«euige variatie» van den «Carnaval de Venise", naar wij vermeenen meeretr- deels van hem zeiven. ten beste gal'. Mej. Cervantes bespeelde de harp zeer verdienstelijk en over het algemeen was de uitvoering van het sterk bezette orcliest verre boven het middelmatige. De heer lloch verdient mede voor de door hem voorgedragen en ook gecomponeerde fantasie voor cornet a pis tons afzonderlijke vermelding. De verdienste van dit concert deed velen met ons betreuren dat zoo weinig wordt in aanmerking genomen of het tijdstip der uitvoering ook zamenvalt met eene andere gelegenheid, als b. v. gisteren avond de voordragt van den dichter Schaepman in Fraaije kunsten, liet Leidsche kunstlievend publiek is immers niet talrijk genoeg om door een goede opkomst op twee plaatsen te gelijk van zijne erkenning en be langstelling te doen blijken? Eergisteren is alhier door de policie aangehouden een persoon, die zich had schuldig gemaakt aan misbruik van vertrouwen. De ingezetenen wor den gewaarschuwd tegen eene bende kleine gaauwdieven, die er hun werk van maken om bjj insluiping kleine diefstallen te plegen. In de eerste helft der maand Maart a. s. zal te 's Hage een examen voor onderofficieren van het leger lot het verkrijgen van den rang van 2" luitenant worden afgenomen. Voor het wapen der infanterie worden 50 plaatsen opengesteld, waarvan zoo mogelijk 10 door de aspiranten van het iigler examen belmoren te worden vervuld; voor dat der cavalerie worden 10 en voor dat der artillerie 5 plaatsen opengesteld. Ten einde in de behoefte aan officieren bij het wapen der infanterie in Nederlandsch-Intlië te voorzien, zullen voorts, even als ten vorigen jare de onderofficieren der infanterie van het leger hier te lande, die genegen mog- ten zijn tot eene benoeming als 2' luitenant der infanterie bij het leger in Nederl. Indië in aanmerking te komen, zich daartoe kunnen aanmelden. Zij zullen aan dezelfde eischen moeten voldoen, als die voor het leger hier te lande en in staat moeten wezen het gewoon examen ingevolge het voor schrift, vastgesteld bij de aanschrijving van 23 .Maart 1868, af te leggen. liet voornemen bestaat om, bij voldoenden uitslag van dat examen, on- middelijk een twee en twintigtal dier onderofficieren in aanmerking te brengen tot eene benoeming als 2de luitenant der infanterie bij het Nederl. Indisch leger. Uit de achtereenvolgens bij het dep. van koloniën uit Oosl-Indië ont vangen rcgeringstelegranimen blijkt, dat gedurende de tweede expeditie tegen Alchin zijn gewond geworden de volgende hoofd- en andere officieren: Bij de verkenning op 25 of 26 December tot onderzoek hoe de kraton kon worden aangevallen, en de zeer ernstige gevechten bij de groote ver sterkte kampong, de kclonel-kommandant der tweede brigade Wiggers van Kerchem (ligt. aan het been), de luit. Kroesen ernstig, en de eerste luitt. von Massow. Eichholtz, van den Blijk, Schweys en de officier van gezond heid van llardenberghallen ligt. Bij het zeer ernstige gevecht tot opsporing der voor den kraton gelegen vlakte, op 26 December, de majoor van Lilli. de kapitein Nix en de luitt. tiirschman. Wilken en Koot (laatstgenoemde gedetacheerd), allen ligt. Bij de inneming der moskee (missigit) op 6 Januarij de kolonel de Roy van Zuydewijn, die. van de reserve-brigade te Padang opgeroepen, in de plaats van den gewonden kolonel Wiggers van Kerchem, als kommandant der tweede brigade was opgetreden, ligt, aan de kuit; de kapiteins der infanterie von Mauntz, Visser, van Lier; de luit. der infanterie Popelier (van hel 14e bat.) en de luitt. der infanterie Meuleman, Hulstkamp (laatst genoemde gedetacheerd) en Hemmes; de kapitein der artillerie Schneither en de officier van gezondheid de Wilde, allen ligt; en de luit. der infanterie ComfOrius, ernstig. Bij hel voortgaande versterken der moskee (missigit) de kapitein der infanterie Soctens, de luit. der infanterie, gedetacheerd bij de genie. Booms en dc luit. der artillerie Broese van Groenou, allen ligt. Voorts is nog gebleken, dal bij de affaire tegen Pedir verwond werd de adelborst Schuilenburg. De IViener Zeit. deelt thans de volledige opgave mede van de onder scheidingen, naar aanleiding van de afgeloopen wereldtentoonstelling te Weenen aan Nederlanders verleend: Aan den kon. Nederl. gezant en gevol- magtigden minister baron van Heeckeren van Beverwaard de Allerhoogste erkenning van Verdiensten; en voorts: het commandeurskruis met de ster der orde van Frans-Joseph aan den staatsraad en voorzitter der Nederl. ten toonstellingscommissie J. W. L. van Oordt; het commandeurskruis der orde van Frans-Joseph: aan den Nederl. consul-generaal te Weenen ridder von Rosenberg; aan den hoogleeraar dr. E. H. von Baumhauer; het ridderkruis der orde van Frans-Joseph: aan den staatsingenieur J. P. de Bordes, te 's Gravenh ige; den koopman J. de Bont, te Amsterdam; den president van den raad van toezigt op de spoorwegen J. G. W. Fijnje; den fabrikant J. M. van Kempen, te Voorscholen; den ingenieur en directeur der kon. was kaarsenfabriek L. A. 11. llarlogh, te Amsterdam; den kapitein der genie G. l.iernur; de architecten der Nederl. commissie C. Muysken en F. J. Schmitz: den fabrikant L. Serrnrier, te Amsterdam; den kunstschilder H. ten lvate; den Nederl. secretaris van legatie te Weenen A. van Tets; den kunstschilder J. G. Vogel; den hortulanus van den hortus botanicus te Leiden H. Witte, en dc kunstschilders Bosboom, Israels, Bisschop, Roelofs, Roclutssen en Springer: het Gouden Kruis van Verd'ensten met de kroon: aan de fabri kanten C. Ulrich en W. D. Ulrich, te Rotterdam den veearts M. J. Verhaar, en den fabrikant Rouppe van der Voort. Door den gemeenteraad van Amsterdam is tot hoogleeraar in de ge neeskunde bij het Athenaeum lllustre benoemd de heer dr. J. B. Stokvis, -- Uit Amsterdam meldt men dat het der maatschappij Arti et Amiciliae gelukt is een zeldzaam kunstwerk voor eenige dagen op hare zalen ter bc- zigliging te kunnen stellen. Het is eene der voortreffelijkste schilderijen van Titiaan, voorstellende Danaë, afkomstig uit een der beroemdste kabi netten van Florence, en aangekocht door de Russische regering voor eene som van 630,000 fr. Te Wormerveer had dezer dagen een treurig ongeval plaats. Een der werklieden in de stoompellerij van dc hh. Wessancn en Laan, een jongeling van 17 jaren, is in dc machinerie geraakt en geheel verbrijzeld. In eene te Utrecht gehouden vergadering van het Nederlandsche weer- haarheidsbond is de vraag behandeld, of hel bond, waarvan Z. M. de koning beschermheer is, op 12 Mei a. s. afzonderlijk zonde moeten optre den, dan wel zich aansluiten bij een nationaal geschenk. Na discussie is bepaald, dat hel weerbaarheidsbond onder ernstige opwekking van alle le den, om het nationaal geschenk krachtig te ondersteunen, aan Z. M. op den dag van 12 Mei een bescheiden bewijs van belangstelling zal aanbieden. Te Harderwijk heelt zich Zaturdag II. een persoon aangemeld, die vóór ongeveer drie jaar met hel stoomschip Willem 111 naar Indië vertrok. Bij het verbranden van de boot is hij, na aankomst in Engelad, gedeser teerd. Na daar driejaren doorgebragt te behben. is hij weêr te Harderwijk aangekomendewijl hij. zoo het schijnt, in Engeland geen middel van be slaan vond. Thans heeft hij zich vrijwillig aangemeld cn is hij naar Arn hem overgebragt. Men meidt uit Enschede, van den 21s1"1: Heden nacht werden de ingezetenen alhier uit den eersten slaap gewekt door het geroep van brand. Alles stroomde naar builen en wel naar de spinnerij van de heeren L. ten Cate Zoondie in volle vlam stond. Zoo spoedig mogelijk waren de brandspuitgasten en de schutterij in de weer om te redden wat te redden was en mogt het door hunnen ijver gelukken, dat, ofschoon de spinnerij nagenoeg geheel uitbrandde, de belendende gebouwen, zelfs de machinekamer gespaard bleven. Te Maastricht is Maandag 11. eene pleglige lijkdienst in de St. Servaas- kerk gehouden, ter nagedachtenis van den voor Atchin gesneuvelden officier Sehoenmaekers. Alle zangers van Maastricht, zonder onderscheid van stand, geloof of gezindheid, waren namens de betrekkingen uitgenoodigd hunne medewerking te verleenen, en in ruimen getale opgekomen. Eene mis van Archambeau werd door tweehonderd personenten deele met begeleiding van orgel, ten deele met die van de muziek van het 2e reg. infanterie, uit gevoerd, hetgeen een diepen indruk maakte. In het gisteren verschenen nommer van Ons fireven wordt, onder den titel van «Een ideaal-dokter", door de hoofd-redactrice Agatha de volgende hulde gebragt aan wijlen den hoogleeraar G. C. B. Suringar, den I2dtn dezer alhier overleden. Hoevelen in den lande zullen met diepen weemoed die doodstijding lezen en zich daarbij herinneren wat hij voor hen was als raadsmana!s vriendals leermeester en bovenal als dokter. Zoo menigmaal toch bracht hij troost en hoop en redding aan, daar waar ieder den moed al had opgegevenhoevelen hebben aan hem hei behoud van eigen en anderer leven te danken Helaas I dat levendat velen nog zoo dierbaar wasis geëindigd I maar lang zal de ontslapene blijven leven in de harten en de herinnering van hen die hem per soonlijk kenden en liefhadden. Hoezeer wenschte ik, dat het mij mogelijk was den man te schetsendien men aan het ziekbed moest zien om hem geheel te waardeeren en lief te krijgen. Hoe wist hij dadelijk ieder vertrouwen in te boezemen Zoodra hij de ziekenkamer betrad, voelde men onmiddellijk, dat nu alles wel goed moest gaan; door zijn kalme, bedaarde stem, werd ook de opgewonden lijder kalm, de moedelooze opgewekt. Op rustige wijze liet hij meestal den patiënt zelf inzien wat het beste voor hem was en welke gedragslijn er gevolgd moest worden. Hij was een verklaarde vijand van alles wat naar Charlatanerie zweemten zocht ook steeds zijn patiënten op te wekken tot waarheid en eenvoud. Hijzelf bezat de zeldzame gave, om met weinig woorden veel te kunnen zeggen, en het was hem blijkbaar onaangenaam, als zijn patiënten al te woordenrijk waren. Wie heeft niet wel die halfafwijzende beweging van zijn hand gezien, waarmede hp een onnoodigen woordenvloed trachtte te stelpenT of zijn kort: hm, hm, gehoord, waarmede hij scheen te willen zeggen-wees natuurlijkwind u niet zoo op en houd voet bij stuk?" Niet allen begrepen den wenkvelen meenen dat zijom genezen te worden niets beters kunnen doendan hun medicus te overstelpen met al hun klachten. Om het hem recht duidelijk te maken, hoe kortademig, hoe ellendig zij zich voelen, spreken zij met kort afgebroken stemzoeken de sterkste uitdrukkingen en illustree- ren met een pijnlijk verwrongen gelaat de beschrijving van hun leed. Een enkele maal kon hij zich niet onthouden aan te toonen hoe de opgenoemde verschijnsels onmogelijk samen kondeu gaan; meestal echter wachtte hij bedaard het oogenblik af, dat hij aan het woord kon komen, om zijn oordeel uit te spreken, een oordeel dat meer gegrond was op wat hij zag, dan op wat hij hoorde. Zijn blik bedroog zich zelden. Het was merkwaardig, hoe eenvoudig meestal zijne voorschriften waren, en hoe, zoodra hij de zaken had uitgelegd, én patiënt, én omstanders voelden, dateronmo- ge'ijk iets anders gedaan kon worden, dan den raad op te volgen dien hij gaf. De geneeskunst vermag betrekkelijk nog zoo weinigniemand was hier sterker van overtuigd dan hijeen der kundigste beoefenaars van dit vaken daarom ergerde het hem, als de menschen dwaze of overdreven verwachtingen koesterden van medicijnen of de hulp van een dokter. «Men moet zichzelf kennen en met eigen krachten te rade gaan," antwoordde hij dikwijls schouderophalend, als men van hem een permissiebillct kwam vragen om dingen te doen, die men eigenlijk zelf wel kon berekenen dat schadelijk voor de gezondheid waren. Zoo'n antwoord gaf menigmaal teleurstelling. Velen mogen zoo heel gaarne hun medicus beschouwen en behandelen als een persoon, die verantwoordelijk is voor hun gezondheid, en menigeen vindt er genot in om iets te doen, wat «eigenlijk" door den dokter ver boden was. Voor dergelijke patiënten was prof. S. geen geschikte doeter. Hij was er te waar voor. Hij hield niet van die kinderachtigheden. «Wees voorzichtig met het vragen van raad," zeide hij eens, «want wie zich de moeite getroost om anderer zaken in te denkenwenscht natuurlijk dien raad gevolgd te zien. Bedenk u dus altijd goed vooraf, of ge lust zult hebben uw vrijheid op dat punt prijs te geven." Maar waar men werkelijk zijn advies, over welk onderwerp ook, wenschte te hooren met hoe groote duidelijkheid wist hij steeds elke kwestie geheel zuiver te stellen, zoodat menigmaal iets, dat eerst een ingewikkelde en bijna onoplosbare moeilijkheid scheen, zoo helder en zoo eenvoudig werd, dat er werkelijk maar één antwoord op de vraag mogelijk bleek. Zoo bijvoorbeeld, als men hem kwam raadplegen over het verplaatsen van kleine kinderen. Welke argumenten men ook mocht aanvoeren, hij bleef het be schouwen als een waagstuken met zooveel liefde sprak hij over het kindje en de velerlei gevaren, waaraan lichaam en geest werden blootgesteld, dat geen moeder die hem ooit over dit onderwerp heeft hooren praten, er over kan denken haat- zuigeling zonder gebiedende noodzakelijkheid in andere omgeving te brengen. Meestal luidde zijn eerste raad, als hij bij een patiënt kwam, om eens te zien wat: «rust en stilte en de gelijkmatige warmte van het bed," zonden uitwerken. Hij was bang voor drukte en daarom wenschte hij ook meestal, dat geen bezoekers in de ziekenkamer zouden worden toegelaten, althans geen drukke mensehen. Het laat zich begrijpen, want de omstanders oefenen een zoo sterken invloed uit op do zieken. Nooit was dit zoo duidelijk op te merken, dan wanneer prof. S. zelfbij het ziekbed zat; menigmaal werkte zijn tegenwoordigheid veel meer uit dan medi cijnen en kunstmiddelen tal van oogenblikken kan ik mij herinneren, waarin hij hevige benauwdheden wist te doen bedaren door den lijder uit te leggen hoe do angst vermeerderd, zoo niet ook grootendeels veroorzaakt werd door zenuwachtige opwindingdie men met vasten wil moest zien tegen te gaan. Een dergelijken raad op te volgen was niet gemakkelijk, maar wat was er anders te doen als het bleek, dat de aangewende middelen geen verlichting aanbrachten? en prof. S. verlichtte zelf den lijder de taak door hem ongemerkt af te leiden. Op ongezochte wijze vond hij steeds een onderwerp, waarvoor hij zonder moeite be langstelling wist op te wekken door zijn duidelijke voorstelling. Vooral bij langdurige en slepende ongesteldheden trok hij partij van zijne gave om én zieke én omstanders tal van wetenswaardigheden mede te deelen over allerlei zaken. Bij zijrte groote kunde had hij veel algemeene kennis en allerlei kleine liefhebberijen, en zoo was zijn bezoek meestal het glanspunt van den dag voor de arme lijders, die zoowel door zijn raad als door zijn eigen voorbeeld leerden om zich zoo goed mogelijk te schikken in het onvermijdelijke. Hijzelf leed veel en tal van nachten bracht hij slapeloos door, gekweld doof hoestenmaar zelden hoorde men hem klagen. Op de vraag: «hoe gaat het n?" was dan ook meestal een licht schouderophalen het ecnigstc antwoord. He arme! Met zijn eigen gezondheid ging het zelden goed in de laatste jaren van zijn leven, maar zooveel mogelijk bleef hij zijn gewonen arbeid getrouw verrichten ert dit maakte dat hij zonder ooit zich zelf tot voorbeeld te stellen werkelijk velen ten voorbeeld was, hoeveel men met een vat'en wil en een warm hart vermag.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1874 | | pagina 2