Art. 84. Geene uitstalling van waren of plaatsing van door kooplieden gebruikte wagens of honden geschiedt dan op de door den marktmeester aangewezen plaats, in dier voege echter, dat het verkeer en de toegang tot gebouwen en erven niet worde belemmerd. De kramen of andere inrichtingendie tot uitstalling van waren gediend hebbenmoeten vóór des avonds te negen uren van de markt worden ver wijderd. Art. 85. Ieder is gehouden", de door hem op de markten gebruikte plaats, bij zijn vertrek, van de daarop aanwezige vuilnis te reinigen, voor zooverre dit niet bepaaldelijk aan anderen is opgedragen. Art. 86. Vaartuigen, waarin de, onder den naam van ventjagers bekende koop lieden, waren ter markt brengen, moeten naden afloop der markt, op welke zij toegelaten wordende gemeente verlaten of naar de binnen- of buitenhaven verlegd worden. Art. 87. Overtreding van eenige bepaling der zes voorgaande artikelenwordt gestraft met boete van één tot tien gulden. Art. 88. De marktmeesters zijnevenals de beambten van politie, bevoegd van alle overtredingen der zes eerste artikelen van deze afdeeling op den ambtseed proces-verbaal op te maken. Botermarkt. Art. 89. De boter zal in geene andere vaten, ten verkoop, aan de markt of waag mogen worden gebracht, dan in de zoodanige, die vervaardigd zijn overeen komstig en voldoen aan de bepalingen dezer verordening, of die elders binnen het Kijk, volgens de daar bestaande wettelijke voorschriften, zijn vervaardigd, behoor lijk geijkt of herijkt, en alzoo daar nog geldend en toegelaten. Art. 90. Ten aanzien van het botervaatwerkalhier te ijken of te herijken, gelden de volgende bepalingen. Het botervaatwerk wordt verdeeld in drie soorten het vat van 40 kilogram (4); - 20 (J); - - - 10 - (A); Art. 91. Het botervaatwerk moet vervaardigd zijn van goed, zuiver, droog en gekloofd eiken-, Rijn-, Oostzeesch-, of best dicht Amerikaansch hout, zonder spint, kwade kwasten, wormgaten, of eenig ander gebrek. Oude duigen of bodemstukken mogen tot de vervaardiging van botervaten niet ge bezigd, en de vaten niet verkast worden. Art. 92. Het vaatwerk, voor de eerste maal ter ijking aangeboden, zal geheel nieuw en afgewerkt zijn en niet zwaarder wegen dan het 1 vat 7 kilogram. i 4 tV Art. 93. De afmetingen, waaraan de vaten bij den ijk moeten beantwoordenzijn: a. hoogte of diepte binnenwerks het 4 vat 460 millimeter. 4 350 T*T 1 285 b. middellijn van den bovenhoepel: het 4 vat 336 millimeter. 4 271 T\ 216 c. middellijn van den onder- of kimhoepel: het 4 vat 348 millimeter. 4 281 h TV »22I d. middellijn van den buikhoepel: het 4 vat 406 millimeter. -. 4 331 T\ 258 e. buiten-omtrek van den buik: het 4 vat 1280 millimeter. 4 - 1045 T>, 816 uiteinden het 4 vat 20 millimeter. 17 TV 13 g. dikte der duigen in den buik: het 4 vat 15 millimeter. f. dikte der duigen aan h. lengte van de kim: het 12 vat 40 milimeter. 35 w 30 Een speling ten aanzien van bovengemelde afmetingen wordt toegelatenwat be treft de dikte der duigen van twee millimeter, wat betreft de lengte van den kim van de helft der voorgeschreven lengtewat betreft den omtrek van den buik (letter e) van vijftien millimeter en wat betreft de overige afmetingen van vijf milli meter. Art. 94. Het vaatwerk moet behoorlijk dicht gekuipt en de duigen en bodems van binnen glad geschaafd zijn. De bodems mogen uit niet meer dan drie stukken bestaande dracht binnenwaarts en van buiten vlak. De 4 vaten moeten voorzien zijn van 11 hoepelswaarvan 4 aan de onder-, 3 aan de bovenzijde en de overige 2 aan 2; de 4 vaten van 10 hoepels, waarvan 3 aan de onder-, 3 aan de bovenzijde en de overige 2 aan 2; de T'ff vaten van 9 hoepels, waarvan 2 aan de bovenzijde, 3 aan de onderzijde en de overige 2 aan 2. Art. 95. Het gebruikte vaatwerk, dat ter herijking wordt aangeboden, moet voorzien zijn van het duidelijk- zichtbaar ijkmerk van het voorgaande jaar. Het tal echter niet langer dan gedurende drie jaren voor den boterhandel worden gebezigd. Art. 96. De in het voorgaand artikel bedoelde vaten zullen niet zwaarder mogen wegen dan het 4 va' 8.5 kilogram. - 4 5.0 Ttr 25 Art. 97. Het merkteeken van den ijk en herijk bestaat in den naam en het wapen dezer gemeente met bijvoeging van het jaartal. Ieder vat zal op den bodem en op de buitenzijde der duigen worden gebrand en wel op de samenvoeging der staven of duigen en op die des bodems. Bovendien zal het merk van den kuiperof het zoogenaamde huismerk op ieder vat worden ingebrand. Art. 98. Botervaten, die blijken dragen van tot andere einden te zijn gebruikt, of die vuil of onzindelijk zijn, mogen niet worden geijkt of herijkt. Hot is verboden dergelijke vaten, met boter gevuld, ter markt of waag te brengen. Art. 99. De afgekeurde vatenzoowel oude als nieuwezullen ten blijkc daar van gebrand worden met de letters A.f.g.welke, voor de vroeger geijkte vaten, op het laatste ijkmerk zullen worden geplaatst. Art. 100. Na den lsten Mei van elk jaar zullen geene botervaten op de markt of waag worden toegelatendan voorzien van het ijkmerk over dat loopend jaar. Ook na den lsten Mei, zullen op de markt of waag worden toegelaten vaten, slechts dragende het ijkmerk van het vorige jaarmits de inhoud door den waag- fteester, als belegen boter, zij erkend. Art. 101. Het ijken en herijken zal geschieden in de waag: gedurende de maanden JanuariFebruariNovember en December: op Vrijdag's voormiddags van 8 tot 1 uur; gedurende de maanden MaartAugustusSeptember en October: op Vrijdag's voormiddags van 8 tot 12 uren, rs namiddags 2 5 gedurende de maanden Aprils MeiJuniJuli-. op Woensdag's voormiddags van 8 tot 12 uren - Vrijdag's voormiddags - 8 12 's namiddags 2 5 Art. 102. De overtredingen tegen de voorgaande voorschriften op de botermarkt worden door den ijker of waagmeester bij proces-verbaal geconstateerd en ditmet het aangehouden vaatwerk, opgezonden aan den bevoegden ambtenaar van het open baar Ministerie. Het is den eigenaar evenwel vrijgelatenom vooraf het afgekeurde vat te ledigen en alzoo in het bezit zijner boter te blijven. Art. 103. Overtredingen van artt. 89 en 98 zullen worden gestraft met eene boete van drie gulden, telkens voor ieder vat, zonder dat evenwel de gezamenlijke boete het bedrag van vijf en twintig gulden zal mogen te boven gaan. Bij veroordeeling zullen de aangehouden vaten worden verbeurd verklaard. Beestenmarkt. Art. 104. De dieren ten verkoop op de beestenmarkt gebrachtmoeten volgens de aanwijzing des marktmeesters, geregeld nevens elkander, aan de daartoe bestemde touwen en palen gebonden worden. Schapen en lammeren echter worden in hokken geplaatst. De dieren mogen, zonder vergunning van den marktmeesterniet verplaatst worden. Art. 105. Het is verboden gedurende de markt stroo uit de schapenhokken of mest van de markt weg te voeren. Na de sluiting der markt wordt slechts een half uur toegestaan tot wegneming van het stroo of van den mest. Art. 106. Overtreding van eenige bepaling der beide voorgaande artikelen wordt gestraft met eene boete van één tot vijftien gulden. Van de kermis of jaarmarkt. Art. 107. De kermis of jaarmarkt, zoo zij gehouden wordt, vangt aan op Maandag der laatste volle week van de maand Juli en eindigt den daaropvolgenden Zaterdag. Art. 108. De gemeente-architect beoordeelt de samenstelling der tenten, loodsen, kramen of uitstallingen, en geeft, wanneer die voldoende wordt bevonden, daarvan een bewijs af. Art. 109. Bij het plaatsen van tenten, loodsen, kramen of stallingen, moeten de door den marktmeester gedane aanwijzigingen en gegeven voorschriften worden opgevolgd. Geen der gemelde inrichtingen mag voor het publiek worden opengesteld, tenzij verkregen zij het bewijs, bedoeld in artikel 108. Dit bewijs moet telkens op de vordering van de beambten der politie aan hen ter inzage worden aangeboden. Art. 110. De kramers zijn verplicht te zorgen, dat de kramen te middernacht gesloten en vuur en licht daar binnen zijn uitgedoofd. Op daartoe gedane aanvrage kan door Burgemeester en Wethouders een later uur van sluiting aangewezen worden. Wanneer na het sluitingsuur, door de politie in een kraam vuur of licht wordt bespeurdzal zij de wegneming daarvan gelasten en des noods zelve bewerkstelligen. Op gelijke wijs zal zij handelen ten aanzien van vuur of licht aanwezig in kramen, reeds vóór bedoeld uur gesloten en door het daartoe behoorend personeel blijkbaar verlaten. Ten einde toe te zien op en te zorgen voor de nakoming van de voorschriften van dit artikel, wordt aan de beambten van politie de bevoegdheid toegekend om, met inachtneming der bepalingen van art. 3 der Wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad n°. 83), de kramen ten allen tijde binnen te treden. Art. 111. De tenten, loodsen, kramen of stallingen moeten binnen eene week na het einde der kermis, opgeruimd worden. Art. 112. Overtreding van eenig voorschrift van art. 109, 110 al. 1 en lil wordt gestraft met boete van vijf tot vijf en twintig gulden en gevangenisstraf van één tot drie dragen, te zamen of afzonderlijk. TWEEDE AFDEELING. Slachten en verkoop van vleesch Art. 113. In ieder slachthuis, waar het niet verzameld wordt, moet het bloed onder de straat in een ruim riool vloeien, tot den aanleg waarvan vergunning van den Gemeenteraad moet zijn verkregen. Art. 114. Bij het slachten moet de slachtplaats zoo gesloten zijn, dat die han deling van de straat niet kan gezien worden. Art. 115. Vleesch mag niet op de straat of de stoepen worden uitgestald. Art. 116. Overtreding van eenige bepaling van de drie voorgaande artikelen wordt gestraft met eene boete van twee tot tien gulden. Slijterstapperskroeghouders enz. Art. 117. Zij die verlangen een koffiehuis, tapperij, slijterij of winkel op te richtentoegankelijk voor het publiek tot het bekomen en aldaar verbruiken vau wijn, bier of gedistilleerd, zijn verplicht, vooraf van hun voornemen schriftelijk kennis te geven ter gemeente-secretarie en aan het bureau van politie. Hetzelfde voorschrift geldt wanneer zij hunne nering in eene andere woning willen overbrengen. Van de kennisgeving wordt hun een bewijs afgegeven. Art. 118. De in het vorig artikel genoemde inrichtingen moeten, tenzij bij schrif telijke vergunning door den Burgemeester een later uur van sluiting mocht zijn toegestaan, voor het publiek des avonds te elf uren gesloten zijn, en van 1° April tot 30 September tot des morgens zes uren, en gedurende de overige maanden des jaars, tot 's morgens zeven uren gesloten blijven. Art. 119. Bij overtreding van eenige bepaling van de twee voorgaande artikelen worden de houders der daarbij bedoelde inrichtingen gestraft met eene boete van vijf tot vijftien gulden en met gevangenisstraf van één tot drie dagen, te zamen of afzonderlijk. Art. 120. De bezoekers, die zich bevinden in de bij artikel 117 bedoelde inrich tingen op andere tijden, dan die, waarop zij volgens de bepaling van artikel 118 of overeenkomstig de vergunning van den Burgemeestervoor het publiek mogen geopend zijn, worden gestraft met eene boete van één tot drie gulden. Art. 121. Als bezoekers worden niet beschouwd de leden des huisgezinsnoch de buiten's huis wonende bloed- of aanverwanten in de rechte linie van den houder van het huis, noch, in de huizen vermeld bij art. 124. zij, die aldaar nachtver blijf houden en op het vreemdelings-register vermeld zijn, noch ook zijwier tegen woordigheid wegens dringende omstandigheden vereischt wordt. Art. 122. Het is op straffe van eene boete van vijf gulden cn gevangenisstraf van één tot drie - dragente zamen of afzonderlijk, verboden wijn, bier of gedis tilleerd te verstrekken aan hen die in een liefdadig gesticht verpleegd worden, en bij gelegenheid van brand aan hen, die zich binnen den afgezetten kring bevin den, tenzij de Burgemeester, voor zooveel laatstbedoelde personen betreft, daartoe vergunning mocht hebben verleend. Art. 123. Aan de beambten van politie wordt de bevoegdheid toegekend, om, ten einde toe te zien op de nakoming van de bepalingen van de artikelen 118, 120 en 122, de inrichtingen bedoeld in art. 117, met inachtneming van de voor schriften van artikel 3 der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad n°. 83), ten allen tijde binnen te treden. Logementhoudersherbergiersslaapsteêhouders enz. Art. 124. Zij, die een logement, herberg, slaapstee of ander huis, waar tegen betaling nachtverblijf verschaft wordt, verlangen in te richten, zijn verplichtvooraf

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1873 | | pagina 7