Art. 37. Belemmering of stoornis in den geregelden gang of yolgorde Yati de
erkende gewapende machtvan een met toestemming van den Burgemeester gehou
den optocht of van een begrafenisstoet is verboden.
Art. 38. Overtreding van eenige bepaling van deze afdeeling wordt, voor zoo
verre daaromtrent bij het strafwetboek niet is voorziengestraft met eene boete van
eén tot tien gulden. In het geval van art. 34 kan de rechter daarenboven ook ge
vangenisstraf voor één of twee dagen uitspreken en tevens de voorwerpen van het
misdrijf, gelijk mede de middelen en de werktuigen, die tot het plegen van mis
drijf hebben gediend of besterad zijn geweest, verbeurd verklaren of bevelen dat die
voor misbruik ongeschikt gemaakt of vernietigd worden.
DERDE AFDEELING.
Het rijden met voertuigen en met of op losse paarden.
Art. 39. Voertuigen en paarden moeten stapvoets gereden worden, zoodra zulks
door de politie wordt gelast.
Art. 40. Wanneer voertuigen elkander moeten voorbij rijdenzal rechts moeten
worden uitgehaald, indien het voorbij rijden geschiedt in tegenovergestelde richting;
indien het voorbij rijden plaats heeft in deselfde richting, zal het voertuig dat
voorbii gereden wordt, rechts, en het voorbijrijdende links moeten uithalen.
Art. 41. De passage voor rijtuigen, wagens van twee of meer wielen voorzien
en sledenop welke wijze ook in beweging gebrachtkinderwagens uitgezonderd
is door de na te melden stegen, anders dan in de daarbij aangeduide richting,
verboden
door de Donker- en Maarsmansstegenin de richting naar de Breêstraat;
door de Mandenmakers-, Vrouwestegen en door de St. Pancraskerksteeg in de rich
ting naar de Haarlemmerstraat
door de Mooi-.fapiksteeg in de richting naar de Langebrug.
Bij uitzondering en om gewichtige redenen, kan door Burgemeester en Wethou
ders vergunning worden verleend om die stegen in tegenovergestelde richting te
berijden.
Art. 42. Het is verboden in de Donker-, Maarsmans-, Mandenmakers-, Vrouwe-
St. Pancraskerk- en Mooi-.fapikstegenanders dan stapvoets te rijden.
Art. 43. Voor zooverre daartegen niet is voorzien bij het Wetboek van Straf
recht, worden de bestuurders der voertuigen en paarden, bij overtreding van eenige
bepaling der vijf voorgaande artikelen, gestraft met eene boete van één tot vijfen
twintig gulden.
Art. 44. De geleiders van karren of wagens, met één of meer honden bespannen,
moeten steeds bij de kar of wagen tegenwoordig zijn en de honden aan een touw
of ketting vasthouden.
Bij het voorbijgaan van een rijtuigmoet de geleider zich tusschen dat rijtuig en
zijn kar of wagen plaatsen.
Honden mogen niet anders dan gemuilband aangespannen worden.
Niemand mag op een door honden getrokken kar of wagen zitten.
Art. 45. Bjj mistig weder of watineer sneeuw op de straten ligt, moeten paarden
voor voertuigen gespannen van bellen zijn voorzien.
De voerlieden der voertuigen zijn aansprakelijk voor de naleving van dit voorschrift.
Art. 46. Na het sluiten van eene brug mogen de bestuurders van voertuigen,
daarover niet rijdendan nadat de op het sluiten der brug wachtende voetgangers
daarover zijn gegaan.
Art. 47. Bij het aan- en uitgaan van openbare bijeenkomsten, zijn de bestuur
ders van rijtuigendie personen derwaarts voeren of van daar afhalenverplicht
in de door de politie aangewezen richting te rijden.
Wanneer geen andere bevelen gegeven worden, mogen, bij bijeenkomsten inden
schouwburg, de rijtuigen, die personen derwaarts brengen, alleen komen van de
zijde der Turfmarkt, en bij het afhalen, alleen wegrijden in de-richting naar de
Turfmarkt. Na het afzetten van personen aan den Schouwburg moeten de voer
tuigen in de richting van de Mare doorrijden. Bij bijeenkomsten in de Stads-gehoor-
of concertzaal, mogen zij alleen komen van de zijde van het raadhuis, en bij die
in het gebouw der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, van de zijde der Ruïne.
In het laatste geval moeten zij naar de tegenovergestelde zijde wegrijden.
Art. 48. De bestuurders van voertuigen zijn verplicht de in het belang der
openbare veiligheid gegeven bevelen der politie, omtrent het rijden of verblijven op
de straat hunner voertuigen, op te volgen.
Art. 49. Niemand mag voertuigen of losse paarden, op straat alleen laten, dan
behoorlijk aan hekken, palen of ringen voor een huis, met toestemming van den
bewonervastgemaakt.
Dergelijk vastmaken aan gebouwen, leuningen, hekken of boomen aan de gemeente
of het Rijk toebehoorende, is verboden.
Art. 50. Noch met losse paarden, noch met voertuigen door beesten getrokken,
noch met handwagens mag op de klinkerstraat worden geredenanders dan om
personen op te nemen of af te zetten of om uit te wijken. Op straten en grachten
uitsluitend met klinkers geplaveid, is het verbod in de eerste zinsnede van dit artikel
slechts toepasselijk op dat gedeelte der straat dat zich uitstrekt ter breedte van één
meter, genomen uit de rooilijn der stoepen en, waar deze ontbreken, uit die der
gebouwen.
Kinderwagens worden in de bepaling van dit artikel niet begrepen.
Art. 51. Het is verboden twee of meer paarden anders dan behoorlijk aan elkan
der vastgebondenaan de hand te leidenof de straat te berijden met aan elkander
gespannen voertuigen.
Zoogenaamde waagwagens zijn hiervan uitgezonderd.
Art. 52. Overtreding van eenig voorschrift van deze afdeeling wordt, voor zoo
verre daartegen niet bij het strafwetboek is voorziengestraft met boete van één
tot tien gulden.
VIERDE AFDEELING.
Toezicht op vee en andere dieren.
Art. 53. Stieren mogen niet vervoerd wordendan van kniebanden voorzien en
door een daartoe geschikten geleider aan een touw of ketting vastgehouden.
Het drijven van vee door de gemeente is toegestaan, onder de bepaling echter
dat zich bij één of twee runderen één geleider, bij drie tot twaalf ïunderen twee
geleidersbij dertien tot twintig runderen drieen bij een getal daarboven vier
geleiders moeten bevinden.
Art. 54. Het is verboden paarden, ezels, runderen, kalveren, varkeusschapen
lammeren, bokken of geiten te laten losloopen of op openbaren gemeentegrond te
laten grazen of weiden.
Het losloopen van kippen op openbaren gemeentegrondzonder vergunning van
Burgemeester en Wethouders, is verboden.
Art. 55. Overtreding van eenige bepaling van de twee voorgaande artikelen
wordt gestraft met boete van drie tot tien guldenvoor zooverre daartegen bij de
algemeeue strafwet niet is voorzien.
Art. 56. De dieren genoemd in art. 54, le alinea, niet van een geleider voor
zien, worden geschut.
Art. 57. Geschut vee, dat niet, binnen acht dagen na oproeping des eigenaars
in de Leidsche Courant, is afgehaald, wordt in het openbaar verkocht. De opbrengst
wordt, na aftrek van alle kosten, in de gemeentekas gestort en aan den eigenaar,
wanneer deze zich aanmeldt, uitbetaald.
Art. 58. Behalve op de hondenmarkt, is het verboden honden, die niet aange
spannen zijnop straat vast te leggen.
Art. 59. Niemand mag honden, die hij gewoon is als trekdieren te gebruiken,
laten losloopen.
Art. 60. Het is verboden honden of eenige andere dieren op straat te tergen of
te mishandelen.
II Art. 61. Overtreding van eenige bepaling der drie voorgaande artikelen wordt
I gestraft met eene boete van éé?t tot drie gulden.
1 Art. 62. Honden, die in strijd met art. 59 losloopen, worden opgevangen en,
wanneer zij niet binnen 48 uren door den eigenaardie voldaan heeft aan art.
254 van het Wetboek van Strafvordering, opgeëischt zijn, in het openbaar verkocht.
Met de opbrengst zal gehandeld worden als in art. 57 is bepaald.
Art. 63. Gedurende den tijd door Burgemeester en Wethouders te bepalen,
mogen honden niet anders dan gemuilband op straat gelaten worden. Overtreding
dezer bepaling wordt gestraft met eene boete van drie tot vijf gulden.
Honden, welke gedurende den door Burgemeester en Wethouders bepaalden tijd
zonder muilband op straat gevonden worden, moeten door de beambten van politie
opgevangen, of, als die opvanging te moeilijk is, afgemaakt worden.
Art. 64. Door of van wege de politie worden terstond afgemaaktalle op de
straat aangetroffen honden, die verschijnselen van dolheid vertoonengelijk ook
hondendie gebeten zijn door een hond waaraan zoodanige verschijnselen zijn waar
genomen.
Art. 65. Andere dieren, ten aanzien van welke vrees voor dolheid bestaat,
wordenals zij op straat worden gevondenin eene door Burgemeester en Wet
houders aan te wijzen plaats afzonderlijk opgesloten, totdat alle gevaar, volgens
eene door een veearts af te geven verklaring, geacht moet worden geweken te zijn.
Bij ontdekking van watervrees, zorgt de politie dat zij terstond worden afgemaakt.
Art. 66. De houder van een dier, dat vermoed wordt dol te zijn of dat door
een dol dier is gebeten, is in de gevallen, waarin door de wet geen aangifte aan
den Burgemeester mocht worden gevorderdverplicht daarvan terstond kennis te
geven aan het bureau van politie en bet dier op de eerste aanmaning van wegt
de politie aan deze af te geven.
Bij weigering van bedoelde afgifte wordt het dier door de politie in beslag ge
nomen.
Na de afgifte of in beslagneming blijven de dieren onder bewaring der politie,
totdat uit een door een veearts afgegeven verklaring blijke, dat alle gevaar ge-
weken is.
Zoodra zich dolheid openbaart, worden zij terstond afgemaakt.
De kosten van onderhoud komen voor rekening hunner eigenaars.
De beambten der politie hebben de bevoegdheid om ter handhaving van de be
palingen van dit artikel, met inachtneming van de voorschriften van de Wet van
den 31 Augustus 1853 (St. n°. 83), de woningen der ingezetenen ten allen tijde
binnen te treden.
Art. 67. Verzuim van de kennisgeving of weigering van de afgifte, gevorderd
bij het voorgaand artikel, wordt gestraft met boete van vijf en twintig gulden en ge
vangenisstraf van één tot drie dagente zamen of afzonderlijk.
VIJFDE AFDEELING.
Gebruik van vuurwapenen en afsteken van vuurwerken.
Art. 68. Geen vuurwapenen mogen op of over de straat, uit gebouwen of op
erven worden afgeschoten. Overtreding van deze bepaling wordt gestraft met eene
boete van vijf tot tien gulden.
Art. 69. Het is verboden, uit gebouwen, op of over do straat of op erven,
zonder verlof van Burgemeester en Wethouders, eenig vuurwerk hoegenaamd ai
te steken.
VIJFDE HOOFDSTEK.
POLITIE OP DE GEMEENTEWATEREN.
Art. 70. Het is verboden kalk, steenen, afbraak, hooi, stroo, asch, beenderen,
afval van groenten of van ooft, mest, roet, bloed, ingewand, grom van visch,
krengen of eenige vuilnis hoegenaamd in gemeentewater te werpen.
Art. 71. Geen vaartuigen mogen zóó gelegd worden, dat zij de doorvaart of,
het geval van lading of lossing uitgezonderd, het aanleggen aan den wal belemmeren.
Art. 72. Zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders mag, behalve in
de Haven, geene vaste ligplaats in de wateren dezer gemeente worden ingenomen.
Art. 73. Geen houtvlotten mogen door de wateren binnen de gemeente gevoerd
wordendan uiterlijk ter breedte van drie en een halveu meter en ter lengte van
hoogstens zestig meter.
Art. 74. Zonder toestemming van den Gemeenteraad is het verboden de wateren
der gemeente te vernauwen, daarin hoofden, platingen, stoepen of dammen te stellen,
palen te bevestigen of daarover planken te leggen of bruggen te 6laan. Zonder
toestemming van Burgemeester en Wethouders mogen de gemeentewateren op gee
nerlei wijze tijdelijk worden belemmerd of daarin vischtonnen of vischbennen worden
gelegd.
Art. 75. Behalve aan den pachter van de bagger en zijne-bedienden, wanneer
zij op zijn last handelen, is het verboden zonder vergunning van Burgemeester en
Wethouders, in de wateren der gemeente te baggeren.
Art. 76. Schuiten met vuil, beer, bagger, opgevischt stroo, grom van visch of
mest beladen, moeten op aanzegging van wege de politie, terstond uit de gemeente
worden verwijderd.
Art. 77. Zwemmen of baden in de gemeentewateren is, behalve in dealgemeene
zwem- of badplaats bij de voormalige Heerenpoort, verboden.
Art. 78. Overtreding van eenige bepaling van dit hoofdstuk wordt gestraft met
boete van één tot twintig gulden.
Indien in geval van overtreding van artikel 75 mocht blijken dat de overtreder,
binnen de laatste twaalf maanden, voor gelijk feit is veroordeeld, zal de rechter
tevens de verbeurdverklaring uitspreken van de schuit en de gereedschappenwelke
tot baggeren gebruikt werden.
ZESDE HOOFDSTUK.
Openbare vermakelijkheden en verlotingen.
Art. 79. Het houden of aankondigen van tooneelvoorstellingen of vertooningen
van eenigerlei aard, van muziek- of danspartijen, tot welke de toegang voor het
publiek openstaat, van openbare feesten, vermakelijkheden of optochten op de straat,
op andere dagen dan worden bedoeld bij art. 4 van de wet van 1 Maart 1815 n°.
18 (Staatsbl. n°. 21), mag niet plaats hebben zonder schriftelijke toestemming van
den Burgemeester.
Art. 80. De verlotingen, bij art. 5 van het souverein besluit van 22 Juli 1814
j (Staatsbl. n°. 86) bedoeld, mogen, zonder schriftelijke toestemming van Burgemeester
en Wethouders, niet worden gehouden op de openbare straat of in gebouwen, waar
J het publiek toegang heeft.
Overtreding van eenige bepaling van dit of van het voorgaand artikel, wordt
gestraft met boete van vijf tot- vijftien gulden en met gevangenisstraf van èèn tot
drie dagen, te zamen of afzonderlijk.
ZEVENDE HOOFDSTUK.
TOEZICHT OP DE MARKTEN EN OP DE UITOEFENING VAN NERINGEN EN BEDRIJVEN.
EERSTE AFDEELING.
Markten.
Art. 81. Het is den kooplieden verboden te markten op andere plaatsen, dagen
en uren, dan voor elke markt in het bijzonder door den Gemeenteraad zijn aange
wezen.
Art. 82. Het is niet geoorloofd eenige waren op de markt te koop te stellen,
dan na toelating van den marktmeester, en niet, dan tegen betaling van het daar
voor gestelde marktgeld.
Art. 83. De waren mogen niet vroeger dan een half uur vóór den aanvang dei-
markt uitgestald worden en moeten binnen gelijke tijdsruimte na het eindigen wor
den weggeruimd.