daarvan schriftelijk kennis te geven ter gemeente-secretarie en aan het bureau van politie. Hun wordt daarvan een bewijs afgegeven Art. 125. Behoudens de verplichting hun opgelegd bij artikel 475, 2» Wetboek van Strafrechtzijn de houders van de in het voorgaand artikel bedoelde inrichtin gen verplicht des avonds uiterlijk te elf uren op het bureau van politie een door hen onderteekende en volgens een ter gemeente-secretarie verkrijgbaar model, in gerichte lijst over te leggen van alle personendie zich ten hunne huizen bevinden, om daar gedurende dien nacht te verblijven; bovendien zijn zij verplicht om den daaraanvolgenden morgen uiterlijk te tien uren, eene aanvullingslijst over te leggen van zoodanige personendie na de inlevering van de eerste lijst zich nog tot het hekomen van nachtverblijf hebben aangemeld. Art. 126. Overtreding van eenige bepaling van de beide voorgaande artikelen wordt gestraft met eene boete van vijf tot tien gulden. Ten einde toe te zien op de nakoming van de bepaling van het laatstvoorgaand artikel wordt aan de beambten van politie de bevoegdheid toegekend om de inrich tingen in dat artikel bedoeld, met inachtneming van de bepalingen van artikel 3 der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad n". 83), ten alle tijde binnen te treden. Art. 127. De houders van de inrichtingen, bedoeld bij artikel 124 zijn, op straffe van eene boete van één tot vijf guldenverplicht het registervoorgeschreven bij artikel 475, 2° Wetboek van Strafrecht alvorens daarvan gebruik te maken, en daarna op den eersten of tweeden dag van elke maand, te vertoonen aan een der Commissarissen van politie, die het bij de eerste vertooning waarmerkt en vervol gens maandelijks voor gezien teekent. Verkoop van buskruit, enz. Art. 128. Verkoopers van buskruit, schietkatoen of vuurwerk mogen in hunne winkels of werkplaatsen niet meer dan vijf kilogram buskruit voorhanden hebben, en niet anders dan in gesloten metalen bussenmet hairen kleeden omwonden. Het buskruit, dat zij overigens in hun huis of pakhuis hebben, mag de hoeveelheid van vijftien kilogram niet te boven gaan en moet op gelijke wijze bewaard worden. Tusschen zonsondergang en opgang mag geen buskruitvuurwerk of schietkatoen worden verkocht. Art. 129. Overtreding van eenige bepaling van het voorgaand artikel wordt ge straft met eene boete van tien tot vijf en twintig gulden en gevangenisstraf van een tot drie dagen, te zamen of afzonderlijk. De rechter kan de verbeurdverklaring van het buskruit, de vuurwerken en het schietkatoen, ten aanzien waarvan de overtreding gepleegd is, uitspreken. Art. 130. Het is, op boete van vijf tot tien gulden, aan de personen, bedoeld in art. 128 verboden eenig buskruit, schietkatoen of vuurwerk te verkoopeu aan personen beneden den leeftijd van zestien jaren. Art. 131. Aan de beambten van politie wordt de bevoegdheid toegekend om, ten einde toe te zien op de nakoming van artikel 128 met inachtneming der be palingen van art. 3 der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad n°. 83), de huizen, pakhuizen, winkels en werkplaatsen van verkoopers van buskruit, vuurwerken of schietkatoen ten allen tijde binnen te treden. ACHTSTE HOOFDSTUK. GEZONDHEIDSPOLITIE. EERSTE AFDEELING. Houden van varkens en daarslellen van meststalen. Art. 132. Het is verboden een of meer varkens te houdenzonder schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders, te verleenen tot wederopzegging toe, en niet dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de gebureu. Art. 133. In de hokken, waarin do varkens worden gehouden, moet de vloer gemetseld zijn van minstens drie lagen waterdicht metselwerk, in hellende richting, derwijze dat het vocht in eene behoorlijke loozing kan afloopen. Tegen een ge- meenen muur mag geen zoodanig hok worden geplaatst, dan op een afstand van tien centimeter en niet dan na daarstelling van een scheidsmuur ter hoogte van een meter en ter dikte van een vollen steen. De mest moet dagelijks uit de hokken worden weggeruimd. Art. 134. Het daarstellen van meststalen in gebouwen of op erven zonder schrif telijke toestemming van Burgemeester en Wethouders, is verboden. Art. 135. Overtreding van eenige bepaling dezer afdeeling wordt gestraft met eene boete van tien tot vijf en twintig gulden en gevangenisstraf van één tol drie dagente zamen of afzonderlijk. Art. 136. Aan de beambten van politie en de rooimeesters, aan wie eveneens is opgedragen overtredingen van de bepalingen dezer afdeeling te constateerenwordt de bevoegdheid toegekend ommet inachtneming der voorschriften van art. 3 der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad n°. 83), ten einde toe te zien op de nakoming van hetgeen in deze afdeeling is bepaald, de woningen, erven en stallen der inge zetenen ten allen tijde binnen te treden. TWEEDE AFDEELING. Toezicht op de woningen. Art. 137. Zoodra de bewoning van een perceel of een gedeelte daarvan vermoed wordt voor de gezondheid nadeelig te zijn, wordt van wege Burgemeester en Wet houders dienaangaande een onderzoek ingesteld. Dat onderzoek geschiedt door rooimeesters en drie stads-geneesheerendaartoe door Burgemeester en Wethouders aangewezen. Art. 138. Indien de bewoning van een perceel of een gedeelte daarvan, wegens slechte inrichting of gebrek aan onderhoud voor de gezondheid nadeelig wordt geacht, maken de rooimeesters van hunne bevinding op den ambtseed proces-verbaal op. Art. 139. Het proces verbaal zal inhouden een met redenen omkleed verslag der bevinding, benevens het oordeel der geneesheerenvoorts de vermelding van de vereischte verbeteringen en van den tijd daarvoor benoodigd; of wel van het gevoelen dat het perceel of het gedeelte daarvanbinnen een te bepalen tijdbe hoort te worden ontruimd of gesloopt. Art. 140. Het proces-verbaalzoodra mogelijk aan Burgemeester en Wethouders in te zendenwordt binnen drie dagen daarnanamens henbij deurwaarders-exploit aan den eigenaar, vruchtgebruiker of administrateur van het bewuste gebouw be- teekend. Indien deze niet bekend zijn, wordt het afschrift van het procesverbaal geplaatst in het stedelijk dagblad, bestemd tot opname der officieele stukken uitgaande van het Gemeentebestuur, en aangeplakt aan het raadhuis. Art. 141. Gedurende veertien dagen na de in het voorgaand artikel bedoelde beteekening of plaatsing in het dagblad en aanplakking, zal de belanghebbende schriftelijk zijne bezwaren kunnen inleveren ter secretarie der gemeente en zijn ver langen te kennen geven dat de zaak, ten zijnen kosten, andermaal worde on derzocht. Art. 142. Tot het instellen van een nader onderzoek wordt een bouwkundjge benoemd door Burgemeester en Wethouders en een tweede door den belangheb bende, indien hij zulks verkiest, terwijl drie stads-geneesheeren, die bij het eerste onderzoek niet zijn tegenwoordig geweest, tot deelneming aan het nader onderzoek door Burgemeester en Wethouders zullen worden aangewezen. Bij ontstentenis van een of meer stads-geneesheerenvoorzien Burgemeester en Wethouders in hunne vervanging. De alzoo samengestelde commissie zendt, binnen drie dagen na afloop van haar onderzoek, het verlag harer bevinding in aan Burgemeeester en Wethouders. Art. 143. Indien geen nader onderzoek is verlangd of indien het nader verslag het vroeger opgemaakt proces-verbaal bevestigt, wordt namens Burgemeester en Wet houders aan den eigenaar, vruchtgebruiker of administrateur bij deurwaarders-exploit aangezegd om, binnen een door hen vastgestelden termijn, over te gaan, hetzij tot het aanbrengen van de verbeteringen iu het proces-verbaal voorgesteld, hetzij tot ontruiming of slooping van het bewuste perceel of het gedeelte daarvan. Art. 144. Wanneer aan de aanzegging in hot voorgaand artikel bedoeld niet binnen den gestelden termijn is voldaan, kan het perceel of het gedeelte daarvan, op voorstel van Burgemeester en Wethouders, bij een met redenen omkleed besluit door den Raad worden verklaard te zijn ongeschikt tot verdere bewoning, als na deelig voor de gezondheid. Bij het doen van dat voorstel worden de bezwaren van den belanghebbende over gelegd zoo deze die mocht hebben ingeleverd. Een afschrift van het Raadsbesluit wordt aan den belanghebbende, indien deze bekend istoegezonden. Bij vervolging kan de beklaagde zich evenwel niet beroe pen op het ontbreken dezer toezending. Voorschreven besluit wordt daarenboven bjj openbare aankondiging bekend gemaakt in het, in de tweede zinsnede van art. 140 aangewezen dagblad en gelijktijdig medegedeeld aan het kantongerecht en de Arron- dissements Rechtbank te Leiden, aan het Provinciaal Gerechtshof van Zuid-Holland en aan het Openbaar Ministerie bij die collegiën. Art. 145. Voorschreven besluit kan alleen op verzoek van den eigenaar, vrucht gebruiker of administrateur, en op voorstel van Burgemeester en Wethouders, door den Raad worden ingetrokken, indien (voor het geval dat het perceel of het gedeelte daarvan nog als voor herstel vatbaar is beschouwd), bewezen zal zijn dat aan den hem in art. 143 gegeven last, tot het aanbrengen van verbeteringen, is voldaan; van de intrekking geschiedt openbare kennisgeving. Art. 146. In de maand Januari en Juli van elk jaar doen Burgemeester en Wethouders openbare aankondiging van al do gebouwen, omtrent welke voorschre ven raadsbesluiten mochten genomen zijn met vermelding van de namen der eige naren vruchtgebruikers of administrateuren. Art. 147. Indien de eigenaar, vruchtgebruiker of administrateur, na de in art. 144 voorgeschreven bekendmaking van het Raadsbesluit, het daarbij vermeld perceel of gedeelte daarvan bewoont, verhuurt of onder welken titel ook laat bewonen, wordt hij gestraft met eene boete van vijf en tivintig gulden en gevangenisstraf van drie dagente zamen of afzonderlijk. Art. 148. Ieder alleen wonend persoon of hoofd van een gezin, behalve de eige naar, vruchtgebruiker of administrateur, die, na de overeenkomstig art. 144 gedane bekendmaking van het Raadsbesluit, het daarbij vermelde perceel of onderdeel daar- van bewoont of daarin nachtverblijf houdt, wordt gestraft op dezelfde wijze als in het voorgaand artikel is bepaald. Do strafbepaling is niet toepasselijk, indien niet blijkt dat de beklaagde vooraf, op eenen termijn van minstens vier weken, door de bevoegde macht tot ontruiming is aangemaand. Art. 149. Burgemeester en Wethouders, alsmede de rooimeesters hebben de bevoegdheid om, ter handhaving der bepalingen dezer afdeeling, perceelen ten allen tijde binnen te treden, mits zich gedragende naar de voorschriften van art. 3 der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad n°. 83). De, overeenkomstig de bij art. 137 en 142 aangewezen, geneesheeren hebben dezelfde bevoegdheid, mits voorzien van het bewijs hunner benoeming. De ambtenaren van politie hebben mede dezelfde bevoegdheid omtrent de perceelen of de gedeelten daarvan, welke bij raadsbesluit ongeschikt tot bewoning zijn verklaard. DERDE AFDEELING. Toezicht op prostitutie. Art. 150. Als publieke vrouwen worden beschouwd zij, die zich, hetzij tegen be taling, hetzij om niet, aan prostitutie overgeven. Art. 151. Onder bordeelen worden begrepen alle, zoowel geheime of stille, als publieke huizen van ontucht. Art. 152. Iedere publieke vrouw is verplicht zich als zoodanig aan het bureau van politie aan te geven en de ter inschrijving noodige opgaven te doen. Art. 153. Die zich als publieke vrouw aangeeft wordt terstond in een daartoo ingericht register ingeschreven, met vermelding van dagteekening, volgnommer, naam voornaam ouderdom geboorteplaatsen wijk en nummer van woning of verblijf. Dit wordt door haar, als zij schrijven kan, onderteekend. Zij ontvangt een boekje, waarin te haren opzichte hetzelfde als in het register wordt vermeldmet dagteekening en onderteekening van een commissaris van politie. Van elke verandering van woning of verblijf is zij verplicht aan het bureau van politie kennis te geven, op den dag dat de verandering plaats heeft. Hiervan ge schiedt door een commissaris van politie in bovengemeld register en boekje aan- teekening. Art. 154. Iedere publieke vrouw is verplicht haar boekje steeds bij zioh te dragen en op de eerste aanvrage van een politie-ambtenaar te vertoonen. Art. 155. Geen publieke vrouw mag zich in een bordeel bevinden of zich aan prostitutie overgeven, dan na geneeskundig te zijn onderzocht door een, van wege de gemeente, aangcstelden geneeskundige en van dozen in haar meergemeld boekje een gedagteekende en door hem met paraphe onderteekende verklaring te hebben ontvangen, waaruit van hare gezondheid blijkt. Art. 156. Na hare inschrijving moet zij zich, tot het onderzoek bedoeld in het voorgaand artikel, tweemaal 's weeks ter plaatse en tijde daartoe bepaald en aan haar bekend gemaaktaanmelden en daarbij haar boekje aan den geneesknndige ter inzage afgeven. Art. 15 7. Telkens wanneer de publieke vrouw bij het geneeskundig onderzoek gezond is bevonden, wordt eene verklaring, als is bedoeld in artikel 155, in het boekje bijgeschreven. Art. 158. De publieke vrouw, die bij het geneeskundig onderzoek bevonden is met syphilis of andere besmettelijke ziekte te zijn aangedaan, wordt terstond in een voor de behandeling dier ziekten bestemde inrichting opgenomen. Bij weigering wordt het boekje ingehouden. Art. 159. Het boekje eener publieke vrouw, die in eene inrichting als in het vorig artikel bedoeld wordt overgebrachtwordt door de politie van den geneeskun dige overgenomen en in bewaring gehouden. Zij bekomt haar boekje terug na overlegging van eene verklaring van een geneeskundige dat zij is hersteld. Van bedoelde verklaring geschiedt door een der commissarissen van politie aan- teekening in haar boekje, met vermelding van dagteekening. Art. 160. Zij die een bordeel willen openen of een bestaand bordeel naar eene andere woning willen overbrengen, zijn verplicht vooraf aan het bureau van politie aangifte te doen van hunne namen en voornamen, benevens van wijk en nummer der huizen, tyaar zij voornemens zijn het bordeel te vestigen of over te brengen. Art. 161. De bordeelhouders zijn verplicht terstond bij de opening van hun bor deel aan het bureau van politie op te geven de namen en voornamen der bij hen inwonende of bij hen verkeerende vrouwen. Van elke verandering in gemeld personeel wordt binnen 24 uur door hen aanhef bureau van politie kennis gegeven. Art. 162. Geene vrouwen mogen, zelfs niet als dienstboden, in een bordeel worden toegelatendan voorzien van een boekje met de vereischte verklaring van gezondheid. Art. 163. De opgaven der bordeelhouders worden in een afzonderlijk register ingeschreven en daarvan aan den belanghebbende een bewijs afgegeven. Art. 164. Het is aan bordeelhouders en aan publieke vrouwen verboden voor bijgangers feitelijk tot zich te trekken of wel door woorden, teekenen of gebaren te lokken. Na middernacht mogen de deuren hunner woningen niet openstaan. Art. 165. Aan de beambten van politie wordt de bevoegdheid toegekend om, met inachtneming der voorschriften van art. 3 der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad n°. 83), ter handhaving van de bepalingen van deze afdeeling, de bor deelen en de woningen of verblijven dor bordeelhouders ten allen tijde binnen te treden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1873 | | pagina 8