Boter Boter!!! Verwarming en Ventilering i GEBOUWEN, VERKOOPIXG IN DE STADS BANK VAN LEENING TE LEIDEN, BERAADSLAGING. ACCOORD. CHARLES REMY BIEXFAIT, Reeds vóór eenige jaren deed deze opmerking de vraag opkomen naar het vermoedelijk overschot, en bij een zooveel mogelijk nauwgezet onder zoek bleek het dat, ook afgezien van hetgeen nog bij dezen of genen lief hebber was overgebleven, Leiden, in vergelijking met andere steden, vrij wat merkwaardigs bevatte, meer althans dan men vermoeden kon. Niet alleen toch, dat op het Gemeentehuis eenige stukken van belang werden gevonden, ook in het Caeciliagasthuis v in de Weeshuizen, op de Regentenkamers van vele hofjes of gestichten voor ouden van dagen en het Rijnlandshuis werd nog meer gevonden, dan men gedacht had. Bij deze ontdekking kwam terstond hel plan op, om te beproeven of het mogelijk zou zijn bij één te brengen wat hier en daar verspreid was. De medewerking was eerst gering; men schatte de meeste stukken van weinig of geene waarde, en er was om het plan te verwezenlijken geld noodig. Er verliepen eenige jaren zonder dat de zaak vooruit ging, maar eindelijk won zij ook de belangstelling van Mr. C. W. Hubrecht, die als Wethouder zijne medewerking beloofde en die belofte hield. Sedert is die inrichting tot stand gekomen, op welke wij meenen met eenige zelfvoldoe ning de aandacht te mogen vestigen. Een geregeld en uitgewerkt plan werd door het stedelijk bestuur goedgekeurd; eene Commissie om het uit te voe ren door den Raad benoemd, en het besluit genomen, dat Leiden zon heb ben een Stadsmuseum voor voorwerpen van kunst en tevens voor andere, belangrijk om voor het nageslacht bewaard te blijven. De Commissie, wier taak het allereerst was, om te beproeven deLeidsche verzameling zoo volledig mogelijk te maken, begon met te onderzoeken welke stukken zóó waren verwaarloosd, dat zij, om voor vernietiging be waard te blijven, door eene bekwame hand niet gerestaureerd, maar schoon gemaakt moesten worden. Hun aantal was tamelijk groot, maar de Com missie was gelukkig genoeg daarvoor de hulp te kunnen inroepen van den ijverigen en nauwgezetten kunstschilder II. Ringeling, aan wien voor zijn arbeid alle lof toekomt. Voorts was in het Stadhuis geen ruimte beschikbaar en moest men dus naar eene andere plaats uitzien. Aan het bouwen van een nieuw museum, dat aan alle eischcn voldeed, was, ook zelfs al stelde men die eischen zoo matig mogelijk, wegens het finantieel bezwaar geen denken. Leiden heeft echter oude, en daaronder enkele merkwaardige gebouwen en nu wilde het geluk, dat de oude Lakenhal van 1640 beschikbaar was en voor een Mu seum kon worden aangewezen. In 1869 werd de verbouwing der bovenste verdieping aanbesteed en levens het bouwen van een nieuwen toegang naar de bovenverdiepingen van het gebouw. Daarbij werd meer dan één voordeel verkregen. Vooreerst werd de trap op eene achterplaats uitgebouwd, waardoor de bovenzalen onge schonden vierkant konden blijven en verder konden in de ramen, waardoor het licht op de verdieping en den trap viel, de geschilderde glazen van B. Wilhelm Thiebout uit de jaren 1587 en 1588 geplaatst worden. Zij lagen uit elkander genomen in kisten en waren door een bekend liefhebber, Mr. Mathieu van Noort, destijds lid van den Raad der stad, bij het afbre ken van den Schuttersdoelen gered. Nog in het volgende jaar 1870 werd reeds een deel van hetgeen de Com missie had verzameld, hoe gebrekkig ook, geplaatst en op aandrang daar ten toon gesteld. Er was echter meer ruimte noodig, zoodat het overige gedeelte van het gebouw in 1872 werd aanbesteed, om tot het verlangde doel te kunnen worden gebruikt. Eindelijk is ook dit gereed, en de voor werpen door de Commissie zoo goed mogelijk gerangschikt. Tegen den ge ringen prijs van ƒ0.10 den persoon is het Stadsmuseum dagelijks voor een ieder geopend, en des Zondags op bepaalde uren wordt de toegang koste loos vergund. Dankbare vermelding verdient, nu wij zoover zijn, de bereidvaardigheid, waarmede de regenten der weeshuizen en der verschillende gestichten de Commissie geholpen hebben. Ook moet vooral niet vergelen worden, door hen die deze iurigting be zoeken, dat men niet een museum uitsluitend voor kunst, maar een stads museum heeft willen stichten. Er worden zelfs leelijke voorwerpen bewaard, die in een museum van kunst misplaatst zouden zijn, maar hier om de eene of andere merkwaar digheid zijn geborgen. Zelfs wat de schilderijen aangaat, de opkomst, de bloei en het verval der kunst in onze stad staan op de doeken en panee- len duidelijk te aanschouwen Het is hier de plaats niet om een eenigzins volledig overzicht van het reeds verzamelde te geven; wij zullen slechts iets noemen, hopende dat een volledige en goed bewerkte catalogus na niet al te langen lijd het licht zal zien. Er zijn vier altaarstukken, van welke twee van de hand van Cornelis Engelbrechts zijn, een van zijn leerling Lucas van Leiden. Van Pieter van Veen de spijziging van de ingezetenen der stad Leiden, na het ontzet van 1574. Van Carel de Moor, de directeuren van de Lakenhal. Van Abraham van den Tempel in drie tafereelen eene allegorie van de draperienering en van denzelfden een regentenstuk van het gereformeerde weeshuis. De hoofdmannen der schutterij van 1626, 1629, 1650, van Joris van Schoten. Een mansportret, door Govert Flinck. De staalmeesters van de Lakenhal van 1674, door Jan de Baene enz. enz. Onder de kleinere kunststukken verdienen bijzondere aandacht twee van B. Gael 1650. van Quiryn BrekelenkampDominicus van Tol, enzv. enzv. Gelijk door mij reeds gezegd is, maken de schilderijen het belangrijkste deel van ons museum uit, maar de stad is tevens in het bezit van andere voorwerpen, die, uit een historisch oogpunt beschouwd, verdienen bewaard te blijven. In het museum zjjn dus ook geplaatst eene verzameling van alle voor werpen, die op het bekende beleg betrekking hebben. Harnassen, helmen, rondassen, verschillende wapeus en vaandels. Lantaarnen, voorwerpen van straatverlichting van later dagen, maar ook uit den tijd, toen de straten nog niet geregeld verlicht werden. Wapenborden, die in de 17e en 18e eeuw in de kerken gehangen zijn en uit den Schuttersdoelen, enzv. Drinkglazen en dergelijke voorwerpen. Zegels, stempels en afdrukken van stempels, die aan de verschillende fabrikaten als bewijs van echtheid ge hecht werden. Eene verzameling van maten en gewichten en hetgeen op het marktwezen en de visscherij betrekking heeft, enzv. enzv. Eindelijk moet nog erkend worden, dat van al deze voorwerpen de meeste zouden zijn verloren gegaan, zonder de zorg van den voormaligen stads architect S. van der Paauw. Leiden, April 1874. B. W. WTTEWAALL. AM V KKl'jKiVr I Ondertrouwd: MAX SPEIJER en Coesfeld, 2 Juni 1874. RIEKCHEN SPEIJER. Eenige en algemeene kennisgeving. Voorspoedig bevallen van een Meisje R. A. N1ERMEIJER METHORST. Nieuw Beerta, 29 Mei 1874. Na een langdurig lijden overleed heden, in den ouderdom van 66 jaren, onze geliefde Vader, de Heer D. H. REIVEILO. Uit aller naam. Leiderdorp, 1 Juni 1874. J. H. REIVEILO. Eenige kennisgeving. Heden overleed, na eene ziekte van weinige weken, onze geliefde Behuwd- broeder en Broeder Dr. A. M. BALLOT, Geneesheer te Rotterdam. Leiden, 1 Juni 1874.' A. E. SIMON THOMAS. Eenige kennisgeving. M. J. I. SIMON THOMAS, Ballot. Voor de vele bewijzen van deelneming, ontvangen na het overlijden mijner geliefde Echtgenoote, betuig ik, mede namens mijne familie, mijnen harte- lijken dank. Leiden, 2 Juni 1874. M. S. REYST. De Scluildcischers in hel faillissement van JACOBUS VAN MEETEREN, Winkelier te Leiden, worden opgeroepen om op Zaterdag 13 Juni a. s. des namiddags ten één ure, te verschijnen in het Gerechtsgebouw aan het Rapenburg alhier, ten einde te beraadslagen over een door den gefailleerde aangeboden accoord. De Curator, Leiden, 1 Juni 1874. Mr. F. WAS. Geregelde leveringen van onverwerkte BOTER gevraagd. Adres franco molto Boter aan het Algemeen Advertentie-Bureau van NIJGH VAN DITMAlt, Rotterdam. De Ondergeteekenden leveren projecten en begrootingen voor van stelsel BOYER. complete Fabrieksiiirigtingen met alle daarbij bchoorende Macliineriën, alsmede alle artikelen voor Machinekamer-behoef ten en van dagelijksch gebruik voor Fabrieken en Stoomschepen. Boompjes, nieuw N°. 54, ROTTERDAM. op Dingsdag den 16^" Juni 1874, des voormiddags ten 10 ure precies, van Verstane panden, zoo van Juweelen, Goud, Zilver en Ilorologiën, als van Wollen-, Linnen- en andere, zoo gemaakte als ongemaakte Goederen, beleend in de maand Februari 1873. Daags voor den verkoopdag, des voormiddags van 10 tot des namiddags ten 2 ure, zullen de voorz. Goederen voor een' ieder te zien zijn. Aan de belanghebbenden wordt herinnerd, dat de zuivere opbrengst der verkochte panden (na aftrek van het voorschot door de Bank ge daan en der interessen van dien), bekend onder den naam van Meer gelden, gedurende 20 maanden, na den dag van den verkoop, ter be schikking van den belegger blijft en ter uitbetaling daarvan wordt gevaceerd Dingsdag en Vrijdag vau iedere week, des voormiddags van 1—12 ure.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1874 | | pagina 3