BIJVOEGSEL behoorende tot de Leidsche Courant van Vrijdag' J4 Aovembcr JS73JV°. 269- ALGEMEENE POLITIEVERORDENING De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN doen te weten, dat I door den Raad dier gemeente, in zijne vergadering van den 16den October 1873, is vastgesteld de volgende voor de gemeente Leiden. EERSTE HOOFDSTUK. het kommeren van woningen en erven. Art. Alle woningen en erven moeten aan hun hoofdingang, op eene voor de voorbijgangers duidelijk zichtbare plaats, binnen acht dagen, na vanwege de politie bekomen aanzegging, door den eigenaar, van een op diens aanvragedoor den amb- j tenaar van den Burgerlijken Stand, op te geven nomtner worden voorzien, ter grootte van minstens 45 millimeter. Bij het verven der deurkozijnen of bij het vertimmeren der gebouwen moet dat nomruer tijdelijk, op eene zichtbare plaats en niet hooger dan twee meter uit den grond, worden aangewezen, hetzij op den gevel zelf, hetzij op de daarvóór ge- j plaatste schutting. Overtreding van eenige bepaling van dit artikel wordt inet boete van één tot orie gulden gestraft. TWEEDE HOOFDSTUK. vestiging en verandering van woonplaats. Art. 2. Zijdie overeenkomstig de bepalingen van het Koninklijk besluit van den 3den November 1861 (Staatsblad n*. 95) aangifte hebben gedaan van het overbrengen van hunne werkelijke woonplaats van elders naar deze gemeente, en daarvan eene verklaring hebben gedaan aan het bestuur van deze gemeenteont vangen op het bureau van den Burgerlijken Stand van die verklaring een bewijs, dat zij verplicht zijn binnen 24 uren aan den heer der gebuurte, in welke zij zijn komen wonen, te vertoonen ten einde deze het voor gezien teekene en in zijn re gister inschrijve. Art. 3. Ieder die binnen deze gemeente verhuistis verplicht daarvanbinnen e'e'ne maand na de verhuizing, aangifte te doen op het bureau van den Burgerlijken Stand, en daarbij op te geven, wat tot de invulling van het bevolkingsregister nood zakelijk is. Hij ontvangt van die aangifte een bewijs, dat hij binnen 24 uren aan den heer der gebuurte, in welke hij is komen wonen, vertoont, ten einde deze het voor gezien teekene en in zijn register insehrijve. Hij is mede verplicht, binnen ééne maand na verhuizing, daarvan kennis te ge ven aan den heer der gebuurte, welke hjj verlaten heeft. Art. 4. Overtreding van eenig voorschrift van de beide voorgaande artikelen wordt gestraft met eene boete van één tot drie gulden. DERDE HOOFDSTUK. gebruik van openbaren gemeentegrond. Art. 5. Zonder vergunning van den Gemeenteraad mag niemand op openbaren gemeentegrond planten, bouwen of eenig getimmerte stellen. Art. 6. Zonder schriftelijke toestemming van Burgemeester en Wethouders, is het verboden anders dan op daartoe aangewezen markten, openbare gemeentegrond in te nemen tot het opslaan, uitstallen, bergen of bewerken van voorwerpen, of over openbaren gemeentegrond voorwerpen te hangen, lager reikende dan twee en een halven meter, gemeten uit den grond, onverminderd de verplichting tot beta ling van hetgeen volgens tarief, door den Gemeenteraad vastgesteld, voor dat ge bruik mocht worden gevorderd. Het verlof kan door Burgemeester en Wethouders, ten allen tijde, worden inge trokken. Art. 7. Zonder vergunning van den Gemeenteraad is het ophangen van vachten, garen- en wollen stoffen of van andere voorwerpen aan de leuningen van bruggen of aan eenig ander openbaar gemeentewerk verboden. Art. 8. Het is verboden elders dan waar zulks door het gemeentebestuur is toe gestaan, vee op de straat of stoep te plaatsen. Art. 9. Bij het bouwen of herstellen van panden is het geoorloofd de noodige steigers op de straat te stellen en daarop materialen te plaatsen, mits men zich ge- drage naar de aanwijzing door den gemeente architect, onder goedkeuring van Bur gemeester en Wethouders, te geven. Art. 10. De deuren, die hij het bouwen of herstellen van panden geplaatst moch ten worden in schuttingen of andere afsluitingen, mogen niet over de openbare straat openslaan. Hij die last heeft gegeven tot het maken der schutting of afslui ting, of, zoo zulks zonder daartoe bekomen last is geschied, hij die ze heeft daar- gesteld, is aansprakelijk voor de naleving van dit voorschrift. Art. II. Zonder schriftelijk verlof van Burgemeester en Wethouders mag in de straat geen gat gebroken worden; de verzoeker is verplicht de bij het verlof door Burgemeester en Wethouders, zoo noodig in het belang der openbare veiligheid, te geven voorschriften op te volgen. Na afloop van het werk, wordt de straat van wege de gemeente, doch op kosten iles verzoekers, hersteld. Het verlof wordt niet verleend dan na vooruitbetaling der tot herstelling der straat vermoedelijk noodige kosten. Art. 12. Pennen of staken mogen niet tusschen de straatsteenen gestoken, noch touwen of kettingen aan hoornen, lantaarnpalen, of brugleuningen vastgemaakt worden. Waar walpalen ontbreken en eenig vaartuig tot laden of lossen voor korten tijd eene ligplaats behoeft, mag van de hoornen gebruik gemaakt worden tot het aan slaan van een touw of ketting. Ken en ander zal echter in dat geval met een lap zeildoek, kleed of mat moeten omwonden zijn. Art. 13. De vergunningen, in dit hoofdstuk bedoeld, moeten op de eerste aan vrage aan de beambten der politie worden vertoond. Art. 14. Overtreding van eenige bepaling van dit hoofdstuk wordt gestraft inet eene boeto van één tot vijf en twintig gulden en gevangenisstraf van een tot drie da gen, te zamen of afzonderlijk. VIERDE HOOFDSTUK straatpolitie. EERSTE AFDEELING. liet reinhouden dei- straat. Art. 15. Karpetten, matten, gang- en trapkleeden of andere stofverspreidende voorwerpen mogen niet op de straat worden gereinigd dan des morgens vóór tien uren en des avonds na tien uren, en niet dan vóór de woningen of erven der eige naars of bewoners. Vloerklecden of tapijten mogen op geene andere plaatsen dan die, welke door Burgemeester en Wethouders daartoe zullen aangewezen zijn, uitgeklopt worden. Art. 16. Asch en vuilnis mogen niet anders worden opgehaald en vervoerd, dan in den morgen, gedurende April en de vijf volgende maanden tot zeven nren, ge durende de overige maanden des jaars tot acht uren. Asch mag niet verzameld of vervoerd worden dan in geheel gesloten karren, aan de achterzijde voorzien van deuren en zeilen, of in overdekte vaartuigen, zoodat geen verstuiving kan plaats hebben. Asch- of vuilniskarren mogen niet worden overladen noch mag daaruit in andere karren overgeladen worden. Het uitziften der asch is verboden. Vervoer van opgehaalde asch en vuilnis met schuiten, karren of wagens naar de bergplaats is niet anders geoorloofd dan in den morgengedurende April en de vijf volgende maanden tot acht uren, gedurende de overige maanden des jaars tot negen uren. Wegvoeren van asch, vuilnis of andere specie, die op gemeentegrond wordt aan getroffen, is verboden, tenzij dit geschiede op daartoe, overeenkomstig het bepaalde in art. 17 alinea 2, ontvangen last. Die asch of vuilnis aan of van de huizen der ingezetenen wil weghalen of ver voeren of doen weghalen of vervoeren is verplicht van dat voornemen schriftelijk kennis te geven aan Burgemeester en Wethouders, met opgave van het getal kar ren, wagens en schuitendie hij daartoe wenscht te bezigen, alsmede van de berg plaats, waar hij de opgehaalde asch en vuilnis zal brengen. Hij bezorgt die kennis geving ter Secretarie, waarvoor hem een bewijs van ontvangst wordt afgegeven. De bepalingen van de eerste, vierde, vijfde en zesde alinea zijn niet van toepas sing op hen, die van wege de gemeente belast zijn met het ophalen van asch en vuilnis. Art. 17. Geen puin, aarde, klei, uitgedolven grond of diepgoed mag op de open bare straat worden nedergelegd, dan voor het geval en voor zoo lang zulks, hij in lading, noodig is. Dergelijke specien op gemeentegrond aangetroffen, moeten, op de eerste waar schuwing van wege de politie, weggeruimd worden. Art. 18. Het is verboden op de openbare straat eenig vee te slachten, gevogelte te dooden, bloed, ingewand, grom van visch, krengen, kalk, steenen, afbraak, hooi. stroo, asch, beenderen, afval van groenten of van ooft, mest, roet of eenige vuilnis hoegenaamd op straat te werpen, gelijk mede, om vloeibare stoffen op straat te laten afloopen. Art. 19. Het is verboden aan of op de openbare straat buiten de daar gestelde waterplaatsen (urinoirs), datgene te verrichtenwaartoe die inrichtingen zijn bestemd. Art. 20 Ruimen of doen ruimen van sekretenputten of riolen en vervoeren of doen vervoeren van beer, sekreetvuil of gier mag niet geschieden dan met schrifte lijke vergunning van Burgemeester en Wethouders en niet anders dan tusschen elf uren des avonds en vijf uren des morgens. Ingeval van dringende noodzakelijkheid kan door Burgemeester en Wethouders verlof worden gegeven tot het verrichten dei- werkzaamheden bedoeld in de eerste alinea van dit artikel ook op andere dan de daarbij vastgestelde uren. Art. 21. Beer of sekreetvuil moet dadelijk in wagens of schuiten buiten de ge meente gevoerd worden. Art. 22. Ieder die beer of sekreetvuil zal hebben vervoerd, is verplicht om des morgens vóór zeven uren, de straat, langs welke het vervoer heeft plaats gehad, te reinigen. In geval van vervoer van paardemest moet de straat onmiddellijk daarna gereinigd worden. Art. 23. Overtreding van eenige bepaling der in deze afdeeling voorkomende ar tikelen wordt, voor zooverre daartegen niet bij het strafwetboek is voorziengestraft die van art. 15 en 19 met eene boete van één gulden, die van art. 17 en 18 met eene boete van één tot vijf gulden en die van de artt. 20, 21 en 22 met eene boete van één tot tien gulden. Bovendien zullen bij niet voldoening aan de waarschuwing, bedoeld in art. 17 alinea 2, de specien worden in beslag genomen en, bij veroordeeling, door den rechter kunnen worden verbeurd verklaard. Die zonder het bewijs, vermeld in art. 16, alinea 6, asch of vuilnis weghaalt of vervoert, of door zijne werklieden doet weghalen of vervoeren, zoo ook die in strijd handelt met eenige andere bepaling van gemeld artikel, wordt gestraft met eene boete van één tot tien gulden en gevangenisstraf van ee'n tot drie dagente zamen of afzonderlijk. Indien ingeval van overtreding van eenig voorschrift van art. 16 mocht blijken dat de overtreder binnen de laatste twaalf maanden voor gelijk feit is veroordeeld, zal de techter tevens de verbeurdverklaring uitspreken van de schuiten, karren of wagens en gereedschappendie tot het weghalen of wegvoeren van asch of vuilnis gebruikt werden. TWEEDE AFDEELING. Zorg voor orde en veiligheid op straat. Art. 24. Mest, ter beschutting tegen vorst, voor keldergaten geplaatst, mag zich niet verder dan een halven meter uit den gevel uitstrekken. Art. 25. De bewoner of bruiker van een pand is, bij gladheid der straten, ver plicht, dadelijk na aanzegging van wege den Burgemeester, genoegzaam zand, asch of turfmolm' op de geheele breedte der klinkerstraat, langs zijn huis of erf, te strooien. Op straten en grachten, uitsluitend met klinkers geplaveid, is het strooien slechts verplichtend over eene breedte van twee meter, genomen uit de rooilijn der stoepen en, waar deze ontbreken, uit die der gebouwen. Art. 26. De bewoner of bruiker van een pand is verplichtbinnen drie uren na aanzegging van wege den Burgemeester, de sneeuw of het ijs op de straat vóór of rondom zijne woning of zijn erf weg te ruimen en bijeen te brengen in destraten, luidden op de straat, op de grachten, aan de waterzijde en op de pleinen, tot op den afstand van vier meter uit den gevel of muur. Vóór die aanzegging is het wegruimen of bijeenbrengen verboden. Art. 27. Van daken of uit goten mag, tenzij iemand beneden op do straat de voorbijgangers waarschuwe geen sneeuw worden nedergeworpen. Die sneeuw moet dadelijk worden weggeruimd. Art. 28. Het op of over de straat werpen met steenen of andere voorwerpen is verboden. Art. 29. liet is verboden eenig voorwerp aan een huis of steiger op te hijschen of neder te laten, zonder de voorbijgangers te waarschuwen. Art. 30. Op gemeente-berden of openbaie gebouwen mag niets worden aange plakt dan na bekomen vergunning der politie. Het is verboden die stukken of andere die van wege het openbaar gezag zijn aangeplakt, af te scheuren of oulecs- baar te maken. Art. 31. Zonder vergunning des Burgemeesters, mogen rondreizende muziekan ten, liedjeszangers, goochelaars, koorddansers of springers hun bedrijf niet op straat uitoefenen. Art. 32. Zonder verlof van don geleider is het verboden achter op rijtuigen te klimmen of zich daaraan vast te klemmen. Art. 33. Het is verboden door met een zweep te klappen of op eenige andere wijze, op de straat paarden te verschrikken. Art. 34. Kaart-, dobbel- of hazardspel en spelen inet centen op straat, is ver boden. Art. 35. Zonder bevel van wege Burgemeester en Wethouders, is het verboden uit de bestratingen der gemeente steenen los te maken of losliggende steenen tc verplaatsen. Art. 36. De bruiker van een bewoond perceeldie bij onreinheid van dat ge deelte der openbare straat dat voor dat perecel gelegen is of daaraan grenst, nalaat voor de reiniging daarvan zorg te dragen, zal, na bekomen aanzegging van wege het Hoofd der politie, tot reiniging zijn verplicht, binnen den tijd van twaalf men na de aanzegging. Het zand, dat bij herstelling der straat daarop gesnoeid wordt, mag gedurende de eerste vier weken daarvan niet worden weggeveegd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1873 | | pagina 5