getroffen. Hij behoorde tot de weinig overgeblevenen van hen,
die vóór 35 jaar deze maatschappij in het leven riepen. Steeds bleef hij
zijne beste krachten aan haren opbouw wijden en had als voorzitter of lid
van onderscheidene commissiën zijn tijd en zijn arbeid voor haar ten beste.
Onttrok later verandering van woonplaats hem aan dien meer onmiddel-
lijken werkkring, na zijn verscheiden bleek het, dat zijne liefde voor haar
niet verkoeld was. Geene testamentaire beschikking gemaakt hebbende,
gaf hij vóór zijnen docd aan zjjne beide, zonen het voornemen te kennen,
aan hel weduwen- en wcezentonds der maatschappij te zullen denken. Het
snel verloop zijner ongesteldheid deed de bepaling en beschrijving dier gilt
achterblijven. Aangenaam werd nu de maatschappij dezer dagen verrast
uit de handen der zoons, de heeren G. en W. Verschuur Jr.de som van
ƒ2500 voor het fonds te ontvangen, overeenkomstig zijne bedoelingen en te
zijner gcdachtinis, eene daad de zoons van zulk een vader waardig.
Nabij Rotterdam is in de Maas drijvende gevonden het lijk van een
manspersoonoud omstreeks 40 jaren en naar de kleeding te oordeelen een
Engelscli zeeman. Om den hals was een touw gebonden met een grooten
steen daaraan.
Onder Zelhem is Dingsdag avond in de buurtschap Heidenhoek de
bliksem geslagen in de bouwplaats bewoond door den landbouwer Boevink.
De schuur en hel voor het woonhuis staande bakhuis zijn gespaard geble
ven, maar het huis en achterhuis met den gcheelcn voorraad hooi en bouw
gereedschappen zijn verbrand. Het vee is met groote moeite gered. De
knecht G. J. Saalmink schijnt de kalveren te hebben willen redden, daar
niemand dit had gedaan en er twee ongedeerd en een met brandwonden
zijn uitgekomen. Des avonds werd hij vermist en des ochtends is zijn lijk,
geheel verkoold, in zittende houding in hel kalverenhok onder het ingestorte
achterhuis te voorschijn gekomen.
Te Groningen brak Dingsdag avond omstreeks 7 ure een hevig onweder
los. vcigezeld van stortregen. Naauwelijks was dit afgetrokken, toen de
mare werd vernomen dat er brand was uitgebarsten in de behuizing van
B. Kuitert, handelaar in borstelgoederen, klompen, matten, enz., inde
Nieuwe Ebbingestraat, welk huis mede bewoond werd door zijn zoon K.
Kuitert, handelaar in horloges, pendules, enz, De brandweer bewees zeer
goede diensten, waardoor de brand zich alleen bepaalde tot dit perceel,
waarvan de beide bovenste verdiepingen ol zolders zijn uitgebrand. Eene
groote hoeveelheid van den inboedel, zoomede vele borstelgoederendweilen,
matten, enz., alsmede horloges, klokken en pendules zijn gered. Of de brand
ten gevolge van het onweder is ontstaankan niet met zekerheid gezegd
worden.
Omtrent de door den heer Cuypers in de kerk te Venray ontdekte
gewelf-schilderingen uit de 161" eeuw verneemt men nader het volgende.
Een rijk starrengewelf overspant de geheele kerk. De velden tusschen de
graden zijn wit. Op dezen grond zijn gedeeltelijk sierlijke takken met
bladeren en bloemen geslingerd; in de rijkste kleuren afgewisseld, zijn deze
vakken in het priesterkoor met Heiligenfiguren opgeluisterd. Boven de
abside, alwaar de sluitsteen gesierd is met het Lam Gods, ziet men de
kroning van Maria geschilderd. De Zaligmaker strekt zegenend de hand
over zijne Moeder, die in eene aanbiddende houding zich tot haren God
neigt. Onder beide deze figuren knielen Engelen met wierookvaten en bid
dende. De hoeken zijn aangevuld met zwierig ornament. De sluitsteen,
het Lam Gods voorstellende, is omgeven door de zinnebeeldige dieren der