Te Brussel werd Zondag 11. de heer N. de Jonge, van Leksraond be
roepen. als predikant bij de Vlaamsch-Hollandsche gemeente aldaar beves
tigd door d\ J. Drost. pred. te Leiden.
's GRAVENHAGE 13 Mei.
Bij kon. besluit van 12 Mei heeft Z. M. goedgevonden: A. te verleenen
den titel van graaf aan: 1°. den luit.-generaal G. baron van der Duyn. ad
judant des konings in buit. dienst en opperschenker, om door hem en alle
zijne wettige, zo<> mannelijke als vrouwelijke, afstammelingen erfelijk te
worden bezeten; 2°. mr. B. VV. baron van Lijnden, commissaris des konings
in Zeeland, met bepaling dat de titel van graaf zal overgaan op zijne wet
tige mannelijke afstammelingen bij regt van eerstgeboorte. B. den titel van
graaf te doen overgaan op alle de wettige, zoo mannelijke als vrouwelijke,
afstammelingen, van: i». den luit.-geueraa! J. F. graaf üumonceau, chef van
het militair huis des konings; 2°. mr. B. J. graaf Schimmelpenninck van
Nyenhuis. grootmeester van 's konings buis. C. te verleenen den titel van
baron, overgaande op hunne wettige mannelijke alstammelingen bij regt van
eerstgeboorte, aan: 1°. jh'. mr. H. M. C. Clifford, hofmaarschalk des konings;
2°. jh'. mr. J. E. van Panhiiys. commissaris des konings in Friesland;
3°. jhr. mr. H. H. Roëllcommissaris des konings in Noord holland. D. den
titel van baron te doen overgaan op alle de wettige, zoo mannelijke als
vrouwelijke, afstammelingen van: 1°. mr. L. N. baron van der Goes van
Dirxland. grootmeester en thesaurier des konings; 2°. mr. J. L. H. A. baron
Gericke van Herwijnen, minister van buitenl. zaken. E. in den Nederl.
adel te verheffen met alle hunne wettige, zoo mannelijke als vrouwelijke,
afstammelingen: 1°. mr. C. J. A. den Tex. burgemeester van Amsterdam;
2°. mr. A. Berckmans de 'Veert, secretaris van het kabinet des konings.
Bij kon. besluit van ;2 Mei zijn in de orde van den Nederl. Leeuw-
bevorderdtot grootkruis mr. JE. baron Maekay van Ophemert en Zenne-
wijnin, vice-president van den raad van state; tot kommandeur mr. E. J. A.
graaf van Bylandt, voorzitter der eerste kamer; mr. W. 11. Dullert, voor
zitter der tweede kamer; jh'. L. J. B. van Sasse van Ysselt. lid der eerste
kamer: m'. VV. H. Cost Jordens, oud lid der eerste kamer; jh'. J. A. C. A.
van Nispen van Sevenaer. lid der tweede kamer; jh'. C. M. Storm van
'sGravesande, lid der tweede kamer; en benoemd tot ridders dier orde. de
bh. m'. J. B. Nobel, T. P. Virnly, jh'. m'. J. Huydecoper van Maarsseveen,
m'. VV. baron van Goltslein. m'. J. A. G. baron de Vos van Steenwijkm'.
G. Dumar. jh'. L. L. G. M. de Villers de Pilé, leden der eerste kamer; m'.
S. Wybenga, d'. W. H. ldzerda, m'. C. J. A. Heydenrijck, m'. C. Th. baron
van Lvnden van Sandrnburg, jh'. m'. D. van Akerlaken, m'. J. Kappeyne
van de Coppello. F. VV. C. Blom. m'. VV. Wintgens. jh'. m'. VV. T. Gevers
lleynoot. VV. C. M. Ilegram. m'. D. van Eek, J. J. van Kerkwijk, m'. A. j
F. X. Ltiyben en m'. P. van den Heuvel, leden der tweede kamer; m'. K. A.
Poortman, ui'. C. van lletikelom. m'. G. M. van der Linden, m'. C. C. A.
Deens, jh'. m'. P. T. van der Marsen de Sombrcfi', nt'. E. du Marchie van
Voorthuyseiioud-leden der tweede kamer.
Bij besluit van dien dag zijn in de orde van den Nederl. Leeuw benoemd:
tot kommandeur: jh'. m'. M. J L. J. lleldewier. m nislcr-resident bij de
Verhevene Porte; tot ridders: J. W. May. consul-generaal te Londen; G. A.
Dttlilh. consul-generaal te Triëst; 11. Muiitz, consul-generaal te Odessa; J. P.
Vendronx. consul te Calais; C. H. Schiihkrafltconsul te la Paz.
Tot kommandeur der orde van den Nederl. Leeuw m'. F. F. Karseboom, 1
procureur-generaal bij den hoogen raad; tot ridders: m'. P. Elias en tn'. J.
G. Kist, raadsheeren in den hoogen raad; m'. C. P. Henny, vice-pres. van
het prov. geregtshof in Gelderland; m'. II. Machielsenproc.-generaal bij
het prov. geregtshof in Overijssel; jh'. in'. A. J. T. II. van den Bergh, adv,-
generaal bjj het prov. geregtshof in Limburg; jh'. m'. S. VV. 11. A. vaii
Beyma thoe Kingma. pres. der arrond.-regtbank te Leeuwarden; ni'. J. II.
>an Micrlo, regter in de arrond.-regtbank te Breda; m'. D. 11. Levyssohn
Norman. advocaat te 's Gravenhage; m'. J. C. Reepmaker, advocaat te Rot
terdam; m'. A. Philips, advocaat te Amsterdam; m'. H. van Lier, advocaat I
en notaris te Assen; J. A. II. Netscher, inspecteur der gevangenissen, cii j
jh'. m'. B. J. Ploos van Amstei, secretaris der commissie van adm. over de
gevangenissen te Amsterdam.
Tot. ridders der orde van den Ned. Leeuw: m'. J. J. Beaujon. secretaris
van den raad van slate: J. J. F. Noordziek. bibliothecaris-referendaris dei-
tweede kamer; A. VV. van Ecghen, F. II. Bunge, A. C. Wertheim, allen te
Amsterdam; II. Muller Szn., te Rotterdam: jh'. 1'. llartsen, Ie Amsterdam;
A. L. Dijserinck, te Haarlem; F. C. Peking Dura, te Dordrecht: m'. J T,
Buys. m'. J. P. 1!. Tak. secretaris der ontbonden commissie voor de cala-
ïnitctise polders; Th Prévitiaire. te Haarlem; D. A. Schretlen. te Leiden1,
H. P. Gelderman, te Oldenzaal; d'. A. Kueneii en d'. M. de Vries, te Leiden;
d'. J. I. Doedes. te Utrecht; d'. .1. Hissink lansen, te Groningen; d'. J. van
Geuns. te Vmslerdam: d'. P. .1. Vethte Leiden; m'. II. G. Bomer, te Utrecht;
jh'. nt'. J. B. A. J. M. Verhcijen en d'. J. J. Krecneninspecteurs van het
onderwijs in Noordbrabant en Overijssel; E. J. Potgieter, d'. VV. J. A. Jonck-
iiloet, J. Cremer. m'. J. K. J. de Jonge en d'. M. P. Lindo, letterkun
digen L. Lingeman, te Amsterdam, J. Israëls, VV Verschuur. S. L. Verveer
en C. Springer, kunstschilders; John E. Knight, kolonel der dd. schutterij
te Rotterdam: L. Krook van Harpen, Iuit.-kolonel bij de dd. schutterij te
Amsterdam; VV. S. van den Berg van Heincnoord. majoor-comm. der dd.
schutterij te Arnhem: m'. P. C. baron Nahuys. commissaris des konings in
Overijssel; jh'. m'. G G. Junius van llemert, lid van de ged. staten van
Overijssel; in'. J. C. Bijsterbos, griffier dier staten; nt'. J. E. II. baron van
Nagell tot Ampsen, lid dier staten; in'. ,1. Heydanus, lid van de ged. staten
van Noordholland; m'. D. Léon. lid van de prov. staten van Zuidholland; j
II. T. J. van der Ven, lid van de ged. staten van Noordhrabant; m'. P. F. 1
van Cooth, griffier dier staten; J. J. A. van VVijlick, lid van de dep. stalen
van Limburg; m'. G. J. VerLoren van Themaat, lid van de ged. staten van
Utrecht: nt'. Y. .1. 11. de Koek, griffier dier stalen van Utrecht; m'. E. van
Loon, griffier der prov. staten van Groningen; nt'. 11. J. Smidt, griffier der a
prov. staten van Drenthe; m'. I). H. M. Dricssen, te Amsterdam: jh'. m'.
W. E. J. Berg van der Dussen Muilkerk, te Amsterdam; jh'. m'. E. J. C. I
M. de Kttyper, burgemeester van 's Herlogenhoschnt'. E. A. Jordens, bur-
gemeester van Haarlem; m'. N. Francken NGzn., te Nijmegen; M. C. J. |-
Piepers, lid van den raad van toezigl op de spoorwegdiensten; F. 's Jacob,
directeur-gen. der maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwegen; jh'. J.
R. T. Ortt. inspecteur van den waterstaat; J. de Kruytl'. hoofdingenieur van
den waterstaat; A. 11. van Tienhovendijkgraaf van den Albiasserwaard
J. A. Menrsing, lid van ged. stalen van Drenthe; m'. II. J. Carsten, te
Hoogeveen; ui'. A. J. van Roijente Onderdendain; M. C. Braai, gezag
voerder van het stoomschip Koning der Nederlanden van de maatschappij
Nederland.
Door het gemeentebestuur is vastgesteld het volgende programma der
feestelijke viering van de 25-jarige regering van Z. M. koning Willem III,
op 15 Mei 1874. dag van 's konings terugkeer uit Amsterdam in de vorste
lijke residentie:
1". Des voormiddags ten 8 ure optogt en gezang der kinderen van de ge-
meentescholen bij het monument op het Plein 1813.
2". Ten half een ure pleglige ontvangst van HH. MM. den koning en de
koningin en van de verdere vorstelijke familie aan het station van den Hol-
landschen ijzeren spoorweg door liet gemeentebestuur.
Welkomslied, uitgevoerd door de liedertafel Caecilia.
Feestelijke intogt van flH. MM. den koning en de koningin met de ver
dere leden van het koninkelijk huis, begeleid door twee eerewachten te
paard en ée'n te voet.
Aan den stoet zal voorafgaan een eerewagen voorstellende 's Gravenhage's
Oranjetuin. Vóór en achter den stoet: optogt van verscheidene corporatiën
en gezelschappen met en zonder banieren.
3". Ten twee ure uitvoering voor Z. M. palcis, in het Noordeinde van het
"Te Deum Laudanus" van Sigismond N'eukomm, door gemengd koor, met
vol orkest.
4°. Ten drie ure gecoslumeerde optogt van de jongelieden van het gym
nasium en van de Itoogere burgerschool, voorstellende: Oranje met de eerste
grondleggers van Neêrlands onat haiikelijkheid.
5°. Van vijf tot zeven ure volksvermakelijkheden op het Oranjeplein.
6°. Algemeene illuminatie.
In den kon. Hollandschen schouwburg zal ter gelegenheid van het
zilveren feest van I1H. MM. den koning en de koningin op aanstaanden
Vrijdag avond eene buitengewone voorstelling worden gegeven met mede
werking van de liedertafel Kunst-oefening. Opgevoerd zal worden: Fijfen
twintig jaren, allegorische voorstelling met koren, door A. Wijnstok, en
Twee Dragonders, tooneelspel met zang in een bedrijf, door C. P. T. Bigot.
Tusschen genoemde stukjes zal, na het Nederlandsche volkslied, door Kunst
oefening een jubelzang, aan Z. M. opgedragen, worden uitgevoerd, terwijl
door den heer Bigot in het karakter van Gorritsen zullen worden gezongen
de "Meiklanken" van den heer J. W. de Koff, op muziek gebragt door den
heer Joh. M. Coenen. Deze voorstelling zal reeds ten half tien eindigen,
zoodat dan nog voor ieder bezoeker gelegenheid overblijft de algemeene
illuminatie te bezigtigen.
AMSTERDAM, 13 Mei.
Gisteren werd het feest ter viering van 's konings jubilé geopend met
eene réveille, door verschillende muziekcorpsen op oen Dam uitgevoerd,
waarna in de kerken van de hoofdstad godsdienstoefeningen gehouden wer
den. Die in de Wcsterkerk, welke ten 8% ure begon, werd door Z. M.
den koning. 11H. KK. HH. den prins van Oranje, prins Alexander, prins
Frederik. door den groothertog van Saksen-Weimar en onderscheiden civile
en militaire autoriteiten bijgewoond en door d'. J. P. Hasebroek geleid.
Vóór de komst van Z. M. zong de gemeente Psalm 100. Bij het binnen
treden der vorstelijke bezoekers hief het orgel Mendelssohns «Lobgesang"
aan. Na eene hartelijke zegenbede en nadat de gemeente als voorzang
Psalm 113. vs. 12, gezongen had, ving de spreker zijne feestrede aan,
waarvoor Z. Eerw. tot tekst gekozen had Romeinen 1, vs. 8, de woorden:
«Eersteljjk danke ik mijnen God." liet was allereerst een woord van dank
aan God, met herinnering aan hetgeen in die 25 jaren was geschied, en
hoe vóór 25 jaar Z. M. in dezelfde kerk tot een dank- en bidstond met de
gemeente was zaamgekomen. Gok werd door den spreker gewezen op het
vele goede door Z. M. tot stand gebragt, en herinnerd onder anderen aan
den watersnood en aan de spreuk van den Zwijger: Saeris tmnquillus in
tindis. Maar ook ten slotte een woord van opwekking om den koning te
geven wat 'skonings is, en Gode wat aan God toebehoort. Nadat de spre
ker de zegebede uitgesproken en de gemeente Psalm 72, vs. II, gezongen
hadnam de godsdienstoefening een einde.
Daarna ving de plegtigheid in de Nieuwe Kerk aan. De ruimte tusschen
het orgel en het koorhek was daartoe bestemd. Tegen dat hek was de
koninklijke troon opgerigt, bekleed met rood fluweel, legen een achter
scherm van wit fluweel met zilveren franjes. De wapens der provinciën en
van de hoofdstad, de provinciale hoofdplaatsen en van de stad Rotterdam
waren geplaatst langs de tribunes, welke door een aantal genoodigden.
leden van het corps diplomatique, hooge ambtenaren, leden der hooge col-
legiën van staat en van verschillende corporatiën en collegiën met hunne
dames, door het koor en een talrijk publiek werden ingenomen. Onder de
genoodigden werden ook werklieden van het rijks entrepotdok en van an
dere fabrieken opgemerkt.
Even vóór 10 ure kondigde eene fanfare van het orchest en het gejuich
des volks op den Dam de komst van Z. M. aan. Voorafgegaan door den
burgemeester trad de koning door de deur aan de Damzijde het kerkge
bouw binnen. Z. M. gaf den arnt aan 11. M. de koningin. Z. K. 11. de
groothertog van Saksen-VVeimar volgde met HD. gemalin. Daarop HH. KK.
HH. de prinsen van Oranje, prins Alexander en prins Frederik, benevens
een aanzienlijk gevolg. De leden der hofhouding namen onder den troon
hemel achter de vorstelijke personen plaats. Vlak tegenover den troon zette
zich de burgemeester. Onmiddellijk nadat de vorstelijke personen zich had
den neergezet nam de uitvoering cenen aanvang van de feestcantate, op
woorden van J. J. L. ten Kate, gecomponeerd door Joh. J. 11. Verhuist,
onder leiding van den componist, door een koor van 500 zangers en zange
ressen en een talrijk orkest ten gehoore gebragt. Na het eind van het
eerste deel der cantate schaarden zich de leden der staten-generaal voorden
trooit, en deed de heer J. Fransen van de Putte, wegens ongesteldheid van
den voorzitter het woord voerende, namens de eerste kamer, voorlezing van
het adres der kamer. Vervolgens trad de heer m'. W. 11. Dullertvoorzit
ter van de tweede kamer, voor den troon en deed mede voorlezing van het
adres dier kamer.
Z. M. de koning antwoordde als volgt:
"Mijne heeren leden van de eerste en tweede kamer der stateu-
ger.eiaal!
Diep geroerd ben ik door de woorden die het Nederlandsche volk door
uwen mond lot mij heeft gesproken. Aan de liefde en trouw, mij en mijn
huis zoo ondubbelzinnig gebleken, wensch ik te beantwoorden dooreen
ernstig streven om den bloei en den voorspoed van ons aller dierbaar vader
land te bevorderen.
De Almagtige God geve mij daartoe zijne onmisbare hulp en scltenke aan
Nederland zijn besten zegen."
's Konings woorden werden onder fanfares van hel orkest door de schare
met een herhaald: Leve de koning! begroet.
De burgemeester van Amsterdam, zich aan het hoofd van den gemeente
raad voor 's konings troon plaatsende, betuigde aan Z. M. den dank van de
stad Amsterdam dat het Z. M. behaagd had aldaar dit feest te vieren. ZEd.
Achlb. wees op de in het tijdperk der laatste 25 jaren ruimschoots genoten
zegeningen en beval Amsterdam itt de gunst van Z. M. aan. als eene stad.
die zich door zoo groote lieldc voor het koninklijk huis onderscheidde. De
commissarissen des konings in de verschillende provinciën boden vervolgens,
vergezeld van eenige leden van de gedeputeerde staten en hunne griffiers,
successivelyk aan Z. M. adressen van hulde aan. De plaats van den com
missaris in Zeeland, die den keizer van Rusland uitgeleide doen moest en
daarom afwezig was, werd door een der leden van de gedeputeerde staten
van dat gewest vervuld.